Horeca vecht om te overleven en gaat toch even open
De Haagse horeca wringt zich in allerlei bochten om nog wat te verdienen, maar dat schiet niet op. “Laat ons weer opengaan.”
Het grote raam van Café Emma op het Regentesseplein is naar beneden, zaterdagmiddag. Barmannen Hidde en Luca tappen geen bier, maar glühwein. Natuurlijk, het is balen, bevestigen ze, nóg steeds niet open. “Maar dit is in elk geval iets,” zegt Luca opgeruimd, terwijl hij geroutineerd een kartonnen beker vult met dampende wijn. “Je kunt natuurlijk wel gaan lopen klagen, maar daar heb je niets aan. Even doorbijten, straks gaan we echt weer open.” Hidde knikt, hij houdt zich op de vlakte. “We doen wat mag.”
En dat wordt enorm gewaardeerd onder de grote luifel, die is afgezoomd met kleurige lampjes. “Ik werk thuis, dus het is wel fijn dat je hier nog een drankje kunt halen en wat mensen kunt spreken,” zegt Laura Harks, terwijl ze haar handen wamt aan een beker warme wijn. Ik zou met vriendinnen in Ahoy naar de Vrienden van Amstel (muziekfestival, red.) gaan. Helaas, gaat niet door. Komt wel weer. Gelukkig hebben we dit plein nog.” Buurtgenoot Frits Rotteveel denkt er net zo over. “Ik werk als vrijwilliger bij Theater de Nieuwe Regentes. Ook dicht. Dus ik begrijp wel dat de horeca en de cultuur zich achtergesteld voelen. Aan de andere kant heb ik ook begrip voor de maatregelen. Alles in één keer weer open kan ook niet.”
Zeeheldenkwartier rebelleert
Eerder op de dag is het gezellig druk in het rebellerende Zeeheldenkwartier. Veel zaken in de Piet Heinstraat en de Prins Hendrikstraat zijn open. Zo ook gastropub Van Kinsbergen op het Prins Hendrikplein. Eigenaar Patrick van Aller zoekt vaker de grenzen op, zo ook nu. “Heerlijk om iedereen weer te zien,” zegt hij. “We zitten ramvol. Ik vind het megastoer dat zo veel zaken meedoen. Het Zeeheldenkwartier laat van zich horen. Ik krijg ontzettend veel positieve reacties. Oud, jong, iedereen is er nu klaar mee.”
Er wordt snel een positief getoonzet filmpje opgenomen voor de ‘socials’. “We hebben het verdiend, we gaan niet nog eens tien dagen wachten,” zegt Van Aller’, vol zelfvertrouwen in de camera blikkend. Maar rond half vijf arriveren een paar agenten. Of hij en zijn mensen er een eind aan willen breien. Het leek erop dat er een beetje werd gedoogd. “Toch niet,” vertelt Van Aller na afloop. “Ze waren hier alleen wat later omdat ze in de Piet Heinstraat zijn begonnen.” Aanvankelijk was hij nog van plan ook zondag voor de lunch open te gaan. Maar dat durft hij toch niet aan. “Nee, helaas. De politie was meer dan duidelijk. Als we zondag opengaan zijn we de sjaak.”
‘Als een spookrijder’
Maarten Hinloopen, horecaondernemer op de Grote Markt en voorzitter van Koninklijke Horeca Nederland afdeling Den Haag, begrijpt het ongeduld van zijn leden volledig. “Dit is niet meer uit te leggen. Alles open behalve de horeca en de cultuur. Wel met z’n allen door de Bijenkorf lopen, maar niet door het Kunstmuseum. Nederland is echt het enige land dat zo streng is. De regering lijkt op een spookrijder die zegt dat alle ándere auto’s op de verkeerde weghelft zitten.”
Vooralsnog geen guerilla-openingen op de Grote Markt. Hinloopen: “We doen uitgifte, maar dat schiet natuurlijk financieel gezien totaal niet op. Het is meer bezigheidstherapie voor de medewerkers. Dat is dus een gigantisch probleem. Hoe houd je je personeel vast? De vorige keer dat we weer open mochten, in de zomer, hadden we veel te weinig mensen.”
In de Oude Molstraat
Donderdagavond, in een schemerige Oude Molstraat, niet ver van de Molenstraat. De stemmen kaatsen tegen de schilderachtige gevels. Ergens staat muziek op. Twee bekende horecagelegenheden hebben een kraampje buiten staan, De Oude Mol en Pastis. Aan het einde van de middag staan er enige tientallen mensen in groepjes bij elkaar. Een ‘biker’ van de politie slalomt tussen de mensen door en verdwijnt de Molenstraat in, zonder commentaar. René Bom, voormalig Nachtburgemeester, zit op de bagagedrager van zijn opvallende houten fiets. Bom vermaakt voormalig zanger Rob Bolland en gemeenteambtenaar Koos Maarleveld met verhalen uit de Haagse pop- en jazzscene en moppen. “Komt een man bij de dokter. ‘Goh,’ zegt’ie dokter, ‘ik heb je een tijd niet gezien.’ Die man: Ik was ziek.” Gelach vult het straatje.
“We kunnen wel ginnegappen,” zegt Bom, plotseling ernstig, “maar voor de horeca is het natuurlijk een drama. December verknoeid en nou nog niet open. Intussen moet er wel huur worden betaald. Het enige zinvolle dat we kunnen doen is wat bestellen.”
Strijkwerk en fietsen pimpen
Uitbaatster Judith (‘Juut’) Stibbe houdt de moed erin. “Als je niks doet, verdien je niks. Maar belangrijker is het om de boel bij elkaar te houden, mijn medewerkers, mijn klanten. Sommige vaste gasten komen bijna elke dag langs. Ontroerend.” Stibbe doet van alles om het hoofd boven water te houden. Bij een eerdere lockdown ‘pimpte’ ze fietsen, nu doet ze strijkwerk. “Wat ook helpt is dat de pandeigenaar de huur heeft gehalveerd. Heel tof. Ze begrijpen dat de horeca belangrijk is.”
“Zo is het,” zegt Hinloopen, reagerend op de situatie in de Oude Mosltraat. “De kwaliteit van onze binnenstad staat op het spel. Ik heb nog wel wat vlees op de botten, maar de kleinere ondernemers niet. En dat zijn juist de smaakmakers, waar mensen voor naar de binnenstad komen. Er zijn steunregelingen, maar die zijn onvoldoende. Voor vaste lasten, voor personeelskosten. Maar waar blijf je zelf dan als eigenaar? Laat ons weer opengaan. Mét qr-code, maar zonder andere beperkingen. En, gemeente, handhaaf de toestemming voor grotere terrassen. Er zijn schulden, onder meer bij de belastingdienst. Die moeten we straks zien terug te verdienen. Dat zal nog moeilijk genoeg worden.”