Dakloos in de bosjes: boswachters sporen buitenslapers op
Menig dakloze Hagenaar slaapt in de bosjes of de duinen. Op hulp zitten ze vaak niet te wachten. Op stap met de boswachter. “Een boete geven en ze wegsturen, helpt niet.”
“Goedemorgen, boswachterij. Iemand thuis?” Over een met afval bezaaid pad in de Scheveningse Bosjes loopt Hans van Popering op een tent af. Het armoedige onderkomen staat verstopt tussen de bomen en het hekwerk van Madurodam, waartussen waslijnen zijn gespannen. Ondanks de troep, blikken bier en damesslip op de grond is er vanmorgen niemand present. “Hier woonde een Poolse vrouw met een Nederlandse vriend, beiden alcoholist,” vertelt boswachter en handhaver Van Popering.
De man, ziek, kreeg een woning toegewezen, de vrouw bleef. “Sinds vorige week logeert ze bij iemand van de Engelse kerk.” Ze was nog niet weg of andere daklozen namen hun intrek in de tent.
Van het weekend kwam ik een joch van 27 tegen dat de peuken van de straat raapte om sigaretjes te draaien
Voor menig dak- of thuisloze Hagenaar is slapen in de bosjes of op straat een feit. De laatste jaren zijn het vooral aan lager wal geraakte arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa die buiten slapen, merkt Van Popering.
“Van het weekend kwam ik een joch van 27 tegen dat de peuken van de straat raapte om sigaretjes te draaien.” Terug naar hun thuisland willen ze vaak niet, uit vrees voor gezichtsverlies. Hoeveel buitenslapers Den Haag telt, is giswerk. De meesten registreren zich niet: ze zitten niet te wachten op de bemoeizorg van hulpdiensten of onderkennen hun probleem gewoonweg niet. Alleen bij vrieskou melden ze zich bij de daklozenopvang.
“Veel Polen die normaal buiten slapen, gaan dan wel naar binnen,” weet Van Popering.
Badslippers
Wethouder Bert van Alphen (GroenLinks, maatschappelijke opvang) maakt zich zorgen over dakloze ‘zorgmijders’. Deze week presenteert hij een actieplan aan de gemeenteraad dat er mede op is gericht deze buitenslapers beter in beeld te krijgen. Die signaleringstaak rust nu vooral op de schouders van Van Popering.
De boswachter spoort daklozen op, knoopt gesprekjes aan en poogt ze te koppelen aan de hulpverlening. Met zo’n tien daklozen onderhoudt hij regelmatig contact. “Vroeger gaven handhavers een boete en stuurden ze weg, maar dat werkt niet,” zegt hij. “Wij proberen ze aan alle kanten te helpen.”
Deze morgen rijden Van Popering en een collega-boswachter in een 4×4-wagen langs verschillende slaapplekken in de stad. Een legertentje in de Scheveningse Bosjes blijkt onbemand, ondanks de badslippers die voor de tentflap liggen. Onder de stoep naast een rotonde ligt het slaaphol verscholen van een Marokkaanse man, gevuld met dekens en karton. Op een bankje bij de Koekamp treffen de boswachters een man in poncho, zijn voeten gewikkeld in plastic tassen. “Gevlucht uit een Duitse inrichting,” vertelt Van Popering. Het bankje is zijn bed.
Je moet wel van steen zijn om niets voor deze mensen te willen doen
Ook is een pilot begonnen met permanente winteropvang (van december tot april), bedoeld om meer zorgmijders in beeld te krijgen. Het straatteam dat deze mensen signaleert, wordt uitgebreid. Eenmaal binnen hoopt de wethouder deze zorgmijders te verleiden om begeleiding te accepteren.
Onverteerbaar
De laatste stop is in de duinen. In het duister van een bunker bekijken de twee boswachters de spullen in het zand. “Hier slaapt een dame,” stellen ze bezorgd vast. Van het weekend lagen de doeken en kleren er nog niet. “Dit gaan we wel in de gaten houden.”
Van Popering is begaan met de buitenslapers, vindt hun lot soms ‘onverteerbaar’ en kan wakker liggen van schrijnende gevallen. Toch is niet alles uitzichtloos. Tijdens de koffiepauze krijgt hij een telefoontje. Het is de Poolse vrouw die tot voor kort bivakkeerde in de Scheveningse Bosjes, met goed nieuws. “Ze heeft een huis.”