Ook Den Haag biedt excuses aan voor slavernijverleden

Na Amsterdam, Rotterdam en Utrecht biedt ook de stad Den Haag haar excuses aan voor kolonialisme en slavernij.    

Door

“Ik, als burgemeester van Den Haag, stad van vrede en recht, bied daarom namens het college, mijn welgemeende excuses aan voor de wijze waarop voorgangers van ons het systeem van kolonialisme en slavernij hebben ondersteund en ervan hebben geprofiteerd.” Dat zei burgemeester Jan van Zanen zondagmiddag in de Koninklijke Schouwburg, bij de presentatie van het boek ‘Het koloniale en slavernijverleden van Hofstad Den Haag’. Dat is geschreven door een groep auteurs onder leiding van de historici Esther Captain, Valika Smeulders en Gert Oostindie. De studie verschijnt onder verantwoordelijkheid van het Koninklijk Instituut voor Taal- Land- en Volkenkunde (KITLV) in Leiden en is verricht in opdracht van de gemeente Den Haag.

Eén van de redenen waarom het college van B en W schoon schip wil maken, is de aanwezigheid in de stad van grote groepen inwoners – 20 procent van de bevolking –  die hier zijn als gevolg van het kolonialisme. Dat geldt bijvoorbeeld voor de vele Hindostanen en Antillianen. Van Zanen richtte zich expliciet tot hen: “Excuses kunnen niet het onnoemelijke leed ongedaan maken dat uw voorouders en de voorouders van zoveel andere Hagenaars en Hagenezen is aangedaan. Ook wil ik benadrukken dat geen van de huidige inwoners van Den Haag schuld draagt voor de daden van Haagse inwoners en bestuurders van toen. Wij hopen u ervan te kunnen overtuigen dat wij ervan doordrongen zijn dat het leed uit het verleden doorwerkt tot de dag van vandaag. En dat dit zorgt voor verdriet. En boosheid. Ook omdat het systeem van kolonialisme en slavernij gestoeld was op racisme en wit superioriteitsdenken. Fenomenen waar de nazaten van de slachtoffers van kolonialisme en slavernij nog altijd mee geconfronteerd worden.”

Strijd tegen racisme

Het in het reine komen met het verleden is volgens Van Zanen ook van belang on een van de grootste bedreigingen voor de samenleving te bestrijden, het racisme. “Racisme is nog altijd een vergiftigende kracht, ook in onze samenleving. Juist daarom is de erkenning van het leed dat het systeem van kolonialisme en slavernij heeft veroorzaakt zo belangrijk. Het racisme van nu kunnen wij pas echt aanpakken wanneer de herinnering aan de oorsprong van het racisme en de gevolgen ervan, kolonialisme en slavernij, onderdeel wordt van ons collectieve geheugen. En dat is op dit moment nog niet het geval.”

De conclusie van de onderzoekers over de Haagse rol in kolonialisme en slavernij is relatief mild. Het aantal vermogende Hagenaars dat direct verdiende aan de slavenhandel was beperkt en het stadbestuur speelde in de besturen van de VOC en WIC nauwelijks een rol. Van de 564 in de late koloniale periode (vanaf 1795) werkzame stadsbestuurders hadden er 89 directe of indirecte banden met het koloniale bestuur. Rond de afschaffing van de slavernij woonden er in de stad dan wel weer veertig eigenaren van plantages in de Caraïben.

“Den Haag is veel minder dan andere grote steden van Nederland een stad van handel en industrie,” zegt onderzoeker Gert Oostindie, met wie Den Haag Centraal eerder sprak. “Daarentegen is de stad vanouds wel het bestuurlijke centrum van het land, de zetel van het parlement en het koningshuis. Dat betekent dat de rol van Den Haag in het koloniale en slavernijverleden vooral in die landelijke functie van groot belang was.”

Scherpe conclusie

Hieruit volgt dan alsnog een scherpe conclusie. Oostindie: “Gedurende het grootste deel van de koloniale periode waren de Staten-Generaal en ook de stadhouders, koningen en koninginnen van de familie Van Oranje-Nassau uitgesproken aanjagers dan wel voorstanders van het Nederlandse kolonialisme.” En toen de tijd van de slavernij voorbij was, stonden de Haagse bestuurders niet te trappelen om hem af te schaffen. Dat gebeurde pas nadat een vorstelijke compensatieregeling in het leven was geroepen, niet voor de tot slaaf gemaakten, maar voor hun ‘gedupeerde’ eigenaren. “Slechts geld telde, niet de Afrikaanse mens,” merkte Van Zanen hier zondag over op.

De onderzoekers wijzen ten aanzien van Den Haag ook op de vele koloniale herinneringen in de stad, variërend van het Mauritshuis, gebouwd voor de gouverneur van Nederlands Brazilië, en het voormalige Ministerie van Koloniën aan het Plein, tot de collecties van de Koninklijke Bibliotheek en het Nationaal Archief. Die zaken houden pijnlijke herinneringen levend.

Het Departement van Koloniën aan het Plein, omstreeks 1914. | Collectie HGA

Het onderzoek en de het boek zijn volgens Van Zanen ‘een begin’. Er komt een groter programma ‘om de herinnering aan kolonialisme en slavernij een vaste plaats te geven in de Haagse herdenkingscultuur’. Daartoe komt er een adviescommissie, die met de Haagse samenleving in gesprek zal gaan. Er komen monumenten komen die herinneren aan de slachtoffers van kolonialisme en slavernij, één voor ‘De Oost’ en één voor ‘De West’. En 2023, 160 jaar na de afschaffing van de slavernij, wordt een herdenkingsjaar.
Van Zanen: “Zo zullen wij verder gaan, om stap voor stap, en met elkaar, ervoor te zorgen dat de herinnering aan het leed dat kolonialisme en slavernij hebben veroorzaakt, vast verankerd wordt in het collectieve geheugen van Den Haag. Met als doel recht te doen aan alle slachtoffers en alle nazaten. In de hoop dat, op termijn, het gezamenlijk herinneren een gedeelde herinnering kan zijn. En dat wij, hier in Den Haag, op basis van dat gezamenlijk verwerkte verleden nog beter kunnen bouwen aan een gezamenlijke toekomst.”

 

Standaardportret
Bekijk meer van