Column: Scheveningen zingt de blues, wat de kastelenbouwers ook proberen

De Noordboulevard blijft een troosteloosheid ademen, die niet per se onaangenaam is, schrijft columnist Christiaan Weijts.

Door

Bovenop de Pier begreep ik het ineens. Het was zondagmiddag, om me heen hoorde ik Duits, Spaans, en Oost-Europees, het rook naar churros en stroopwafels, en een paar momenten meende ik de hele tragiek van Scheveningen te doorgronden.

De Pier is dezer dagen een fascinerende plek om te staan. De immense renovatie-operatie van de boulevard is gestart. Onder je voeten strekt zich een kilometer uit aan bouwketen, zandhopen, steenbergen en Dixi-toiletten. Vanuit deze hoogte heeft het ook iets aandoenlijks. De kastelenbouwers zijn naar binnen geroepen, en hebben hun graafmachines achtergelaten in deze zandbak, omheind door draadhekken en de onvermijdelijke kleurenpanelen met leuke weetjes: ‘Wist je dat er in de zomer twee bruggen voor voetgangers zijn om het strand en de strandpaviljoens goed bereikbaar te houden?’

Ook die panelenwand is nog in aanbouw. Het wachten is nog op de spetterende artist’s impressions van de futuristisch gestroomlijnde nieuwe boulevard en de dertig meter brede trap die voor het Kurhaus moet verschijnen. Hopelijk belandt tussen die leuke weetjes ook de verzuchting van oudere Scheveningers: ‘Wist je dat je in 1907 in Sint-Petersburg een treinkaartje kon kopen met Station Scheveningen als eindbestemming?’

 

De organisch gestroomlijnde boulevard en de ruimteschipachtige beachclub zouden niet misstaan in Dubai

 

Dat brengt mij op die tragiek. Dat Noord-Europese badplaatsen altijd doordrenkt zijn van een specifieke troosteloosheid is bekend. Oostende, Brighton, Scheveningen: ze leven met hun rug naar de toekomst, en die melancholie blijft voelbaar door het contrast tussen een neo-renaissancistisch juweel als het Kurhaus en wat we ervan gemaakt hebben, een ratjetoe aan luifelterrassen, fastfood, gevels met het aureool van gokhallen.

Al een kwarteeuw passeert de ene na de andere poging om het aantrekkelijker te maken, en vooral ook buiten het zomerseizoen voor wat levendigheid te zorgen. De woorden die in geen enkel plan ontbreken zijn ‘grandeur’ en ‘allure’.

Het fascinerende is dat de grote recente ingrepen stuk voor stuk precies de juiste zijn: ze vertalen de oude noties van allure en grandeur naar de toekomst en dan krijg je dus het organisch gestroomlijnde design van Manuel de Solà-Morales aan de zuidelijke boulevard dat, evenmin als het ruimteschipachtige beachclub-gebouw dat aan de noordzijde is neergedaald, zou misstaan in Dubai.

 

Wat de kastelenbouwers ook proberen, Kurhaus en Soulsistah zingen samen dezelfde blues

 

En toch. Het grote ‘en toch’ voel je als je op die Pier omdraait, naar het ruimteschip, eenzaam in het zand als op een vreemde planeet. Deels komt dat doordat het leegstaat. Maar ook als je er de wafelbars, churros-tenten en viskramen omheen projecteert, blijft het een troosteloosheid ademen, die niet per se onaangenaam is.

De melancholie van de Middenboulevard komt door het contrast tussen wat het is en wat het was. Die van de Noordboulevard door het contrast tussen wat het is en wat het zou kúnnen zijn. Als dat niet zo onzinnig klonk, zou ik het een heimwee naar de toekomst noemen.

Zo verwacht ik ook dat het bij de voltooiing in 2025 zal zijn. Scheveningen heeft een eigen atmosfeer die – immuun voor masterplannen, structuurvisies en stedenbouwkundige ingrepen – zijn intrigerende macht blijft uitoefenen. Wat de kastelenbouwers ook proberen, Kurhaus en Soulsistah zingen samen dezelfde blues.

Standaardportret
Bekijk meer van