Brandweercommandant Esther Lieben: ‘Er hadden in die asregen doden kunnen vallen’

Ze waakt over de brandveiligheid van stad en regio en is daarmee een van de machtigste vrouwen van Den Haag. Brandweercommandant Esther Lieben zit 35 jaar in het vak. Ze vertelt over hinderlijke regeltjes, de vuurstorm op Scheveningen en die keer dat ze werd belaagd.

Door

De centrale werkplaats van het brandweerhoofdkwartier aan de Dedemsvaartweg staat vol ‘tankautospuiten’. Een uit Wassenaar, een uit Leidschendam en een aantal wagens uit Den Haag. Slangen liggen uitgerold, koppelstukken worden nagekeken. Geüniformeerde monteurs buigen zich over de geopende motorkappen. “Het is druk. Alle wagens waaraan gisteravond iets kapot is gegaan, worden gerepareerd,” zegt brandweercommandant Esther Lieben, terwijl ze vanaf de galerij zwaait naar een van de mannen beneden.

Het korps moest de avond ervoor – een paar weken geleden – stevig in actie komen bij een felle bedrijfsbrand op het Forepark, niet ver van de snelweg A4. Die hoefde niet te worden afgesloten. Net niet. De incidenten rijgen zich aaneen in een grootstedelijk gebied als Haaglanden. Eerder deze week ontruimde de brandweer nog het Kurhaus, wegens een ‘middelbrand’ op een hotelkamer.

Het korps bereidt zich nu langzaamaan voor op de altijd gezellige Haagse jaarwisseling. Voor het eerst in drie jaar mogen er weer vreugdevuren worden ontstoken.

Wat vindt u daarvan?

Esther Lieben: “Er gelden nu strenge regels, onder meer over de hoogte van de brandstapels. Dat is goed. Dat is ook in lijn met het beleid dat al jaren van kracht is: de vuren uit de stad verplaatsen naar veiligere locaties. Vroeger had je 35 vuren of zo, daar weet ik alles van. We reden ons helemaal gek. Ramen van huizen sprongen soms door de hitte. Alleen: bij de jaarwisseling 2018/2019 is het toch uit de hand gelopen door de steeds hoger wordende vuurstapels. Veertig meter was bizar.”

Had u niet van tevoren moeten ingrijpen?

“Dat is niet aan ons. De burgemeester bepaalt dat.”

Maar er zaten vaten diesel in die Scheveningse stapel.

“Dat wisten wij niet. Als we het wel hadden geweten, was het misschien anders gegaan. Het aanbrengen van die brandversnellers was een misdrijf, hartstikke illegaal. Het is een wonder dat er die nacht geen ernstige ongelukken zijn gebeurd, ja, dat er geen doden zijn gevallen. Ik vind dat nog steeds een wonder. Er was veel publiek, er waren ook veel politiemensen, brandweerlieden en boa’s op de been. Er vlogen door de hitte en vliegas dingen zomaar in brand. Een van mijn bevelvoerders zei: dit heb ik nog nooit meegemaakt.”

Uit interne communicatie in die nacht blijkt dat een wat later te hulp geroepen brandweereenheid klaagde dat er weinig meer te doen was. Is dat niet een beetje raar, hopen op een brand?

“Nee, dat vind ik niet. Ik denk dat je dat met elk vak hebt. Je bent voor iets opgeleid, je bent specialist. Dan wil je dat vak ook uitoefenen. Een brandweerman of -vrouw die niet vaak in actie hoeft te komen, ja dat kan moeilijk zijn. Ik ben er eigenlijk wel trots op dat ze teleurgesteld waren. Natuurlijk houden ze niet van brand en ellende. Wat ze wél willen, is dingen oplossen met goed optreden. Maar in Haaglanden bestaat dat probleem van te weinig actie niet. Het is hier zó druk, dat er elke dag wel wat te doen is. Dat geldt ook voor de andere grote steden.”

 

Voor een eigen opleiding kregen we de handen niet op elkaar. Tja, dan creëer je je eigen shit
Esther Lieben

 

Esther Lieben werkt al 35 jaar bij de brandweer. Dat is een klein beetje gevierd en ze vindt het wel ‘een mijlpaal’. “Al ziet niet iedereen dat tegenwoordig als positief. Jongeren hoppen wat sneller van baan naar baan. Maar in mijn geval ging het allemaal sneller dan ik zelf doorhad. En blijkbaar is het toch werk dat bij me past. Ik heb trouwens ook bij de brandweer in Utrecht en Rotterdam gewerkt, dus er was genoeg afwisseling.”

U hebt dus alle rangen doorlopen?

Esther Lieben: “Ik ben op een aparte manier binnengekomen. Na mijn vwo heb ik de lerarenopleiding lichamelijke opvoeding gedaan. Na wat invallen op scholen kwam er toen een vacature voor sportleraar bij de brandweer. Dat ben ik gaan doen en die wereld beviel zodanig goed, dat ik me heb aangemeld voor de toenmalige Rijksbrandweeracademie. Er volgde een test voor vierhonderd man in Utrecht. Vijftien gingen er door: veertien jongens en ik. In anderhalf jaar werden we klaargestoomd voor de functie van brandweerofficier. Het had ook allemaal anders kunnen lopen, maar die officiersopleiding is toch wel een gouden zet geweest.”

Is het niet eens tijd om te verkassen?

“Nee, het is ook van belang voor een organisatie dat er mensen zijn die blijven. Ik weet het, bij het rijk wisselen topambtenaren verplicht geregeld van baan. Daar laat ik me verder niet over uit. Maar bij de brandweer en andere crisisdiensten heb je ook gewoon specifieke vaardigheden en kennis nodig. Steeds maar weer nieuwe mensen wil zeggen dat je blijft opleiden. Stel je voor dat onze brandwachten (brandweermannen en -vrouwen, red.) na drie jaar zouden zeggen: ik ga maar weer eens bouwen aan m’n cv… Dat werkt natuurlijk niet. Maar het is dus wel een groot probleem, het vasthouden van mensen.”

 

Een gat in de bardienst is vervelend, te weinig brandweervrijwilligers kan levens kosten
Esther Lieben

 

In 2020 werd Esther Lieben uitgeroepen tot ‘Overheidsmanager van het jaar’. Velen roemden haar doorzettingsvermogen, authenticiteit, inzet voor vrouwen en diversiteit, en ook haar afkeer van te veel vergaderen en van ‘managementsystemen’. Sinds 2010 is ze ook algemeen directeur van de Veiligheidsregio Haaglanden.

En dan een broertje dood hebben aan vergaderen?

Esther Lieben: “Natuurlijk vergader en overleg ik veel. Maar altijd met in mijn achterhoofd: je kunt wel eindeloos blijven praten, maar er moet ook nog wat gedaan worden. Je kunt steeds maar weer het systeem willen verbeteren en weer een ‘vergadercyclus in-ten-si-ve-ren’. Maar ik denk dan: ja jongens, maar uiteindelijk moet er ook gewoon geblust worden. We moeten ook aan de slag.”

Is dat niet een beetje een dooddoener: handen uit de mouwen en dan komt alles goed?

“Nee! Er zijn te veel regeltjes in dit land. Te veel harde en zachte regelgeving. Als we niet oppassen, komt alles tot stilstand en krijg je niks meer veranderd. Neem de opleidingsduur voor nieuwe brandweerofficieren, die is bizar lang. Je mag al blij zijn als je goede mensen kunt krijgen. Daarnaast moeten mensen continu een proeve van bekwaamheid laten zien. Dan weer dit en dan weer dat. Dat kan gewoon effe niet meer. Vertrouwen we onze mensen niet of zo? Wat is dat toch? Ik vraag beleidsambtenaren wel eens of dat bij hen ook zo is, al die checks. Dan zitten ze me glazig aan te kijken. Vinden ze een heel rare vraag.”

U verliest mensen door al die regeltjes?

“Dat speelt een rol. Wat je overal ziet, is dat de uitvoerende diensten mensen tekortkomen. Kader en managers genoeg. Maar brandwachten, verpleegkundigen, conducteurs, gewone politiemensen. Ja jongens, dan kunnen we nog meer beleidsnota’s schrijven, maar als je geen mensen hebt die het nog willen doen of kunnen doen, dan houdt het wel op. We moeten deze banen aantrekkelijk zien te houden. Financieel, maar ook qua werkdruk en regeltjes. Ik heb geprobeerd in Den Haag samen met ROC Mondriaan een eigen brandweeropleiding op te zetten. Kregen we de handen niet voor op elkaar. Tja, dan creëer je je eigen shit.”

U komt dus ook mensen tekort.

“Met heel veel wervingsactiviteiten lukt het nog net om voldoende brandwachten aan te trekken. Maar met specialistische functies gaat het steeds moeilijker. Bijvoorbeeld beoordelaars (inspecteurs brandveiligheid, red.), mensen die bijvoorbeeld adviseren over bouwprojecten. Dan hebben we vaak hbo’ers nodig, ingenieurs. Die verdienen hier weinig in vergelijking met wat ze kunnen krijgen in het bedrijfsleven. Dus die functies krijgen we slechts met heel veel moeite ingevuld. Of helemaal niet.

Lukt het nog om voldoende vrijwilligers te werven?

“Dat is mijn andere zorg. Een deel van onze mensen, bijvoorbeeld in het Westland, is vrijwilliger. Wij zien wat je overal ziet, in buurthuizen en bij sportverenigingen: wie wil zich er nog voor inzetten? Een gat in de bardienst is natuurlijk vervelend, maar te weinig brandweervrijwilligers kan levens kosten. Dus aan die werving besteden we ook veel aandacht.”

Kan dat nog wel in de dichtbevolkte Randstad, een deels vrijwillige brandweer?

“Bij ons bestaat 70 procent van het korps uit beroepsmensen, net als in Amsterdam. Dat kan niet anders. Als je per kazerne vier of vijf keer per dag moet uitrukken, lukt dat niet meer met vrijwilligers. Die blijven belangrijk, ook als extra mankracht bij grote incidenten. Ik maak me wel zorgen over de bevolkingsgroei en de toenemende verdichting van de steden. We zien het aan de data: als de bevolkingsgroei toeneemt, stijgt het aantal branden. Zie bijvoorbeeld de grote brand in de Wouwermanstraat, waarvan de diepere oorzaak waarschijnlijk overbewoning was. Dan komt er in de gebieden waar we nu vooral vrijwilligers inzetten een keer een kantelpunt, dat het gewoon niet meer lukt. En dat je bijvoorbeeld een deel van de dag toch beroepsmensen nodig hebt. Dan rijzen de kosten wel de pan uit.”

U noemt de Wouwermanstraat. Welke lessen zijn daaruit te trekken?

“Dat woningcorporaties en andere verhuurders hun rol moeten pakken. Twintig mensen in één appartement is onveilig. Soms wordt de elektriciteit doorgelust of zijn er gevaarlijke situaties in keukens. Huiseigenaren moeten hun verantwoordelijkheid nemen.”

Maakt u zich zorgen over de energiearmoede en de gevaarlijke dingen die mensen gaan verzinnen om toch hun huis te verwarmen?

“We geven altijd al adviezen. Maar ik heb er moeite mee om nu als brandweer te gaan zeggen dat mensen geen petroleumstelletje of wat voor ding dan ook mogen gebruiken. Er zijn nu eenmaal mensen die zo krap zitten, dat ze het allemaal niet meer kunnen betalen. Dan vind ik dat daar een taak ligt voor de overheid om met maatregelen te komen en voor huiseigenaren om te zorgen voor betere isolatie van woningen. Problemen met kacheltjes en gevaarlijke elektra waren er altijd al. En een van de grootste gevaren blijft koolmonoxide bij slechte verbranding. We blijven waarschuwen voor die sluipmoordenaar.”

U wordt geroemd om uw inzet voor de positie van vrouwen bij de brandweer. Moet u daar nog altijd hard voor knokken?

“Toen ik erbij kwam, 35 geleden, waren er nauwelijks vrouwen. Er kwamen zelfs brieven van echtgenotes van brandweerlieden. Die zeiden: wat krijgen we nou, vrouwen op de kazernes? Nou daar moet je bij mij niet mee aankomen. Ik zei: dan moet je bij je man zijn. Om even aan te geven hoe uitzonderlijk het allemaal was: de eerste tien jaar heb ik in mannenkleren gelopen. Uniformen voor vrouwen waren er niet. Er is veel verbeterd. Maar ik blijf heel alert. We hebben vertrouwenspersonen, een maatschappelijk werker en een bedrijfsarts. Ik verwacht van iedere leidinggevende dat hij even alert is als ik. We werken met zijn allen hard aan een veilige bedrijfscultuur. Er komen trouwens maar heel weinig klachten. Daar ben ik trots op.”

Weinig haantjesgedrag?

“Kijk, er is zoiets als groepsdynamiek. Neem de mariniers in Noorwegen. Gaan voor elkaar door het vuur in het veld. Maar in de kroeg doen ze dat ook wel eens. En dan gaat het soms mis. Dat is heel moeilijk: dat je iets nodig hebt van zo’n groep – dat ze onder bizar slechte omstandigheden sterk opereren – wat je even later weer niet kunt gebruiken. Ik weet er alles van en ik stuur daar keihard op. Het laten zitten kan niet, want dan loopt het snel uit de hand.”

Hebt u zelf vrouwonvriendelijk gedrag meegemaakt?

“Vaak genoeg. ’t Gekke is: het gebeurt nooit in je gezicht. Het zijn meestal vormen van uitsluiting, omgeven door geroddel. Halve aanrandingen heb ik ook meegemaakt. Niet in Nederland, maar bij een opleiding in Engeland. Het was bij de wilde kanaries af, wat daar allemaal gebeurde. Lang geleden heb ik als officier van dienst weleens wat meegemaakt. Bij een of andere kroeg was voor de zoveelste keer een automatisch alarm afgegaan. Ik erheen. Er was geen brand, maar wel een dronken gezelschap dat mij ter vermaak op het biljart wilde zetten en wie weet wat ze nog meer in gedachten hadden. Net toen het bedreigend werd, kwam de bemanning van een tankautospuit binnenvallen. Die kenden dat café en vermoedden dat het weleens mis kon gaan met een brandweervrouw alleen. Mooi moment.”

De laatste keer dat Haagse brandweerlieden zijn omgekomen tijdens het uitoefenen van hun taak was in 1987, met Kerstmis. Bij een brand in het cellenblok van het hoofdbureau van politie aan de Burgemeester Patijnlaan kwamen twee brandweermensen en twee arrestanten om het leven. Lieben begon toen net als sportleraar bij het korps, maar herinnert zich het drama nog goed. “Gelukkig zijn er sindsdien geen slachtoffers meer gevallen in onze gelederen. Maar die brand is natuurlijk een traumatische ervaring geweest. Elk jaar herdenken we de slachtoffers, elke vijf jaar wat uitgebreider. Dat is dus weer zover over een paar weken. Dat blijven we doen.”

Meer informatie: www.brandweer.nl/haaglanden

Onze redactie biedt dit verhaal uit de Den Haag Centraal (DHC) van donderdag 1 december 2022 gratis aan. Wilt u meer Haags nieuws lezen? Koop dan de papieren editie van de krant Den Haag Centraal. Klik hier voor alle verkooppunten. U kunt ook een (proef)abonnement nemen. U ontvangt DHC 10 weken voor slechts 10 euro.

Standaardportret
Bekijk meer van