Weer een ‘Rembrandt’ terug in Den Haag
Een lang verdwenen gewaand zelfportret dat van Rembrandt kan zijn, is nu te zien bij Escher in het Paleis.
Het is Rembrandt-time in Den Haag. In het Mauritshuis is het kolossale ‘Zelfportret’ uit 1658, geleend van de Frick Collection, te zien. Bij Bredius aan de Lange Vijverberg hangt een olieverfschets van de kruisoprichting, waarvan onlangs is vastgesteld dat hij hoogstwaarschijnlijk door de meester zelf is gemaakt. En de ‘Vaandeldrager’, die is er toch ook nog? Was, want die Rembrandt is op tournee door het land intussen aangeland in Rijksmuseum Twenthe.
En nu dus Escher in het Paleis. Waarom daar? Omdat het getoonde schilderij daar in de negentiende eeuw heeft gehangen. De Amerikaans-Nederlandse kunsthistoricus Gary Schwartz schreef er een ruim driehonderd pagina’s tellend boek over dat vrijdag (2 december) in het museum werd gepresenteerd. Tot nu toe stond er in Rembrandt-overzichten, zoals het vorige maand verschenen ‘Het grote Rembrandtboek’ van Jeroen Giltay, dat van dit doek de verblijfplaats onbekend was. En dat het de maker eerder leerling Ferdinand Bol was, dan Rembrandt zelf. De grote Rembrandt-keurmeester Ernst van de Wetering meldde dat althans in ‘Corpus IV’ van het canonische Rembrandt Research Project.
Nieuwe bevindingen
Schwartz komt nu met nieuwe bevindingen. Het schilderij is om te beginnen niet weg, want het bevindt zich in de collectie van een keurige Duitse verzamelaar, Herr Johann Eller uit Landshut. Hij was er vrijdag bij en toonde zich zeer vereerd dat het doek tijdelijk in het museumpaleisje hangt. Maar dan de toeschrijving. Schwartz, in het museum: “Lang werd het schilderij als een Rembrandt beschouwd. Maar in 1969 opperde kunsthistoricus Horst Gerson dat het eerder ‘van of naar’ Ferdinand Bol was. Van de Wetering nam dat over, hoewel deze suggestie door geen enkele Bol-expert is bevestigd.”
[Tekst gaat verder onder afbeelding.]
Gary Schwartz schildert de opmerkingen van Gerson en Van de Wetering nu over met zijn eigen visie. Daartoe liet hij uitgebreid technisch onderzoek doen door het Schweizerisches Institut für Kunstwissenschaft in Zürich. Dat constateerde dat er geregeld delen van het doek zijn bijgewerkt en zelfs overschilderd. Alleen het gezicht is van de hand van de oorspronkelijke kunstenaar. Pigmenten en doek kunnen uit de zeventiende eeuw dateren. Schwartz constateert vervolgens in zijn boek: ‘En wie dat gezicht bekijkt zal het moeilijk vinden iets anders te zien dan een zelfportret door de meester zelf’.
Het kan zijn dat Schwartz gelijk heeft. Toch is het best lastig om, lettend op de beroemdere zelfportretten, dit tamelijk glad geschilderde en romantisch aandoende werk als een Rembrandt te beschouwen. Wat ook niet meehelpt is dat het schilderij pas in 1823 opduikt in de bronnen. Over de voorgaande anderhalve eeuw is niets bekend.
Dickensiaanse verwikkelingen
Maar goed, het blijft wel een mooi verhaal. Eigenlijk, zo vertelde Schwartz, zijn de ‘Dickensiaanse verwikkelingen’ rond het doek interessanter dan de toeschrijving. Dat lijkt een afleidingsmanoeuvre, maar het moet gezegd, het ís een waanzinnig verhaal.
Via de kunsthandel komt het doek in 1823 in handen van de prins van Oranje, de latere koning Willem II. Later hangt het jarenlang in de Gotische Zaal van het Paleis Kneuterdijk, die de koning liet bouwen voor zijn schilderijenverzameling. Tussen 1850 en 1894 hangt het in het Paleis Lange Voorhout, waar toen prins Hendrik ‘de Zeevaarder’ woonde, de derde zoon van Willem II en Anna Paulowna.
“Daarna wordt het een detectiveroman,” aldus Schwartz die uitgebreid archiefonderzoek deed. “Door vererving binnen de koninklijke familie kwam het werk in Weimar terecht in de collectie van de hertogelijke familie van Saksen-Weimar-Eisenach. Tot 1921 hing het in het Weimar Museum. Daar werd het in dat jaar gestolen. Het was zoek tot het in 1945 ineens opdook in Amerika.” De Verenigde Staten gaven het schilderij in 1967 terug aan de Duitse regering, waarop een nazaat van de familie Van Saksen-Weimar het met succes claimde. Het was deze ‘erfgroothertogin’ die het zelfportret verkocht aan verzamelaar Eller.
- ‘Zelfportet met rode baret’ is tot en met 29 januari te zien in Escher in het Paleis.
- Gary Schwartz, ‘Rembrandt met rode baret – De wilde avonturen van een bezadigd zelfportret’, uitg. WBOOKS, prijs: € 59,95
Wilt u meer Haags nieuws lezen? Koop dan de papieren editie van de krant Den Haag Centraal. Klik hier voor alle verkooppunten. U kunt ook een (proef)abonnement nemen. U ontvangt DHC 10 weken voor slechts 10 euro.