Annemarie Cottaar, historica die van migranten mensen maakte
Donderdag werd afscheid genomen van de vorige week overleden Haagse historica Annemarie Cottaar (Amsterdam, 1955). Zij publiceerde veel over migranten.
‘Vreemdelingen hebben altijd deel uitgemaakt van de Haagse bevolking, maar in de stadsgeschiedenis is er weinig over hun belevenissen terug te vinden.’ Met deze zin begon het in 1998 verschenen boek ‘Ik had een neef in Den Haag’. Auteur was historica Annemarie Cottaar, verbonden aan de Universiteit Leiden en later aan de Universiteit van Amsterdam, en gespecialiseerd in de migratiegeschiedenis. Zij overleed vorige week na een lange strijd tegen longvlieskanker te hebben gevoerd.
Het boek van destijds was geen dorre studie met een overmaat aan cijfers, maar wel het verhaal over vreemdelingen die deel gingen uitmaken van de Haagse samenleving. Of, zoals ze zelf schreef, een boek over ‘wat de eerste religieuze voorzieningen voor moslims in Den Haag waren, door wie de eerste Surinaamse voetbalclub in 1962 werd opgericht en welke onuitwisbare sporen Italiaanse terrazzowerkers hebben nagelaten’. Kortom, een verhaal over mensen. Het is de rode draad in het uitgebreide oeuvre van Cottaar.
Annemarie Cottaar werd geboren in Amsterdam. Haar vader was de sportjournalist Jan Cottaar, ‘de Mart Smeets van zijn tijd’, volgens Cottaars echtgenoot Wim Willems. Annemarie studeerde geschiedenis in Leiden en werkte onder meer bij het Centrum voor onderzoek van Maatschappelijke Tegenstellingen. Cottaar deed vaak samen onderzoek met Willems en Leo Lucassen, nu hoogleraar arbeids- en migratiegeschiedenis. ‘Zij was van grote betekenis voor de Nederlandse migratiegeschiedenis,’ schreef Lucassen eerder deze week in een in memoriam.
Over het Indisch leven
Cottaar verwierf in 1995 landelijke bekendheid met het boek ‘Mensen van de reis’ over woonwagenbewoners, Sinti en Roma. Volgens haar over het algemeen geen ‘klaplopers, dieven en nietsnutten’, zoals het vooroordeel wil, maar juist mensen die als reizende ambachtslieden in hun levensonderhoud voorzagen en ook nodig waren. Eén jaar later promoveerde zij op dit onderwerp. Er zouden nog vele boeken over migranten volgen, zoals ‘Zusters uit Suriname’ (2003) en ‘Indisch leven in Nederland’ (2006). In 2009 schreef zij samen met Fatima Laouikili en Nadia Bouras ‘Marokkanen in Nederland’, een boek over de eerste generatie gastarbeiders. In 2012 verrichtte zij samen met Steven Adolf onderzoek naar Spaanse migranten en terugkeerders. Daaruit kwam onder meer de tentoonstelling ‘Mi casa, su casa’ in het Museon voort.
In 2016 werd Cottaar benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau. Toenmalig locoburgemeester Rabin Baldewsingh belichtte toen uitgebreid haar verdiensten voor de Haagse samenleving en de geschiedschrijving. ‘Met uw werk bouwde en bouwt u bruggen tussen culturen. Vooroordelen worden weggenomen, aannames kunnen – gelukkig – de prullenbak in. Bovendien weet u migratiegeschiedenis door middel van woord en beeld toegankelijk te maken voor een breed publiek.’
Familie en vrienden namen donderdagmiddag afscheid tijdens een druk bezochte bijeenkomst in de Binckhorst. Annemarie Cottaar is daarna begraven op Oud Eik en Duinen. Op de rouwkaart stond de tekst: ‘Met ieder die haar raakte / deelde zij de genade / van haar liefde. / Tot het laatste moment.’