Bewoners eisen meer plek voor woonwagens in rechtszaak tegen gemeente
Den Haag moet snel meer plek voor woonwagens bieden, eisen bewoners in een rechtszaak. De gemeente vreest voor schadeclaims als ze gelijk krijgen.
Eigenlijk had hij het willen hebben over het onrecht dat de Haagse woonwagengemeenschap volgens hem wordt aangedaan. Hoe de gemeente nog altijd verzuimt nieuwe standplaatsen voor woonwagens te creëren. In plaats daarvan moet Davide Ballestrero, advocaat bij Houthoff, vandaag beargumenteren waarom zijn cliënt, Stichting Sinti, Roma en Reizigers, deze zaak überhaupt mag voeren. “De gemeente doet haar uiterste best om het debat in de formele voorfase te smoren.”
Dinsdag boog de rechtbank zich over de zaak van de Haagse woonwagenbewoners. Hoewel de gemeente verplicht is hun cultuur te beschermen, blijven nieuwe woonwagenlocaties uit. De wachttijd op een standplaats is zo buitensporig lang, dat volgens het College voor de Rechten van de Mens sprake is van ‘onderscheid op grond van ras’. Eind vorig jaar stapte de stichting daarom naar de rechter, waarbij ze pro bono wordt bijgestaan door topkantoor Houthoff.
Scherpslijperij
Maar van een inhoudelijke zitting komt het niet. Eerst staat de juridische scherpslijperij op het menu. De gemeente betwijfelt namelijk of de stichting wel kan spreken namens de Haagse achterban. Ook stelt ze vraagtekens bij de definitie van woonwagenbewoner. “Het is nu zo breed geformuleerd dat iedere Nederlander die in een woonwagen zou willen wonen eronder valt, ook als diegene geen band heeft met Den Haag,” zegt advocaat Robert van Vugt namens de gemeente. “Zouden die allemaal aanspraak maken op een plek, dan is het einde zoek.”
Mensen wonen met kinderen in schuurtjes omdat er geen plek voor een woonwagen is
Vooral vreest de gemeente dat de zaak ‘de deur openzet’ naar schadeclaims. De stichting vraagt namelijk om een stok achter de deur. Blijft de gemeente ook na een oordeel van de rechtbank verzaken, dan moeten woonwagenbewoners individueel een schadevergoeding kunnen eisen. Dat riekt naar een massaclaim, aldus Van Vugt, en daar gelden weer speciale regels voor. Pas als de rechter zich over deze zaken heeft uitgelaten, wil de gemeente over de inhoud praten.
Ondanks het formele karakter trekt de zitting veel bekijks. De rechtszaal zit vol. Naast de zeventien advocaten en juristen is ook de woonwagengemeenschap goed vertegenwoordigd. Het zit de mensen hoog, vertelt Driekus van Wanrooij van vereniging De Rolleman in de pauze. “Mensen wonen met kinderen in schuurtjes omdat er geen plek voor een woonwagen is. Vrouwen stellen hun kinderwens jaren uit. Ze hebben recht op een standplaats, maar er is gewoon geen aanbod.”
In Den Haag komt zelden een woonwagenplek vrij. Op de wachtlijst staan zo’n 250 mensen.
Uitsterfbeleid woonwagens
Jarenlang voerden gemeenten een officieus uitsterfbeleid, waarbij het aantal standplaatsen werd afgebouwd of hooguit gelijk bleef. Toen de gemeente veertien jaar geleden het kamp aan de Escamplaan ontruimde, verdween een derde van alle Haagse standplaatsen. Na strenge oordelen van mensenrechteninstanties en een koerswijziging van het ministerie van Binnenlandse Zaken is het uitsterfbeleid afgezworen, al is dat soms schijn. “In Zoetermeer noemen ze het nu een instandhoudingsbeleid,” zegt Van Wanrooij. “Er komt nog steeds geen plek bij.”
Achter de schermen zoekt de gemeente druk naar locaties
In Den Haag heeft het meer weg van uitstelbeleid. De gemeente wil heus wel, bezweert een gemeentejurist in de rechtszaal. “Achter de schermen zoekt de gemeente druk naar uitbreidingslocaties, maar dat blijkt lastig. Er is altijd weer een geluidsnorm of andere belemmering die dwarsligt.”
Met zo’n 170 steunbetuigingen mag de stichting zich spreekbuis noemen van de Haagse woonwagengemeenschap, vindt advocaat Ballestrero. Volgens Merel Hendrickx, die vanuit mensenrechtenorganisatie PILP-NJCM de stichting bijstaat, is het een ‘ideële’ rechtszaak. Massale schadeclaims zijn niet de insteek. “Maar als mensen individueel een schadevergoeding eisen omdat ze onrechtmatig worden behandeld, is dat hun goed recht.”