Column – ‘Groei fastfoodzaken tast de functie van de binnenstad als hoogwaardig horecagebied aan’
De horecapleinen in de binnenstad doen het goed. Om dat zo te houden is beleid nodig en geen liberale uitverkoop, schrijft Herman Rosenberg.
‘Den Haag met je lege paleizen,’ zong Paul van Vliet ooit, maar hij had het ook over ‘je lege pleinen’ kunnen hebben. In die tijd, intussen meer dan een halve eeuw geleden, was er werkelijk niets te beleven op het Plein, de Plaats en de Grote Markt, tenzij je lid was van De Witte.
Op de Plaats bevond zich een parkeerkuil en op het Plein kon Willem van Oranje nauwelijks het hoofd boven water houden in de zee van blik. Maar de Grote Markt spande qua armetierigheid de kroon. Hier bevond zich een bruin barakkendorpje dat naar de weidse naam ‘City Promenade’ luisterde. Als je de omliggende bebouwing wegdacht, waande je je in Dodewaard of Dronten.
Sindsdien is er ontzettend veel ten goede veranderd. De pleinen hebben zich ontwikkeld tot horecakernen met een eigen karakter. Op de Plaats wordt geluncht en geborreld door winkelend publiek, het Plein is er voor de al dan niet politieke professionals, journalisten en toeristen, en de Grote Markt bedient een wat jeugdiger en alternatief publiek. Wanneer ik er ook langskom, het is altijd vol onder de verlichte bomen.
Ongebreidelde groei
Het gaat er nu om de binnenstad gezellig, gevarieerd en op niveau te houden. Lukt dat met een extra Burger King, Jumbo of Albert Heijn? De vraag stellen, is hem beantwoorden. Een bijna ongebreidelde groei van fastfoodzaken en supermarkten zoals die zich nu aftekent, tast de functie van de binnenstad als hoogwaardig winkel- en horecagebied aan.
De aanleiding om hierover te beginnen is uiteraard de dreigende komst van de Whopper-koning naar De Volharding, topstuk van vroegmoderne architectuur op de Grote Markt. Of het gaat gebeuren, is niet zeker, wel staat vast dat er horeca komt. Dát er wat gaande was, onttrok zich aanvankelijk aan ieders waarneming, ook die van de gemeenteraad.
En dat komt doordat wethouder Boudewijn Revis de zogenaamde ‘kruimelregeling’ heeft ingezet. Die houdt in dat het college van B en W bij kleine zaken een bestemmingsplanwijziging kan doorvoeren zónder overleg met de gemeenteraad – een van de ‘zegeningen’ van de nog niet, of toch wél, o nee een beetje in werking getreden nieuwe Omgevingswet.
Schimmige marge
Maar sinds wanneer is een functiewijziging van een rijksmonument op een van de prominentste plekken in de binnenstad een ‘kruimel’, een bureaucratische bagatel? B en W mógen dit in de schimmige marge van hun bevoegdheden afhandelen, maar moeten ze dat ook wíllen?
De kwestie staat niet op zichzelf, maar vertegenwoordigt een groter vraagstuk. Wat wil Den Haag met zijn binnenstad? Gaat het stadsbestuur regie voeren en zorgen voor een goede branchering en de komst van nieuwe horeca die iets toevoegt aan het aanbod, of gaan we met z’n allen aan het liberale lachgas en kan ‘de markt’ zijn slag slaan?