Ook excuses Zuid-Holland voor slavernij

Ook het provinciebestuur van Zuid-Holland biedt zijn excuses aan voor de rol van zijn voorgangers bij het in standhouden van de slavernij.

Door

Commissaris van de Koning Jaap Smit sprak die donderdag uit in het Provinciehuis bij de presentatie van het rapport ‘Geketend voor Hollands Glorie’. Daarin nemen historici de koloniale geschiedenis van het gewest Holland en de latere provincie Zuid-Holland onder de loep. “Wij kunnen niet anders dan erkennen dat dit systeem, waarin tot slaaf gemaakten werden gezien en behandeld als beesten, een paar honderd jaar lang realiteit is geweest. Bedacht, gefinancierd en aangestuurd vanuit ook dit gewest, vroeger Holland en nu Zuid-Holland. Het is onderdeel van onze geschiedenis, onderdeel van de geschiedenis van Zuid-Holland,” aldus Smit. Eerder boden het kabinet en B en W van Den Haag al excuses aan voor de rol van de staat en de gemeente in de slavernij.

De commissaris ging ook in op de erfenis van het koloniale verleden. “Bij de erkenning van die eeuwen van onrechtvaardigheid hoort ook het besef dat het slavernijverleden doorwerking kent tot in het heden. Niemand die nu leeft, is schuldig aan wat er in de eeuwen van slavernij is gebeurd. Inwoners van Zuid-Holland niet, de Staten niet, de bestuurders niet.”

Toch wilde Smit een daad stellen: “Wat wij kunnen doen, is ons achteraf beschouwend uitspreken. Als huidig bestuur van de provincie Zuid-Holland. En vandaag doe ik dat als Commissaris van de Koning namens het voltallige College van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland. Voor wat er in het tijdperk van de slavernij uit naam van Zuid-Holland en haar rechtsvoorganger is gebeurd, voelen wij plaatsvervangende schaamte. Wij nemen er de grootst mogelijke afstand van. En wij bieden, namens de provincie Zuid-Holland en haar rechtsvoorganger, excuses aan: postuum aan de mensen die tot slaaf zijn gemaakt en ook aan hun nazaten, tot in de huidige generatie.”

Koloniale belangen

Vorig jaar besloot het bestuur van de provincie Zuid-Holland om haar slavernijverleden te gaan onderzoeken. Dr. Karwan Fatah-Black van de Universiteit Leiden leidde het onderzoek. De studie beschrijft de opbouw van het koloniale rijk en de rol die de Hollandse steden en de Staten van Holland daarin speelden. Er wordt telkens ingezoomd op Zuid-Hollandse steden als Dordrecht en Rotterdam, die grote koloniale belangen hadden. Over de gehele periode (1600-1863) werden meer dan 53.000 mensen in slavernij op Zuid-Hollandse schepen vervoerd om te gaan werken op de plantages in de ‘West’. De Staten van Holland steunden militair ingrijpen om deze markten te beschermen. Zo gaf raadpensionaris Johan de Witt, afkomstig uit Dordrecht,  veel prioriteit aan het heroveren van slavenforten in West-Afrika op de Engelsen.

Uit het onderzoek komt naar voren dat politieke en economische betrokkenheid in hoge mate verweven waren. Holland was een draaischijf waarlangs goederen, kapitaal, arbeid en kennis tussen koloniën en de rest van Europa zich bewogen. De studie benoemt hoe de vroegere bestuurders ook na de formele afschaffing hun politieke invloed richtten op het in stand houden van de koloniale verhoudingen en de koloniale productie. Het staatstoezicht dat ex-slaaf gemaakten verplichtte om nog 10 jaar op de plantages te blijven werken en de ronseling van contractarbeiders uit Azië zijn hier voorbeelden van. Maar er is ook aandacht voor Zuid-Hollandse bestuurders die zich hebben ingezet voor de afschaffing van de slavernij, zoals de protestantse jurist Pieter Elout van Soeterwoude. Samen met zijn vriend en geloofsgenoot Guillaume Groen van Prinsterer streed hij voor de afschaffing. De slavernij noemde hij ‘onverenigbaar met de strekking en de geest van Gods heilig woord’.

Het historische bronnenonderzoek is het eerste in een reeks van drie  onderzoeken die de provincie Zuid-Holland laat uitvoeren. In het tweede onderzoek wordt de doorwerking van het koloniaal en slavernijverleden onderzocht en in het derde onderzoek wordt verkend welke maatregelen kunnen worden ingezet om racisme en discriminatie terug te dringen. Omdat er vóór 1840 geen Noord- en Zuid-Holland bestonden, luidt een van de aanbevelingen van de onderzoekers om ‘op het punt van historische data en analyse een samenwerking aan te gaan met de hedendaagse provincie Noord-Holland’.

 

 

Standaardportret
Bekijk meer van