Jasje-dasje borrelen op een sociëteit: Zo heurt het wél in Den Haag
Den Haag staat niet bekend om zijn studentenleven. Toch krijgt de verenigingscultuur voet aan de grond in de snelst groeiende studentenstad, zien ze bij de Haagsche Studenten Vereeniging. “Al worden we raar aangekeken als we zo over straat lopen.”
“Wat willen jullie drinken?” De vier zit nog niet in de klok, maar op de sociëteit van de Haagsche Studenten Vereeniging (HSV) is het niet snel te vroeg voor een borrel. “De biertap is niet aangesloten,” verontschuldigt bestuurslid Frederick Smit zich vanachter de toog.
“Bols-cola? Dat is een beetje ons huisdrankje.” Onder een plafond met monumentale ornamenten schenkt de student sociaal-juridische dienstverlening de jenevertjes-prik in. Aan de wand achter hem hangen wapenschilden van de disputen die hier wekelijks bijeenkomen om te borrelen. Met twee bestuursgenoten klinkt Smit de glazen. “Proost.”
Al negentig jaar vormt de HSV een studentikoos eilandje in een stad zonder universiteit. Nee, Den Haag staat niet bepaald te boek als studentenstad. Anders dan in steden als Leiden en Delft zie je in het straatbeeld weinig terug van een traditionele studentencultuur.
Maar tijden veranderen. Den Haag is de snelst groeiende studentenstad van het land, met een toename van liefst 40 procent in de afgelopen tien jaar. Inmiddels telt de hofstad bijna dertigduizend studenten, vooral hbo’ers, waarmee Den Haag in aantallen weinig onderdoet voor Leiden en Delft zelfs overtreft. De studenten zijn er dus. Nu nog een studentencultuur.
Spoorstudenten
“Het is een beetje een zooi,” zegt Dietmar Lander, praeses (voorzitter) van de HSV, bij binnenkomst. Op de vloer van de barruimte ligt her en der een verdwaalde strohalm. “Van het weekend hadden we hier het boerenfeest,” verklaart hij.
“Leden vonden het leuk om stro mee te nemen.” Het monumentale pand aan de Burgemeester Karnebeeklaan is een studentensociëteit uit het boekje: doorleefd meubilair, afgebladderde kozijnen, spaarzame verlichting.
De sociëteit sluit pas als er minder dan vijf leden aanwezig zijn.
En die geur. De muffe zweem van met bier doordrenkt hout hangt onmiskenbaar in de borrelzaal. Hier gelden de mores van de verenigingscultuur: geen telefoon, niet met de rug naar de bar en nooit slechts één drankje bestellen. Leden van de HSV gaan correct gekleed (jasje-dasje, geen gympen), al trekt niemand zijn zondagskleding aan – wordt toch maar vies. “Dit zijn mijn borrellaarsjes,” verklaart abactis (secretaris) Eva van den Bos haar schoeisel.
De HSV werd in 1929 opgericht door Haagse spoorstudenten die het (nachtelijk) reizen van en naar de Leidse sociëteit beu waren. Dat ging overigens niet zonder slag of stoot. Delftse en Leidse corpsstudenten verstoorden de oprichtingsceremonie. In een stad zonder universiteit heurt geen studentenvereniging, vonden zij.
“De volgende dag is de vereniging in het geheim alsnog opgericht,” grinnikt praeses Lander. Negentig jaar later telt de HSV zo’n tweehonderd actieve leden. Daarmee mag ze zich behalve de oudste ook de grootste studentenvereniging van de stad noemen (al schermen meer verenigingen met die titel). “Onze leden zijn van alles wat,” vervolgt Lander. “Veel studeren aan de Haagse Hogeschool. Daarnaast hebben we ook behoorlijk wat leden die hier wonen en in een andere stad studeren. We zijn niet gelieerd aan één opleidingsinstituut.”
Grappen op de sociëteit
Van de vier studentenverenigingen in Den Haag is de HSV de traditioneelste, vertellen de drie bestuursleden aan een ronde statafel in de borrelzaal. “Intac staat bekend als feestvereniging, de Navigators zijn christelijk en Pelargos is een roeivereniging,” legt ‘assessor secundus’ Smit uit. Dat traditionele karakter vertaalt zich niet alleen in dress- en gedragscodes, maar ook in grappen. Neem deze statafel. Rondom de gaten in het tafelblad, waarin drankbekertjes handig blijven hangen, staan de namen geschreven van de leden van een jaarclub. “Eén van hen is in ongenade gevallen,” vertelt Van den Bos, wijzend op een gat. “Als iemand zijn drankje daarin zet, zal een ander lid het bekertje enthousiast eruit tikken.”
We zijn voorzichtiger geworden met ontgroeningen, op alcohol wordt streng gelet
Studentenhumor. In andere steden kijken ze er niet van op, maar in Den Haag is men weinig gewend. Neem alleen al de studentikoze uitdossing. Voor speciale gelegenheden (en die zijn er vaak) verschijnt het vijfkoppige HSV-bestuur getooid in pak, gilet, das en – hun troef – een sjerp om de schouder. “Als wij zo over straat lopen, worden we raar aangekeken,” aldus Smit.
Verenigingsleven
Op het stadhuis zijn ze zich hiervan bewust. De grote studentenaanwas vraagt om meer studentencultuur, stelt het college van B en W in het coalitieakkoord. ‘Een wervend studentenklimaat met voldoende faciliteiten, zoals studentenverenigingen, is daarbij belangrijk.’ De voornemens van het college om de openingstijden van de horeca te versoepelen en het magere uitgaansaanbod een impuls te geven, zijn deels bedoeld om meer studenten aan de stad te binden.
“De Haagse Hogeschool besteedt de laatste jaren meer aandacht aan het verenigingsleven,” merkt Lander. Zo organiseert studentenbureau ACKU jaarlijks een introductieweek (‘Oh Oh Intro’), waarin verenigingen zich kunnen presenteren aan de kersverse lichting studenten.
“Vroeger was het een introductiedag, nu is het een volle week,” vertelt Lander tussen de genoeglijke trekjes van een sigaret door. De verenigingen zelf werken bovendien veel samen om zich te verkopen. “Dat is vrij uniek,” zegt Smit. “We zijn allen kleine verenigingen en verschillen genoeg om niet in elkaars vijver te vissen.”
Nederlands
Een Haagse studentencultuur komt zo allengs tot wasdom. Alleen profileert Den Haag zich daarbij nadrukkelijk als internationale stad. En ja, buitenlandse studenten worden niet gauw lid van een vereniging als de HSV. “Ze zijn natuurlijk welkom,” benadrukt Smit, “maar hier gebeurt alles in het Nederlands.”
Wie wel lid wordt, formeert een jaarclub en kan zich aansluiten bij een dispuut. Ook kent de vereniging (minder serieuze) genootschappen, zoals het Minimale Genootschap, voor iedereen onder de 1 meter 65, en het Wildplasgenootschap, voor… nou ja, wildplassers. Aan de bar kun je regelmatig reünisten treffen, soms van in de zestig, die enthousiast verhalen uit de oude doos oplepelen. “Eentje heeft een vaste plek aan de bar,” vertelt Smit trots. Nergens in de sociëteit hangen klokken, want ook hier geldt het studentenadagium ‘gezelligheid kent geen tijd’. Tot in de kleine uurtjes kan het feest doorgaan, zegt Van den Bos. “De sociëteit sluit pas als er minder dan vijf betalende leden aanwezig zijn.”
Ontgroeningen
Terwijl Den Haag investeert in zijn studentenleven, zit de traditionele verenigingscultuur in het verdomhoekje. De afgelopen jaren werden misstanden bij verschillende corpsverenigingen breed uitgemeten. Het Groningse Vindicat bleek een mishandeling tijdens de ontgroening te hebben toegedekt.
Het Leidse Minerva kwam na een ontluisterend zelfonderzoek tot de slotsom dat de sociëteit op de schop moet. Andere verenigingen hebben, al dan niet op last van gemeente of universiteit, maatregelen genomen om ontgroeningen te beteugelen, of in ieder geval uit het zicht te houden. Eén filmpje op internet is immers voldoende om een vereniging in grote verlegenheid te brengen.
Ook de HSV ontkomt niet aan deze cultuuromslag. Net als elders ondergaan aspirant-leden een kennismakingstijd (KMT) bij de HSV. Over de invulling van deze groentijd willen de bestuursleden weinig kwijt. “Het is een achtbaan van emoties,” kan Van den Bos wel verklappen. En dan hebben disputen ook nog eigen rites de passages. Omdat studentenverenigingen onder een vergrootglas liggen, heeft het bestuur aanpassingen gemaakt. “We zijn vooral voorzichtiger geworden,” legt Smit uit.
Ik ga weleens naar een college of een tentamen, maar meestal ben ik hier bezig.
Het bestuur waakt ervoor dat ontgroeningsrituelen in het openbaar plaatsvinden. “En er wordt streng gelet op alcoholgebruik: een aspirant-lid drinkt niets, de begeleidende commissie en het bestuur moeten broodnuchter zijn.”
Niet spieken
Het is een studentikoze bende in de ‘Senaatskamer’, het kantoortje van het bestuur. Op tafel staat een halflege fles jenever, tegen de muren leunen oude fauteuils en parafernalia, zoals een antieke kassa en dito radio. Uit de kroonluchter steekt slechts één peertje, dat het dan wel weer doet. Aan de wand hangen foto’s van besturen die Lander, Van den Bos en Smit voorgingen. Onder de tafel schijnen namen geschreven te staan van leden die seks hebben gehad in de nabije commissiekamer, maar spieken is er niet bij – dat mogen alleen de gelukkigen zelf.
Zal de studentikoze romantiek overleven? Door de toegenomen prestatiedruk hebben studentenverenigingen meer moeite met het vinden van geschikte bestuursleden die bereid zijn hun studie een jaartje links te laten liggen. “Er zijn leden die twee studies doen, meerdere nevenfuncties hebben en nóg is het niet genoeg,” illustreert Van den Bos. Ook het HSV-bestuur viel de zoektocht naar zijn opvolgers niet mee. “Vind maar eens mensen die het behalve willen ook kúnnen. Als quaestor (penningmeester, red.) moet je je wel een heel boekhoudsysteem eigen maken.”
Voltijdsfunctie
Het vraagt nogal wat, zo’n bestuursjaar. Niet voor niets is het een voltijdsfunctie. “Ik ga weleens naar een college of een tentamen, maar het grootste deel van mijn tijd ben ik met de vereniging bezig,” aldus Van den Bos. Dat is geen vergooide tijd, benadrukt Smit, wat de strebers die voor een bestuursfunctie bedanken ook mogen denken. “Het is heel leerzaam. Je zit aan tafel met grote bedrijven en de gemeente, en bouwt een enorm netwerk op.” En vooruit, het is ook beregezellig – of ‘supermooi’, zoals een lid zou zeggen. Van den Bos hoeft de bierlucht maar te ruiken om het te weten. “Dit is mijn tweede thuis.”