Column: Keuze voor middelbare school moet geen online kansspel zijn
Schoolkeuze is een bron van frustratie geworden. Leerlingen met vwo-advies moeten maar liefst acht voorkeursscholen opgeven. Laat fietsafstand en woonplaats ook meewegen in de loting, oppert columnist Christiaan Weijts.
Het is het gesprek van de dag tussen ouders met kinderen in groep acht. “Welke hebben jullie op één staan? En gaan ze daar loten?” Ik hoor het langs de atletiekbaan, bij borrels en in trams. Deze week moeten ze hun voorkeurslijst voor de middelbare school hebben ingevuld, en dan begint het lange wachten.
De overgang naar de middelbare school is van zichzelf al spannend genoeg, en dat er ieder jaar bij flink wat populaire scholen moet worden geloot voor een plekje, maakt het helemaal bloedstollend.
Zelf hebben we het gelukkig al achter de rug, maar ik krijg nog steeds die verlammende steek als ik terugdenk aan het binnenkomen van de eerste uitslag: mijn zoon was uitgeloot bij zijn nummer één, en omdat de plekjes bij de daaropvolgende leuke scholen ook al vol zaten, belandde hij op nummer vier.
Steekpenningen doen wonderen, maar hier niet
Tranen, ellende. En dan hád hij tenminste nog een school. Vorig jaar, toen mijn dochter aan de beurt was, waren er bijna vijftig kinderen die nergens plek hadden, ook al hadden ze zes scholen opgeschreven. Ik ken meerdere ouders bij wie dit het geval was. Sommigen klopten bij mij aan, omdat ik voor mijn zoon in een volgende aanmeldronde alsnog een plek op zijn nummer één-school had geregeld.
Steekpenningen doen wonderen, maar hier niet. Ik spitte het procedureboek door – even doorgrondelijk als een Ikea-handleiding in braille – en zat met gekruiste vingers op een zaterdagochtend klaar. Hopend op een aardverschuiving door bijvoorbeeld een verhuizing, en met een speciaal formulier dat ik bij de basisschool moest opvragen, kon ik op maandagochtend reageren op het vrijgevallen plekje, waarna ik wederom met gekruiste vingers een nieuwe loting afwachtte.
Het is frustrerend. Je bezoekt met je kind al die open dagen, alsof het sterrenrestaurants zijn met een all-you-can-learn-buffet van knallende chemieproefjes, spetterende podiumoptredens en een goodiebag vol toetjes. Wat een keuze. Maar 10 procent kans dat je er niet komt en hebt te slikken wat de pot schaft.
Dit jaar koos het organiserende Bovo ervoor om leerlingen met vwo-advies acht voorkeursscholen te laten opgeven. Ik denk niet dat dit de juiste richting is. Vanaf school nummer drie zijn het in de beleving van het kiezende kind toch de mindere pizzatenten. Nummer acht? Dat is de snackkeet waar je in godsnaam maar binnenstapt omdat je nu eenmaal moet eten.
Kinderen in Pijnacker, Wassenaar of het Westland nemen een Haagse nummer één-keuze als bonusoptie
Een aangenomen motie riep vorig jaar op om debacles als toen tegen te gaan, maar ‘dit in ieder geval niet te doen door het aantal voorkeursscholen uit te breiden tot 12 (Amsterdams model)’. Met acht dobberen we niet meteen in het IJ, maar zijn we toch een flink eind in de verkeerde richting gezeild.
Vorig jaar vertelden die wanhopige ouders mij dat het ze vooral dwarszat dat er 600 kinderen van buiten Den Haag meededen. Die schrijven zich thuis in Pijnacker-Nootdorp, Wassenaar of het Westland in en nemen een Haagse nummer één-keuze als bonusoptie. Een reservering die je altijd nog kunt annuleren. Een vader: “Straks fietsen er dus tientallen kids uit Rijswijk hierheen, en gaan ze van ons naar Rijswijk.”
Ik begrijp dat er nu onderzocht wordt of er één voorkeurslijst voor de hele regio kan komen. Dat zou al iets helpen. Maar ik snap niet waarom er niet nog verder wordt gedacht, en de fietsafstand of woonplaats een factor wordt in meer een gewogen vorm van loting. Ik ben niet per se voorstander van het eigen-Hagenezen-eerst-principe, maar ik ben net iets sterker tégen de neiging om de middelbareschooltijd, zo bepalend voor je ontwikkeling en vriendschappen, in te richten als een online kansspel.