Uitsterfbeleid passé: Den Haag streeft naar 80 nieuwe woonwagenplaatsen

De gemeente wil de komende tien jaar zo’n tachtig nieuwe standplaatsen voor woonwagens realiseren. Daarmee wordt het ‘uitsterfbeleid’ definitief begraven.

Door

“In de gemeenschap bestaat een grote behoefte om in familieverband te wonen,” licht wethouder Martijn Balster (PvdA, wonen) toe op het stadhuis. “Bewoners van voormalige kampen willen terug naar een woonwagen. Er zijn kinderen van dertig die noodgedwongen nog steeds bij hun ouders wonen. Ook zij willen een eigen plek. Aan die vraag komen we nu tegemoet.”

Eindelijk, zou men kunnen zeggen. Jarenlang hield de overheid zich doof voor de woonwensen van Sinti, Roma en andere mensen van het kamp. Ook de gemeente Den Haag hanteerde een ‘uitsterfbeleid’, waarbij er meer standplaatsen verdwenen dan erbij kwamen. Na strenge oordelen van rechters, mensenrechtenorganisaties en de ombudsman maakte de rijksoverheid vijf jaar geleden een ommezwaai. Gemeenten moeten voortaan de woonwensen van de woonwagengemeenschap faciliteren.

 

De gemeente wil kijken of woonwagens ook de hoogte in kunnen

 

Het college van B en W heeft dit nu verpakt in een duidelijk doel. De komende tien jaar wil het zo’n tachtig nieuwe standplaatsen realiseren in de Haagse regio. Daarmee zouden alle woonwagenmensen met Haagse wortels geholpen moeten zijn, verwacht de gemeente op basis van onderzoek. Weliswaar staan er 230 namen op de wachtlijst, maar die is ‘vervuild’ met dubbeltellingen en mensen van buiten de stad.

Niet indikken

Den Haag heeft van oudsher een van de grootste woonwagengemeenschappen van het land. De stad telt momenteel 233 standplaatsen verdeeld over elf kampen, plus acht wagens op ‘snipperlocaties’. De gemeente denkt achttien nieuwe plekken te kunnen creëren op de bestaande kampen. Niet door in te dikken, verduidelijkt de wethouder, maar door kampen een beetje uit te breiden. De gemeente wil de komende vijf jaar één à twee nieuwe locaties opleveren, later volgt mogelijk een derde.

Een eerste stap is vorige week gezet. Op de Henri Faasdreef in Leidschenveen komen twaalf tot twintig standplaatsen voor woonwagens, maakte de gemeente bekend. In de eerste plaats zijn deze gereserveerd voor de bewoners van het kampje aan de Energiestraat (bij de Fruitweg). Vanwege een onprettige woonsituatie willen zij al jaren weg. “Zij krijgen als eerste een nieuwe plek,” zegt Balster.

 

Dit hebben we niet vandaag of morgen geregeld, daar moeten we eerlijk in zijn
Martijn Balster, wethouder

 

Het vinden van locaties blijkt knap lastig. “Dit hebben we niet vandaag of morgen geregeld, daar moeten we eerlijk in zijn. Den Haag heeft geen ruimte om uit te breiden. We moeten alles inpassen in de bestaande stad.” Daarom wil hij kijken of woonwagens ook de hoogte in kunnen: een verdieping erbovenop voor familieleden. “Bewoners staan ervoor open, maar of het bouwtechnisch en ruimtelijk kan, moeten we onderzoeken.”

Ook studeert de gemeente nog op het toewijzingssysteem. Dat ligt gevoelig: wie heeft recht op de woonwagens die sporadisch vrijkomen, en wie niet? “Dat willen ze zo eerlijk mogelijk doen,” aldus Balster. “We gaan dat opstellen in samenspraak met de gemeenschap.” Het afstammingsbeginsel, waarbij een woonwagen toekomt aan nakomelingen van de vorige bewoners, keert in ieder geval terug.

Rechtszaak

Onderwijl staan de Haagse woonwagengemeenschap en de gemeente tegenover elkaar in de rechtbank. Vorig jaar spande de Stichting Sinti, Roma en Reizigers een zaak aan omdat haar achterban nog geen uitzicht had op nieuwe standplaatsen. De wachttijd in Den Haag is zo buitensporig lang, dat volgens het College voor de Rechten van de Mens sprake is van ‘onderscheid op grond van ras’. De eerste zitting vond in juni plaats.

De wethouder kan niet inhoudelijk ingaan op de rechtszaak. “Maar het laat de urgentie van het woonwagentekort wel zien. De gemeente erkent dat en wil daar recht aan doen.” Het nieuwe beleid markeert volgens hem een koerswijziging. “Van een uitsterfbeleid en stilstand naar uitbreiding.”

Standaardportret
Bekijk meer van