Commentaar – Zaak-De Mos: een vonnis met een boodschap

De verrassende, bijna filosofische en ook nog eens politiek beladen uitspraak van de rechtbank in de corruptiezaak tegen Richard de Mos cum suis (vrijspraak!), noopt tot nadenken en handelen van de lokale en landelijke politiek.

Door

DE UITSPRAAK die de rechter vrijdag deed in de corruptiezaak tegen Richard de Mos, Rachid Guernaoui en zes medeverdachten kwam als een verrassing. Het Openbaar Ministerie (OM) leek een sterke zaak te hebben. Dat mocht ook wel na 4,5 jaar intensief onderzoek door de Rijksrecherche. De strafeisen waren navenant. De Mos zou voor 22 maanden de cel in moeten en mocht vier jaar geen bestuurlijk ambt meer bekleden. Ook de anderen, op één na, moesten de cel in voor circa een half jaar. Er bleef evenwel niets van de tenlasteleggingen overeind.

VANAF DE EERSTE WOORDEN van president mr. J.H. Janssen was duidelijk dat de rechtbank kritiek had op het onderzoek, de algemene houding van het OM (alles zo negatief mogelijk interpreteren) en de bewijsvoering (onvolkomen). De rechter analyseerde de zaak vanuit verschillende standpunten en gaf zelfs een bijna filosofische duiding van het strafrechtelijke begrip corruptie. Hij maakte daarbij onderscheid tussen de ‘voorkant’ en de ‘achterkant’.

DE VOORKANT IS DE vermeende betaling voor gunsten. Beoogden de vastgoed- en horecaondernemers uit de entourage van De Mos met hun donaties concrete en exclusieve voordelen binnen te halen? Hadden zij dus ‘kwade bedoelingen’? “Daarvan lijkt echt geen sprake,” aldus de rechter. Hij zag eerder ‘goede bedoelingen’, namelijk het steunen van een partij en daarmee van de democratie. Dat was een wel heel nobele kijk op de donateurs.

MAAR NU DE ACHTERKANT. Was daar dan iets strafbaars gaande, bijvoorbeeld het bevoordelen door De Mos en Guernaoui van hun donateurs? Dat leek mogelijk soms zo, aldus de rechter, maar hier moet de bredere context worden meegenomen. Er is in geen van de dossiers iets gebleken van ‘evident en exclusief voordeel’ voor de ondernemers. Ook niet bij de omstreden nachtvergunningen voor de zalencentra Opera 1 en 2. Die waren ook voor andere ondernemers verkrijgbaar, en de verlening verliep via de burgemeester en dienden een algemeen belang. Namelijk het stimuleren van het nachtleven.

EN DAARMEE LAG het complete bouwwerk van het OM in duigen. Maar de president van de rechtbank was nog niet klaar. Er volgde nog een politieke boodschap. “Het strafrecht is dus niet de oplossing voor het ontbreken van spelregels,” zei hij, doelend op het niemandsland van de lokale-partijfinanciering. Sterker nog, ondernemers die een lokale partij willen steunen moeten niet worden afgeschrikt ‘met een mogelijke verdenking van corruptie’. De rechter noemde ook de nog altijd niet ingevoerde Wet op de politieke partijen. Daarin worden veel zaken geregeld, zoals subsidiëring en een ‘donatieplafond’. En wat niet bij wet te regelen valt, daar moeten raad en college op toezien en niet de strafrechter.

HOE NU VERDER? De Haagse gemeenteraad zal bij zichzelf te rade moeten gaan of het bestaande college van B en W onbekommerd door kan regeren, nu is gebleken dat de grootste partij op valse gronden is buitengesloten. Dat was weliswaar het gevolg van het optreden van justitie, maar met de vrijdag gedane uitspraak is op zijn minst reflectie nodig op de eigen rol. Ten tweede moet het andere Den Haag nu vaart maken met de nieuwe Wet op de Politieke Partijen. En ten slotte moet ook Hart voor Den Haag zich achter de oren krabben. Er mag dan niets strafbaars zijn gebeurd, transparant was de partijfinanciering niet. En de lijntjes tussen bepaalde ondernemers en het duo De Mos/Guernaoui waren wel erg kort. Kortom, er is veel werk te doen.

Standaardportret
Bekijk meer van