Ap Gewald: van straatveger Lange Voorhout tot de befaamde koerier Gemeentemuseum
Hij begon het werkende leven als straatveger op het Lange Voorhout en groeide uit tot de befaamde koerier van het Haags Gemeentemuseum. Wereldwijd bracht Ap Gewald de kunst uit en thuis. Nu mag hij zelf naar huis. Met pensioen.
Per ongeluk of expres, hij praat niet over het Kunstmuseum. “We hebben het over een monument, hè? Een instituut uit 1935, gebouwd door de gemeente en nog steeds Haags bezit! Hoor jij weleens iemand klagen over ‘het Stedelijk’ in Amsterdam? Nou dan.” Ap Gewald zegt wat hij denkt, maar niemand twijfelt aan zijn loyaliteit. Onder vijf directeuren, met alle koerswijzigingen van dien, is hij opgeklommen tot de man die elf man aanstuurt en daarmee wereldwijd de kunsttransporten regelt, tot aan de spijker in de muur.
Na ruim 43 jaar neemt hij op eigen wijze afscheid van zíjn (Gemeente)museum. Op de uitnodiging voor de receptie (die vanwege het coronavirus is uitgesteld) prijkt niet het nieuwe logo (met de K in de vorm van een klapstoel) maar het Berlage-gebouw, fraai gestileerd tot beeldmerk, en daaronder het woord MUSEUM. Duidelijker kan Gewald niet zijn.
Brasserie Berlage
Als hij Brasserie Berlage binnenstapt, wordt hij als een oude bekende begroet. “Ik kom hier graag, sinds de boel een jaar of wat terug opnieuw is ingericht. Berlage heeft het bewust apart gezet om alle gedoe buiten de kunsttempel te houden. Heel verstandig in mijn ogen, maar zonder grand café met die tuinzaal voor alle ‘events’ doe je niet meer mee. Het gaat om het beeld naar buiten toe: dat je niet met je rug naar de wereld staat.”
Bij de kennismaking stond iedereen een halfuur buigend en knikkend hoffelijkheden uit wisselen.
“Ik begrijp wat de meerwaarde is, maar pleur er dan geen karretjes met afwas in! Dat is toch armoe? En ja, dat meubilair en die bloemen in tuincentrumvazen… Het museum is een chique, oude dame. Die moet je met respect behandelen.”
Ap Gewald in Equador
Praten met Ap Gewald is als een jojo door de tijd gaan. Het ene moment loop je vrolijk aangeschoten van de kopjes jenever bladeren te vegen op het Lange Voorhout (‘één windvlaag en je kon opnieuw beginnen’) en even later rij je in het holst van de nacht door het regenwoud van Equador, om thuis te komen na een vulkaanuitbarsting. Schitterende verhalen allemaal, maar hoe kwam hij in het museum terecht?
“Ik was iemand van de pretsigaretjes die niet echt wou deugen op school. Ik heb mazzel gehad dat ik hier aan de slag kon, want zonder dat ik wist waarom heb ik altijd erg van kunst gehouden. Het was dubbele mazzel dat ik zonder papieren kon opklimmen. Als iemand wat in je zag, dan kreeg je een kans.”
Ik was iemand van de pretsigaretjes die niet echt wou deugen op school.
“Piet Frequin, administrateur van de Gemeentelijke Dienst voor Schone Kunsten, zo heette dat toen nog, heeft me in 1976 aangenomen om de post rond te brengen en het archief op te bouwen. In de ogen van de heren conservatoren was je dan niemand hoor, maar na tien jaar werd ik benaderd door adjunct-directeur Henk Overduin en zakelijk leider Cees List, die mij vroegen bij de opzet van het Bedrijfsbureau. Dankzij die kerels ging er een wereld voor me open.”
‘Ap-san’
“In 1987 ging het museum met Mondriaan naar Japan. Er moest genadeloos bezuinigd worden, dus was het een slim idee om een complete tentoonstelling aan te bieden, tegen een passende beloning uiteraard. Het was wel omschakelen. Bij de kennismaking stond iedereen een halfuur buigend en knikkend hoffelijkheden uit wisselen. Je had iemand nodig die de boel echt in werking kon zetten en dat was Akiko Teraro, een hele verfijnde vrouw die in de loop der jaren een grote vriendin van me is geworden.”
“Zie je het voor je? Ik met mijn Haagse fysiek aan een krap eettafeltje? Japan is heel traditioneel, dus een man mag geen lekker stukkie vlees op het vuur leggen. ‘Nee Ap-san’ – zo noemt ze me – ‘jij bent te gast.’ Ze werkte bij de Tokyo Shimbun, een krant die je absoluut nodig had om moderne kunst tentoon te stellen. Dat gebeurde op een aparte etage in een warenhuis. Het klinkt misschien gek, maar het was een van de weinige plekken voor moderne kunst. Het heet nu Bunkamura Museum en is nog steeds een prominente plek in Tokio.”
Hierboven staan een aantal fragmenten uit het gesprek dat Hendrik van Leeuwen met Ap Gewald had. Het volledige interview leest u donderdag 2 april 2020 in DHC. Hierin vertelt Gewald onder meer over ‘de mooiste klus’ uit zijn leven. “Of ik in het diepste geheim de ‘Victory Boogie Woogie’ uit New York wilde ophalen.” U kunt de krant bij een van de verkooppunten kopen of hier een (proef)abonnement nemen. U ontvangt DHC 10 weken voor slechts 10 euro.