DHC bezocht de exclusieve perspreview van de kunstbiënnale in Venetië (foto’s)
Benno Tempel, curator van het Nederlands paviljoen op de Biënnale van Venetië, wil met de expositie ‘The Measurement of Presence’ een beweging in gang zetten. “Journalisten, galeriehouders en verzamelaars zullen anders moeten gaan nadenken over kunstenaars van kleur.”
Plots hangt er een dichte mist boven de Giardini, het park van de kunstbiënnale in Venetië. Benno Tempel, directeur van het Gemeentemuseum Den Haag maar nu namens Nederland actief op dit internationale kunstpodium, heeft vandaag zijn rode sneakers aangetrokken. Hij kijkt vanaf het trapje van het Rietveld-paviljoen met een bezorgde blik naar het grote, witte gebouw achter hem. “Heftig hè, die vernevelaar bij het hoofdpaviljoen.” Het wordt er niet warmer op bij ons.”
Met ‘ons’ doelt de curator op de lichte presentatieruimte waar de kunstenaars Iris Kensmil en Remy Jungerman sinds woensdag voor Nederland acte de présence geven op de tweejaarlijkse, toonaangevende kunstmanifestatie. De Biënnale zal naar verwachting de komende zes maanden meer dan een half miljoen bezoekers trekken. Tempel neemt intussen reacties in ontvangst. “Het journaille is vandaag erg positief,” zegt hij opgetogen.
Goede reacties kan Tempel wel gebruiken. Nadat bekend werd dat zijn concept uit zeventig inzendingen het uitverkorene was, kregen Tempel en het Mondriaanfonds, de organisatie achter de kunstbiënnale, de nodige kritiek te verduren. Want de weduwe van de derde exposant, Stanley Brouwn (1935-2017) bleek de samenwerking niet te zien zitten. Tempel was fel over ‘de onkunde van de landelijke pers’, maar wil nu vooruitkijken. “Het doet niets af aan de kwaliteit of het idee achter deze expositie. Zowel Kensmil als Jungerman hebben een hommage aan Brouwn in hun werk gebracht.”
Afwijking
Meteen bij binnenkomst is duidelijk waarom de directeur van het ‘De Stijl-museum’ voor deze twee kunstenaars heeft gekozen. Beiden combineren de abstracte beeldtaal van het modernisme met hun eigen achtergrond. Iets waarnaar Tempel al een tijd op zoek was.
“Bijna dagelijks voer ik in het Gemeentemuseum gesprekken met conservatoren over de toekomst van abstracte kunst. Soms wordt er geschreven dat modernisme een kleine afwijking is in de twintigste eeuw. Maar daar geloof ik niet in. De relatief weinige kunstenaars die vaak in lijn van Mondriaan en zijn tijdsgenoten abstracte kunst maken, voegen niet zoveel toe. Ik geloof in kunstenaars die lokale elementen gebruiken. Het specifieke van een bepaalde locatie, traditie, of cultuur. Dat is spannend. Als je dat weet te verbinden met geglobaliseerde waarden, dan kom je nieuwe dingen tegen.”
Deze tentoonstelling zal in de Nederlandse kunstwereld grote invloed hebben.
Zo kwam Tempel uit bij Iris Kensmil (1970) en Remy Jungerman (1959) met wie hij eerder samenwerkte en van wie hij eerder werk voor zijn museale collectie in Den Haag aankocht. Kensmil – dreadlocks, een vriendelijke, onderzoekende blik – staat voor drie witte muren waar ze met markers grijs-zwarte blokken op tekende. Daaromheen hangen zeven portretten van zwarte feministen, zoals activist Hermina Huiswoud en sciencefictionauteur Octavia E. Butler.
Iris Kensmil’s inspiratie
Even verderop zie je het enorme portret van de lesbische dichteres Audre Lorde, bij haar dwarrelen de blokken over haar gezicht. Het geeft een speels accent aan de streng kijkende vrouw. “Ik ben geïnspireerd door Piet Mondriaan en Kazimir Malevitsj, twee modernistische kunstenaars,” vertelt Kensmil.
“Een aantal van deze vrouwen komt letterlijk uit die tijd. Maar in het modernisme was geen ruimte voor andere geluiden. De verhalen van deze vrouwen zijn te weinig gehoord. Bij mij kun je een nieuwe wereld instappen.” Haar werk heet niet voor niets ‘Utopia Begins Here’. “Het is een toekomstgerichte visie op de samenleving. Net als deze vrouwen zouden we met z’n allen moeten nadenken over een inclusieve wereld, een wereld waar iedereen zich thuis voelt.”
‘The Measurement of Presence’
De gelaagde expositie, die de filosofische titel ‘The Measurement of Presence’ draagt, onderstreept die inclusiviteit. De globale waarden in de westerse kunstwereld moeten volgens Tempel worden herzien. “Er zijn hiaten in de kunstgeschiedenis. ‘The measurement of presence’, het meten van aanwezigheid, is een soort nulmeting, waar je een voor en een na hebt. Niet letterlijk, zie het als een metafoor. Het moet een beweging in gang zetten. Deze tentoonstelling zal in de Nederlandse kunstwereld grote invloed hebben. Voor het eerst zullen journalisten, galeriehouders en verzamelaars anders moeten gaan nadenken over kunstenaars van kleur.”
Remy Jungerman is zo’n kunstenaar. Eind jaren negentig was hij een veelgevraagd kunstenaar die goed verkocht. Totdat Rick van der Ploeg, PvdA-staatssecretaris van Cultuur in de periode 1998-2002, een beleid van positieve discriminatie inzette. Opeens werd Jungerman niet meer gevraagd voor solo-exposities. “Ik werd geframed,” vertelt de in Suriname geboren Jungerman. “Ik zag dat mijn witte collega’s wel vooruitgingen. Zij zaten op het podium, ik niet. Terwijl Van der Ploeg juist iets anders wilde bewerkstelligen.”
Wanneer die framing is opgehouden? De man met een dik zwart montuur op zijn neus en een rood petje op denkt even na. Nu? Of misschien toch niet. Kijk naar de zwartepietendiscussie. Daar reageren mensen heel heftig op. Ja, maar het is onze traditie, zeggen ze dan. En ik dan? Ben ik geen onderdeel van onze traditie?”
Remy Jungerman groeide op met Marrons
Jungerman’s kijk op de wereld is verfrissend. Hij groeide op met Marrons, afstammelingen van gevluchte slaven die in het binnenland van Suriname leefden. Toen hij in Nederland studeerde aan de kunstacademie bracht hij het abstracte modernisme in verband met zijn eigen achtergrond. Zijn installaties zijn niet een-twee-drie te vangen. Aan de ene kant ogen ze sculpturaal en aan de andere kant schilderachtig en architectonisch.
Ik ben geïnspireerd door Piet Mondriaan en Kazimir Malevitsj, twee modernistische kunstenaars.
Bij een grote tafel met geometrische vlakken erop, staat hij stil. ‘Kabra Tafra’ heet het werk, naar een bekend ritueel uit de wintireligie. “Het is een gedekte offertafel voor de voorouders. Je nodigt ze uit aan tafel om in het reine te komen met je verleden. De abstracte rasterpatronen doen al snel denken aan het werk van Mondriaan, maar Jungerman ontleent de motieven juist aan de schouderdoeken van de Marrons. “Mondriaan was voor mij juist de exoot. Het modernisme geeft me een ingang om een ander verhaal te vertellen.”
Zanele Muholi
Met de verhalen en zienswijzen van Kensmil en Jungerman nog in gedachten, stappen we het nog altijd in mist gehulde hoofdpaviljoen binnen. Na een wat vervreemdende installatie, waarin je je in de ruimte waant, zijn de meeste muren gevuld met foto’s en schilderijen van Afrikaanse en Aziatische makers. De Zuid-Afrikaanse kunstenares Zanele Muholi heeft zichzelf met zwarte verf expres nog zwarter gemaakt om haar identiteit te benadrukken. De in Los Angeles wonende Nigeriaanse kunstenares Njideka Akunyili Crosby schildert woonkamers met een Afro-westerse inrichting.
Zou Tempel dan gelijk hebben? Staan we aan de vooravond van een nieuwe kunstbeweging? De tekenen in Venetië lijken in die richting te wijzen.
‘The Measurement of Presence’, zaterdag 11 mei t/m zondag 24 november, Biënnale van Venetië. Meer informatie: www.venicebiennale.nl
Deze reportage wordt u gratis aangeboden. Wilt u meer lezen over Haagse cultuur? Neem dan een abonnement op DHC.