Expositie in Kunstmuseum: het verzet van schilder A.R. Penck tegen heersende macht
Het Kunstmuseum hijst A.R. Penck weer op het schild. In de jaren tachtig behoorde hij tot de top van de hedendaagse kunst. Hoe belangrijk is hij nu?
Het belangrijkste schilderij van de Duitse kunstenaar A.R. Penck hangt niet op de tentoonstelling ‘How it works’ in het Kunstmuseum. ‘Rationale im Dschungel’ verdween in 1997 naar Japan, terwijl het jarenlang als potentiële aankoop in Den Haag had gehangen. Nu moeten we het doen met een reproductie in de 500 pagina’s dikke catalogus en de herinnering van Hans Janssen dat hij het junglebeeld van Penck bijna dagelijks placht te begroeten voordat de werkdag begon.
Dat ochtendritueel begon in 1991, toen hij werd aangesteld als conservator van het Haags Gemeentemuseum (zo heette dat destijds) en stopte abrupt toen er helaas toch geen budget bleek te zijn om tot aankoop over te gaan. Vermoedelijk is er nu ook geen geld om het schilderij even te lenen. Geld is een eeuwig probleem.
Terugblik op A.R. Penck
Maar niet getreurd, een dezer dagen gaat Janssen met pensioen en tot besluit kan hij toch uitpakken met een paar van zijn helden. De Birkelsche Stiftung für Kunst und Kultur uit Keulen was bereid om ruimhartig steun te verlenen aan een terugblik op A.R. Penck (1939-2017). Ook Michel Werner, zijn vaste galeriehouder, had er belang bij om de erfenis weer museale glans te geven. Het dreigde stil te worden rond Penck. De publicatie vol achtergrondverhalen (in het Engels en het Duits) moet zijn gewicht in de kunst opnieuw benadrukken. We komen er straks op terug, eerst maar eens rondlopen door de bovenzalen van het Berlage-gebouw.
Volgens Hans Janssen is voorkennis amper nodig om het werk van Penck te verstaan. Zijn beeldtaal is zo rauw en primitief dat je instinctief naar prehistorische tijden wordt geparachuteerd. De rotsschilderingen in de grotten van Lascaux zijn al behoorlijk ontwikkeld in vergelijking met de ‘Streichholzmännchen’ van Penck.
Hij duidt een mens aan zoals een kleuter dat ook doet, met armen en benen van luciferhout en harken als handen, alleen is de penis altijd dominant aanwezig en is de portee van het werk vele malen heftiger. Het klopt dat zijn beeldtaal niet bijster moeilijk te lezen is. Je moet alleen de ballast van 30.000 jaar kunsthistorie overboord zetten, maar hoe erg is dat? Zijn we werkelijk zoveel humaner geworden sinds de oertijd?
Vlammenzee
Toch maar wat informatie. A.R. Penck, in 1939 geboren als Ralph Winkler, zag als 6-jarige hoe zijn woonplaats Dresden door een vlammenzee werd verzwolgen. Of het vernietigende bombardement in dat stadium van de oorlog nog nodig was, is een vraag die nooit afdoende is beantwoord, maar tot die fatale dag was Dresden een stad uit een sprookje. Toen de Russen kwamen en de Berlijnse Muur werd gebouwd, werd Penck een Oost-Duitser die oprecht in de idealen van het communisme geloofde.
Penck beschouwde zijn beeldtaal als een soort Esperanto voor de ‘universele mens’.
Volgens Janssen is dat geloof nooit verdwenen. Penck beschouwde zijn beeldtaal als een soort Esperanto voor de ‘universele mens’ en begreep eigenlijk niet dat de communistische machthebbers er niets van moesten hebben. Hij voelde zich genoodzaakt om een pseudoniem te kiezen, afgeleid van de Duitse geoloog die de uitwerking van de ijstijd ontdekte door het landschap met nieuwe ogen te bekijken. De schilder voegde er slechts de R van Ralph aan toe.
‘Condition humaine’
Zijn taak was vergelijkbaar, hij wilde de ‘condition humaine’ blootleggen die onder het vernis van beschaving verborgen was, maar die soms ongemeen scherp de kop opstak. Moord en doodslag, macht en onmacht, liefde en haat, daar wilde Penck wel iets over zeggen en hij had haast. Met zijn directe manier van schilderen kon hij ‘automatisch schrijven’ – aan de esthetische criteria van duizenden jaren kunstgeschiedenis had hij lak.
Zijn verzet tegen de heersende macht leidde ertoe dat hij in 1980 werd uitgewezen. Hij was toen al bekend in het Westen, omdat zijn galeriehouder zijn schilderijen opgerold over de grens smokkelde, maar Penck zag de overgang waar zoveel Oost-Duitsers naar snakten niet als een grote bevrijding. Zijn thematiek veranderde ook niet. Mensen worden geen ideale diersoort in een ander politiek systeem. ‘How it works’ uit 1989, dat als zinnebeeld van de tentoonstelling is gekozen, zegt het zonder omwegen: de leeuw die zijn prooi bespringt, kan geen medelijden hebben. Het is eten of gegeten worden.
Omkijken
Laten we nog even omkijken. Eind 1988 kreeg A.R. Penck zijn eerste grote tentoonstelling in Den Haag. Dat was rijkelijk laat, maar de man paste totaal niet in de Mondriaan-erfenis die het museumbeleid blokkeerde. De rauwe figuratie van Penck wortelde in een stammenstrijd op Germaanse bodem. We waren net zo ver dat we de laatste oorlog konden vergeven en vergeten. Waarom moesten we terug naar af?
Het was geen toeval dat Rudi Fuchs die net was aangetreden als directeur (1987 tot 1993) het ijs brak. Fuchs had zijn status als rijzende ster te danken aan het promoten van Europese kunstenaars. Waar Amerika op monumentale schaal de conceptuele kunst predikte, gaven Duitse kunstenaars zich (eindelijk) rekenschap van hun moeilijke geschiedenis. Baselitz, Immendorf en Kiefer wonden er geen doekjes om. De ‘neue Wilden’, werden ze genoemd. Penck zei misschien nog wel harder wat niemand anders zei. Maar begrepen we hem wel? Geliefd of gevreesd is hij nooit geworden. Begrijpen we hem nu wel?
Hedendaagse kunstenaars worden tot in den treure geschoold om eerst een goed concept te hebben, liefst over een actueel thema waar iedereen het over heeft, en daar dan vorm aan te geven. Het denkwerk staat voorop, het instinct ligt ergens op zolder. Misschien krijgt A.R. Penck ooit gelijk met zijn rauwe oerkreet. Je hoopt van niet.
A.R. Penck, ‘How it works’, t/m zondag 10 mei, Kunstmuseum. Meer informatie: www.kunstmuseum.nl
Wilt u meer lezen over kunst en cultuur in de Haagse regio? Koop dan donderdag de krant DHC. Klik hier voor alle verkooppunten. U kunt ook een (proef)abonnement nemen. U ontvangt DHC 10 weken voor slechts 10 euro.