(Recensie) Lebbis op de grens van het leven
Met scherpzinnige ideeën en een ongebreidelde energie zoekt cabaretier Hans Sibbel in ‘De Bovengrens’ constant inspirerend de limieten van het menselijk bestaan op.
Hans Sibbel, artiestennaam Lebbis, werd enige jaren geleden getroffen door een ernstige auto-immuunziekte. Die is hij inmiddels allang en rijkelijk te boven, hij is terug van eigenlijk nooit echt weggeweest. Vorig seizoen gaf hij samen met journalist Jeroen Smit een groot aantal theatercolleges: ‘Bruto Nationaal Geluk’.
Ze togen door het land om het publiek ervan te overtuigen geen slaaf meer te zijn van de koopjes in de supermarkt, maar zich te richten op wat werkelijk van belang is in een mensenleven. Het economisch denken regeert de mens. Maar de economie moet weer dienend worden, was daarbij de kerngedachte.
Dit seizoen staat Lebbis solo in de vers gekweekte, groen gekostumeerde onemanperformance ‘De Bovengrens’. Hij laat zien dat hij ook in z’n eentje vanouds gevat is, sterker: scherp als de neten. In zijn nieuwe theatershow levert hij overtuigende kritiek op universele menselijke domheid.
Obesitas
Zoiets als: ik app, dus ik besta. Ik koop, dus ik besta. Ik eet, dus ik besta. En ik denk, dus ik besta. Die laatste zegswijze is, als we Lebbis op zijn woord mogen geloven, volkomen in onbruik, is niet meer van deze tijd. Want, zegt hij, ga maar na: nu al overlijden meer mensen aan obesitas dan aan honger. ‘En we worden allemaal te dik en we flikkeren steeds meer weg.’
In ‘De Bovengrens’ strijdt hij met verve tegen een toenemende trage domheid van de mens, een diersoort die, hoewel verlicht als nooit tevoren, niettemin alras afstevent op zijn zelfverkozen, zelfgecreëerde ondergang. ‘Twee dingen zijn oneindig: het universum en de menselijke domheid. En van het universum weet ik het nog niet zeker.’
Het was ene Albert Einstein die dit zei. Lebbis kreeg diens aforisme bij een kerstdiner in zijn Christmas-cracker. Lebbis’ bijbehorende relativiteitstheorie: al voortbordurend hebben wij, mensen, schaarste nodig als we geen slachtoffer wensen te worden van onze eigen domheid. Wij, u en ik dus, zijn alreeds ‘to the max’. De mensheid is volgens hem al zo ver doorgeëvolueerd dat we een bovengrens bereikt hebben.
Lebbis: ‘We zijn stom bezig’
Lebbis, onder andere zelfbenoemd minister van Geluk, zei in een interview bij NRC Handelsblad: ‘De meeste mensen weten wel wat er mis is, maar laten dat niet goed tot zich doordringen. Het is makkelijk om het te verdringen, maar als je alles op een rijtje zet, en dat deed ik een tijdje geleden, dan moet je toch vaststellen: wat zijn we stom bezig.’
En we worden allemaal te dik en we flikkeren steeds meer weg.
Lebbis is en blijft een klassiek ‘angehauchte’ cabaretier. Hij houdt zijn publiek graag een spiegel voor. Inktzwarte bespiegelingen? In zekere zin, maar dan wel met voortdurend een glimlach op het gelaat. In deze voorstelling doet hij met zijn stijl onwillekeurig denken aan gelijkluidende statements van een ‘ouderling’ als Youp van ’t Hek, die in de jaren negentig ook al expliciet en stevig schudde aan de boom van overvloed en doorgeschoten consumentisme.
Of, nog dik anderhalf decennium daar weer voor, aan Neerlands Hopers Freek de Jonge en Bram Vermeulen en hun galmende geweten. Op hun beurt ijkte het duo de klok op die van de Franse filosoof Herbert Marcuse. Ouwe meuk? Lebbis toont overtuigend aan dat dit thema opnieuw hyperactueel is. In de kern stemt dat treurig. Blijkbaar hebben we in al die jaren niets bijgeleerd.
Toch is er in ‘De Bovengrens’ niet echt een pessimistische toon te bespeuren, ook al omdat Lebbis zijn kenmerkende boute tirades (die zijn gebleven), in dit geval gericht tegen aandeelhouders en verzekeringsagenten, afwisselt met meer luchtig gestemde verhalen. Daarin klinkt hoop op een wereldwijd betere toekomst door.
Zo’n hoog oplaaiend idealistisch vuur om de wereld te veranderen is niet al te vaak te ontwaren bij cabaretiers. Zo doet hij op geestige wijze verslag van een wanhoopspoging om een rustplaats te vinden voor de vogel die tegen zijn ruit vloog. En vindt hij ten slotte een zeer onconventionele oplossing.