Interview met culinair recensent Joël Broekaert: ‘Af en toe moest ik spontaan janken’
Joël Broekaert leeft zoals hij eet: uitbundig. Vlak voor zijn tv-programma ‘De 5 smaken van Joël’, in januari 2018, spraken wij de culinair recensent. Toen op het randje van een burn-out. “Ik zou af en toe wel mijn hoofd op een schoot willen leggen en zeggen: ik wil niet meer.”
In de enorme woonkamer van Joël Broekaert (35) staan alleen nog een tafel, wat stoelen en een bank. Hij zit midden in een verhuizing. “Wel binnen Amsterdam hoor, ik ga niet downsizen.” Eten en drinken zijn wel aanwezig in het huis van de culinair recensent.
Als hij theezet, steekt hij even zijn hoofd voorbij de keukenmuur. “Wat ben je aan het lezen? Oh, dat kookboek. Voordat je daar wat over opschrijft: dat is van mijn huisgenoot, mijn boeken staan al opgeslagen.”
Joël Broekaert − staartje in een knot en aan elke hand een zilverkleurige ring − is net terug van een autorijles (‘ging nog best goed op mijn cowboylaarzen’).
Als hij twee koppen thee heeft neergezet, neemt hij een grote hap van zijn broodje gerookte makreel. Met een volle mond zegt Joël Broekaert: “Vis uit blik is zo ondergewaardeerd.” Hij zucht erbij. De in Den Haag geboren journalist heeft het druk.
Nog even dit interview en dan weer door naar Rotterdam, waar hij voor de NRC een restaurant moet recenseren. Om stoom af te blazen kickbokst hij drie keer week. “Wil je een filmpje van me zien?”, vraagt Joël Broekaert vrolijk. “Ik ben er best wel trots op. Eén keer per week privéles, twee keer per week groepsles. Alleen daar schaam ik me daar wel een beetje voor.” Hij wijst op een groot blik eiwitshake dat op de kast staat. “Schijnt goed te helpen tegen spierpijn, dus ik neem het maar. Maar de volgende keer koop ik een kleinere pot. Die creamy coconut komt me mijn neus uit.”
Joël Broekaert praat aan één stuk door, soms zet hij een stemmetje op, bijna altijd doen zijn handen mee. De Vrij Nederland-columnist is een lefgozer met soms wat zelfoverschatting. “Ik had twee weken terug mijn eerste blauwe oog en bloedneus. Even bij het kickboksen een tandje bijgezet. Nu de opnames voor mijn serie voorbij zijn, kan het weer.”
Over die serie. ‘De 5 smaken van Joël’ draait om zoet, zout, bitter, zuur en umami. Waarom bestaan die smaken eigenlijk?
“Dat heeft alles te maken met evolutie, kunnen overleven. Wij zijn alleseters en moeten de hele tijd beslissen: gaan we dit wel of niet eten? Zoet duidt op suiker. Dat heeft de mens nodig, want suiker is brandstof voor het lichaam. Maar een pak suiker hangt niet aan de boom. Ja, nu kun je het in de supermarkt kopen, maar in de natuur is suiker schaars. Als iets zoet smaakt, denkt de mens: dat wil ik. Zo zijn we nu eenmaal geprogrammeerd. Hetzelfde geldt voor zout en umami. Maar bitter is een waarschuwing: giftig! Zuur idem dito. Als iets verzuurd is, is het niet meer goed. Maar die laatste twee zijn eigenlijk het interessants, want we zijn toch gaan leren die smaken lekker te vinden.”
En jij mocht de hele wereld rondvliegen om ons daarover te vertellen.
“Nou, we hebben het vrij compact gehouden. Suriname en Peru in één trip, Ethiopië en Japan. Maar IJsland was een bliksembezoek hè. Zoef zoef, binnen anderhalve dag waren we weer terug. Het grootste gedeelte hebben we in Nederland gedraaid.”
Maar wel in Ethiopië over de zoutvlakte lopen met een dromedaris en wilde honing uit een hoge boom halen.
“Eh ja. Nou. Ik heb daar best nog wel wat ontberingen moeten doorstaan. Tijdens de laatste draaidag ging het om vier uur ’s middags midden in het zonnige Ethiopië stortregen, hagelstenen.” Maakt een cirkel met zijn wijsvinger en duim. Op dramatische toon: “Zó groot. We hebben een uur lang onder een golfplaatdakje gestaan. Het ging zo. Trrrr. Op hetzelfde moment veranderde alles daar in een modderpoel. Niemand wilde de boom meer in. Toen het donker werd en de crew zich afvroeg of we voor langer moesten bijboeken, dacht ik: oh no. Niet nog langer in deze shithole.”
Shithole?
“Kijk, toen we op de zoutvlakte in een nomadendorp midden in de woestijn met z’n vijven op rieten bedjes naast elkaar sliepen, was dat rock-’n-roll. Dan is het pissen in een gat en drie dagen niet douchen. De volgende dag lekker met zes dromedarissen over een zoutvlakte lopen. Dat is Kuifje aan de andere kant van de wereld. Alleen dat halfbakken hotel (trekt een vies gezicht, red.) en een douche waar allemaal beestjes in kruipen, daar krijg ik toch een beetje smetvrees van.”
IJsland was een bliksembezoek, hè. Zoef zoef, binnen anderhalve dag waren we weer terug.
Hoe liep het nou af met de honing?
“Uiteindelijk zei iemand: ‘We doen het. Nu dat het donker is, zijn die bijen ook wat rustiger.’ Ik stond daar ondertussen tot aan mijn enkels te wachten in het water, me afvragend wat daar allemaal rondkroop. Het was natuurlijk sowieso de moeder van slechte ideeën om in een bliksem naast een boom te gaan staan. Afijn, een paar mensen gingen dus dertig meter de boom in. Nou je begrijpt: die bijen helemaal op tilt. Ik ben er goed vanaf gekomen, slechts een paar keer gestoken, maar de cameraman is twaalf keer gestoken. En het deed pijn. Iedereen rende in het rond.”
En geen honing.
“Jazeker wel. En het was de moeite waard, jongen. Ho ho ho. Ik heb later iets gekocht op een shabby marktje.” Opgewonden: “Dit heb je nog nooit in je leven geproefd.” De bijna ‘Slimste Mens’ van Nederland loopt de keuken weer in en pakt boven op een kast een doorzichtige pot met daarin een witkleurige honing. “Dit komt van bijen die zich enkel tegoed doen aan de bloesem van de witte koffieplant. Stop maar in je mond en vertel me wat je proeft.”
Eh, geen koffie in elk geval. Ik ruik viooltjes, geloof ik.
“Ja, snap ik. Bloemen, citrus, niet overdreven zoet. Zo puur krijg je het bijna nergens. Als ze dit exporteren, lengen ze het meestal aan met gewone honing om meer volume van te maken.”
In de laatste aflevering op 6 februari bespreek je umami. Voor veel mensen de minst bekende smaak.
“Ja, en nog steeds. Mensen verwachten van mij een uitleg bij umami. Maar ja, leg zuur maar eens uit. Dat moet je proeven. In Japan zijn ze allang gewend om die smaak te benoemen. In 1809 heeft een Japanse scheikundige uitgevonden welk stofje daar verantwoordelijk voor is, namelijk glutamaat, de witte kristallen van aminozuur. Zoals de witte puntjes die je op de oude kaas of gedroogde ham ziet zitten. Als ik dat zeg, snappen de meesten wel wat ik bedoel.”
Broekaert zet nog een kop thee en e-mailt met de verhuizer. Weer een diepe zucht. “Sorry hoor, even een mail sturen.” Na twee minuten kijkt hij weer op. “Waar waren we gebleven?”
In het interview dat laatst in de Volkskrant stond, zei je: ‘Ik heb allemaal grote plannen, maar als dit het is, als dit blijft, dan vind ik het ook goed.’ Daar geloof ik niks van.
“Jawel.”
Je bent zo ambitieus.
“Ik vond het supervet om de tv-serie te doen, maar ik ben er nog niet aan toe om te zeggen: oké, ik heb zes jaar lang geschreven, nu doe ik alleen nog maar tv. Nee, schrijven is de basis. Ik miste het. Het fijne is ook: als ik een stuk schrijf, dan ben ik degene in charge. Ik kan zorgen dat alles klopt. Af en toe zegt de eindredactie: dit kan echt niet, Joël. Omdat ik een seksistische grap maak bijvoorbeeld. Met zo’n tv-serie zitten twee mensen op kantoor allerlei shit voor me uit te zoeken, en ik kan dat moeilijk loslaten. Ik ben best wel een controlfreak. Eigenlijk wil ik ook de eindregie doen en het editen.”
Af en toe zegt de eindredactie: dit kan echt niet, Joël. Omdat ik een seksistische grap maak bijvoorbeeld
Twee maanden terug kwam ‘De Alleseter uit’, een bundeling van jouw columns voor Vrij Nederland. Daarna liet je weten: ik zit tegen een burn-out aan, ik moet nu echt even met vakantie.
“Ik dacht: die stukjes heb ik toch al getikt. Maar de productie bleek toch nog wel wat voeten in aarde te hebben. Daar heb ik me een beetje op verkeken. Met als gevolg dat ik me steeds slechter voelde. Ik was alleen maar boos en was heel hard aan het schreeuwen tegen mensen. Af en toe moest ik spontaan janken. Toen heb ik even moeten stoppen met schrijven. Maar goed, dit klinkt weer allemaal heel erg aanstellerig. Ik heb geen burn-out, ik ben alleen geneigd veel te veel te doen. Eindeloos door te gaan. Mijn dag bestaat uit werken, uit eten gaan en slapen. Alles raast maar door. En ik ook.”
Nooit een avondje thuis?
“Nee, dat kan ik niet. Er zijn altijd genoeg dingen te doen. Ik ga vijf dagen in de week uit eten voor mijn werk en voor mijn plezier. En ook een beetje omdat dat kutfornuis het niet doet.” Zijn donkere wenkbrauwen staan op onweer als hij een blik werpt op zijn oude keuken. “Ik kook uit principe niet op keramisch.”
Maar straks als je je nieuwe huis hebt dan …
“Nouuu. Ik vind het leuk om te koken, maar ik ben niet iemand die om zes uur thuiskomt en dan denkt: zo, nu even langs de Appie en iets simpels koken. Of ik kook of ik kook niet. Als ik geen tijd hebt, eet ik ook weleens een rames of een bak yoghurt.” Valt even stil. Daarna grinnikend: “Maar meestal ga ik dan toch weer uit eten.”
Lijkt me dodelijk vermoeiend. Wordt het niets eens wat tijd voor wat rust? Samen met een vrouw voor de buis zitten?
Broekaert trekt een wenkbrauw op. “Vrouwen kosten ook tijd. Je moet ze onderhouden. Wij mannen zijn heel wat simpeler. Gewoon een beetje aan mijn baard zitten en op mijn rug krabbelen. Dan is het prima. Ik zou af en toe wel mijn hoofd op een schoot willen leggen en zeggen: ik wil niet meer. En dat die ander dan zegt: het is oké, jongen. Die rust. Oh, ik zou het zo graag willen.”
Curriculum vitae Joël Broekaert
Geboren: 1982, Den Haag (‘ik heb niks met Den Haag, maar ik heb er ook niks tegen’).
Opleiding: volgde een opleiding Geschiedenis en een masteropleiding Journalistiek aan de Universiteit van Amsterdam.
Loopbaan: liep stage bij Vrij Nederland, NRC en RTL Nieuws. Ook was hij korte tijd binnenlandredacteur bij next. Vorig jaar november verscheen zijn boek ‘De Alleseter’, een bundeling van artikelen die hij eerder schreef voor Vrij Nederland. Momenteel is hij columnist voor Vrij Nederland en culinair recensent voor NRC Handelsblad.
Overig: werd in 2016 tweede in het tv-programma ‘De slimste mens’. Broekaert woont in Amsterdam.
Privé: single