Column: Parkeergeld gaat niet om de poet, maar om het principe
Het nieuwe parkeerregime heeft ook in de Vogelwijk geleid tot onvrede, schrijft columnist Christiaan Weijts. De plannen van de gemeente waren gebaseerd op een papieren werkelijkheid.
Ook in de Vogelwijk komen andere tijden. Her en der waarschuwden verkeersbordjes ervoor, maar nu zijn er twee werkmannen in oranje reflectievesten in de weer. Daar is hij dan: de parkeermeter. De totempaal van het gemeentelijke verdienmodel.
Tegen de achtergrond van de uitgebloeide narcissen op het kogelronde Eiberplein worstelen de mannen nog wat met het zonnepaneeldakje, als er een man met een hond langskomt. “Is het nu dan echt zover?”, vraagt hij. De mannen wijzen naar het gele bordje. “Vanaf 1 mei, meneer.” Hij glimlacht. “Ik wéét het. Ik weet er alles van.”
Tussen de groene sprieten bloeien nu andere veldbloemen op. De vogels fluiten. Aan de duinrand hoor je het eenzame, gemakkelijk met menselijke arbeid te verwarren geklepper van een specht.
Wie geen winnend lot heeft, moet een halfuur lopen naar een andere parkeergarage
Eigenlijk zou het nieuwe parkeerregime hier op 1 april al intreden, maar zoals altijd en overal was er gedoe. In deze deftige wijk droeg het gedoe de naam POET-regeling. Parkeren Op Eigen Terrein: in theorie kan dat bij veel van deze deftige huizen met oprijlanen, carports en garages. Wie kon ‘poeten’, zou de bewonersvergunning van 90 euro mislopen. Ook als hij zijn oprijlaan had omgeploegd tot voortuin of er een uitbouw op had geplaatst.
Dat was natuurlijk idioot. Er was uitgegaan van een papieren werkelijkheid. Net als bij parkeerdebacles in minder fortuinlijke delen van de stad. Bij het bouwen van woontorens wordt er tegenwoordig uitgegaan van 0,5 of 0,8 parkeerplaatsen per woning – die stadse mensen gaan toch allemaal carpoolen en met het ov, zeker als ze dicht bij het station wonen – en vervolgens staan die stedenbouwers stomverbaasd met de ogen te knipperen als blijkt dat ze helemaal niet in een halve of vier vijfde van een auto komen aanzetten, maar allemaal met een hele. Maar dat hadden we niet afgesproken! Zo stond het niet in de bouwplannen.
Dan kun je twee dingen doen: de auto’s in tweeën hakken of een loterij organiseren. Voor dat laatste koos woningcorporatie Staedion bij de Hofbadtoren in Ypenburg. Onder 110 bewoners zijn nu 62 parkeerplekken op de binnenplaats verdeeld. Wie geen winnend lot heeft, moet uitwijken naar andere parkeergarages, waarvan er eentje een halfuur lopen is.
In de Vogelwijk is de POET-regeling teruggedraaid. Als je niet meer kunt parkeren in je eigen tuin, krijg je een vergunning tegen het reguliere tarief. Alleen wie het te veel gedoe vindt, zal waarschijnlijk de 315 euro moeten betalen, hetzelfde bedrag als voor een tweede auto.
Achter deze hoge gevels wonen vast genoeg uitgekookte juristen die weten hoe ze bezwaar moeten maken
Mijn eerste gedachte: voor deze bewoners is dat klein bier. Maar goed, het gaat niet om de poet maar om het principe. Gelijke weggebruikers, gelijke taksen. De vraag is alleen hoe gelijk het in werkelijkheid is.
Mijn tweede gedachte: achter deze hoge gevels van villa’s met garages en oprijlanen wonen vast genoeg uitgekookte juristen die weten welke wegen ze moeten bewandelen om bezwaar te maken. Het zou me niet verbazen als ze die 315 euro ook nog terug weten te procederen tot 90.
Of er bij die Hofbadtoren andere oplossingen mogelijk waren, weet ik niet precies, maar ik heb zo’n vermoeden dat, als er een andere populatie in was beland dan sociale huurders, er een heel andere uitkomst had gelegen. Dan had een verpleegster haar autootje niet op een halfuur lopen van haar huis hoeven neerzetten.
Tegen het reguliere tarief van 90 euro per jaar gewoon in de omliggende wijk parkeren was toch wel het minste geweest. Al zou een béétje doortastende jurist tot aan het Europese Hof voor de Rechten van de Mens zijn grondrecht op een plekje voor zijn Tesla bevechten. Hij zou zorgen dat hij van de wethouder persoonlijk een laadpaal overhandigd zou krijgen, met een grote strik eromheen.