Historica Anne-Lot Hoek onderzocht geweld op Bali
Nieuw historisch onderzoek naar wat ooit ‘politionele acties’ werden genoemd, maakt duidelijk dat Nederland vuile handen heeft gemaakt. Zelfs op het idyllische Bali, concludeert historica Anne-Lot Hoek.
Pijnlijke zaak voor Nederland en ook voor Den Haag als ‘weduwe van Indië’. Historici stuiten steeds vaker op aanwijzingen voor oorlogsmisdrijven, gepleegd tijdens de ‘politionele acties’ na de Tweede Wereldoorlog. Die term verhulde dat er op veel plekken een vuile oorlog is gevoerd met een overdaad aan martelingen en executies. De Zwitsers-Nederlandse historicus Rémy Limpach opende de doofpot definitief met zijn studie ‘De brandende kampongs van Generaal Spoor’ (2016). Een veelzeggende titel. De Vlaming David van Reybrouck zorgde voor het Indonesische perspectief met zijn bestseller ‘Revolusi’ (2020). Volgend jaar worden de resultaten verwacht van een breed wetenschappelijk onderzoek dat mede wordt geleid door het Nederlands Instituut voor Militaire Historie in Den Haag. Maar vlak daarvoor publiceert de van oorsprong Haagse journaliste en historica Anne-Lot Hoek (43) – haar vader Cees is juwelier in de Papestraat – het 700 pagina’s tellende boek ‘De strijd om Bali’. Ze hoopt er volgend jaar op te promoveren aan de Universiteit van Amsterdam.
Maar Bali! Dat was toch altijd al een rustig droomeiland met een vredelievende bevolking?
“Dat is nu juist het grote misverstand. Alleen al in de negentiende eeuw zijn er vijf militaire expedities naar Bali gestuurd. Na de bezetting van het eiland werd er door de kolonialen een vredelievend imago gecreëerd. Toen Nederland na de Tweede Wereldoorlog zijn gezag over Indonesië poogde te herstellen, stuitte het op onverwacht felle tegenstand van de Indonesische nationalisten, ook op Bali. Indonesische historici spreken in dit verband over een poging tot herkolonisatie. Het optreden paste volledig in de koloniale traditie.”
Hoe kwam u ertoe juist de dekolonisatie van Bali te gaan bestuderen?
“Ik publiceer al tien jaar over de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd. Maar in 2013 kwam Bali in beeld. Ik kwam in contact met de inmiddels overleden veteraan Charles Destrée in Parijs. Hij toonde mij een album met verschrikkelijke foto’s van militaire acties op Bali. Rijen lijken, een kapotgeschoten gezicht. Destrée wilde aan het einde van zijn leven, dat tot op de bodem werd uitgezocht wat er allemaal op Bali is gebeurd. Die handschoen heb ik opgepakt.”
[Tekst gaat verder onder afbeelding.]
Wat voegt uw studie toe aan wat Limpach en Van Reybrouck al hebben gedaan?
“Ik kom met een integrale visie op het vergeten verhaal van Bali. Limpach onderzocht Nederlands militair geweld op basis van archiefonderzoek. Van Reybrouck werkte vooral met ‘oral history’. Ik heb beide gedaan. Daarnaast heb ik ook de Balinese strijd vanaf 1846 in beeld gebracht, net als de wisselwerking tussen het geweld tijdens de onafhankelijkheidsoorlog en de Nederlandse politieke besluitvorming, En ik deed onderzoek op Bali, waar ik vijf keer naartoe ben geweest. Ongelofelijk wat er in het Nationaal Archief allemaal te vinden is. Alleen al het inventariseren en verzamelen van die bronnen kostte me drie maanden. En dan moest ik ze nog bestuderen. Daarnaast heb ik een rijke verzameling aan memoires en brieven verwerkt, ook uit toen nog ongeopende privéarchieven. Verder heb ik zo’n 120 personen geïnterviewd, onder wie zowel Indonesische als Nederlandse veteranen. Het is wel een beetje uit de hand gelopen, want uiteindelijk heb ik aan dit boek zeven jaar gewerkt.”
Maar we wisten toch allang dat er excessen zijn geweest? Zoals die van kapitein Westerling op Celebes (Sulawesi). Wijlen Cees Fasseur schreef lang geleden al de ‘Excessennota’.
“Het waren alleen geen excessen. De boodschap was lang: er is hard gevochten en soms was er een exces. Maar de geweldsexcessen waren structureel, zo schreef Limpach, en ten minste op Bali ook systematisch zoals nu blijkt. De structuren van geweld zie je meteen al in het taalgebruik, zoals Nederlandse officieren die het verzet wilden ‘elimineren’ of ‘vernietigen’. Fasseur heeft maar zeer beperkt onderzoek gedaan, omdat het politiek niet gewenst was om man en paard te noemen. Ook was de lobby van de veteranen nog te sterk. In 1988 ging Loe de Jong een stap verder toen hij werkte aan de Indische delen van zijn grote overzichtswerk over de Tweede Wereldoorlog; hij gebruikte de term ‘oorlogsmisdrijven’, maar zag zich na felle kritiek vanuit de veteranenlobby genoodzaakt dat woord uit de tekst te verwijderen.”
Waarom werd er nu juist op Bali zo hard opgetreden?
“Dat had vooral een politieke reden. In de onderhandelingen met de Republiek werd in 1946 afgesproken dat er een deelstaat Oost-Indonesië zou komen, min of meer onder Nederlands gezag. Bali hoorde bij die deelstaat en het moest daarom een toonbeeld van rust en orde zijn en van loyaliteit aan Nederland. Het ging om machtsbehoud en daar moest alles voor wijken.”
De militairen vuurden gemiddeld 150 patronen en twee hand- of mortiergranaten per gedode strijder af.
Het dramatische hoogtepunt van het boek, dat dus eigenlijk een dieptepunt was, is de keiharde strijd die in 1946 losbarstte op het eiland. KNIL-eenheden kwamen op 2 maart 1946 aan land. Nieuwe Nederlandse troepen kwamen later in de zomer. Over het doel van de komst van die laatsten bestond geen misverstand. Majoor König liet de militairen weten dat hun een ‘attractieve taak’ wachtte, namelijk ‘het breken van het laatste verzet en medewerken aan de pacificatie van dit beroemde eiland’. Dat viel nog niet mee. Het Balinese verzet werd kundig geleid door de vorstenzoon I Gusti Ngurah Rai, die vóór de oorlog in het KNIL had gediend. Ook zijn strijders maakten zich overigens schuldig aan wreedheden, zo komt in het boek naar voren.
Rai maakte uiteindelijk geen kans tegen de beter bewapende Nederlanders. Op 20 november raakte hij met zijn strijders in Marga, in het hart van Bali, omsingeld. De Nederlandse troepen vielen aan en bleven schieten, ook vanuit vliegtuigen, tot er niemand meer in leven was. Uit rapporten over de verbruikte munitie blijkt dat de militairen gemiddeld 150 patronen en twee hand- of mortiergranaten per gedode strijder afvuurden. Officieel kwamen 96 Balinezen om, in werkelijkheid vermoedelijk zeker 200. De lijken werden op een dorpsplein gelegd om de bevolking schrik aan te jagen.
En toen werd het rustig.
“Nee. Het verzet ging door, maar raakte wel intern verdeeld. Het geweld is nog zo’n twee jaar doorgegaan totdat de laatste strijdgroepen zich overgaven. Dat was in 1948. Eén jaar later was de soevereiniteitsoverdracht en nog een jaar later werd Oost-Indonesië onderdeel van de Republiek.”
Een belangrijk deel van het boek gaat over het netwerk van gevangenissen, tangsi’s, dat de Nederlandse troepen opzetten. Wat ontdekte u daarover?
“Martelingen en executies waren een wijdverspreid en systematisch fenomeen. Naar schatting zaten er in 1947 zo’n tienduizend Balinezen vast om politieke redenen. Er werd bij verhoren systematisch gemarteld, er werd ontzettend veel geslagen met bamboe of houten en rubberen stokken en er werd gemarteld met elektrische stroom, door onderdompeling in een waterbassin en door verdachten boven een vuur te houden. Ook zijn er vaak gevangenen geëxecuteerd. ‘Je schiet ze dood of je jaagt ze weg,’ kreeg een sergeant van een meerdere te horen. Vele Indonesische getuigen bevestigen dat er vaak stapels lijken aan de kant van de weg lagen of dat strijders spoorloos verdwenen. Ook hebben Nederlandse veteranen in gesprekken bevestigd dat zij gevangenen hebben gedood, omdat er een tekort aan ruimte en personeel was. Zoals een van hen vertelde: ‘Ga maar een plasje doen, zeg je dan, en dan knal je hem neer. Klaar.’ De kampen waren een exponent van de geweldsstructuur, maar ook van een koloniale cultuur.”
Ik kom met een integrale visie op het vergeten verhaal van Bali
Op de erebegraafplaats bij het dorp Marga liggen 1372 strijders. Maar u denkt dat er meer doden zijn gevallen?
“Daar ga ik wel van uit. Ik schat dat er minstens vierduizend Balinezen zijn gedood. Dat kan ik niet bewijzen, want van vele slachtoffers bestaat geen ‘paper trail’, een spoor in de archieven. Het geweld werd bewust stilgehouden, want op Bali moest en zou het rustig zijn. Als je alle nieuwe informatie en getuigenissen combineert, dan lijkt de schatting die een Canadese historicus in de jaren tachtig deed, dat er tweeduizend Balinezen zijn omgekomen, te laag te zijn geweest.”
En nu, nu het boek er ligt? Een zwart gat?
“Absoluut niet. Ik moet het geheel nog van een academische inleiding voorzien. En daarna hoop ik er volgend jaar op te promoveren. Dat lijkt een rare volgorde, maar tegenwoordig mag je in Amsterdam al vóór je promotie publiceren. Ik vond eind november een belangrijk symbolisch moment. Op 20 november was het 75 jaar geleden dat I Gusti Ngurah Rai werd gedood. Ik weet nog niet precies wat ik na mijn promotie ga doen. Vermoedelijk weer een koloniaal onderwerp. Mogelijk de dekolonisatie van Nieuw-Guinea of Zuidelijk Afrika, waar ik ooit met onderzoek ben begonnen.”
Anne-Lot Hoek, ‘De strijd om Bali – Imperialisme, verzet en onafhankelijkheid 1846-1950’. Uitgever: De Bezige Bij. Prijs: € 39,99.
Onze redactie biedt u dit verhaal uit de Den Haag Centraal van donderdag 16 december 2021 gratis aan. Wilt u meer Haags nieuws lezen? Klik hier voor alle verkooppunten. U kunt ook een (proef)abonnement nemen. U ontvangt DHC 10 weken voor slechts 10 euro.