Pelgrimage naar persbureau Matla
‘Google avant la lettre’
Een stukje persgeschiedenis zal binnenkort uit het stof worden gehaald en voor eventjes opflakkeren.
Het pand Riouwstraat 138, waar voorheen het Haagsch Persbureau Matla zat, wordt op 28 maart voor één middag opengesteld. Belangstellenden kunnen dan, vermoedelijk voor het laatst, kennisnemen van wat dat bureau precies deed.
De gelegenheid wordt te baat genomen nu het indrukwekkende pand – voor meer dan een miljoen – te koop wordt aangeboden. Het staat tijdelijk leeg.
Ooit zuchtten hier de balken onder het gewicht van honderdduizenden krantenknipsels die verzameld werden om het perswezen en de omroep, tegen betaling, van informatie te voorzien wanneer zij dat voor een artikel of een uitzending nodig hadden. Dat was dan uiteraard vóór de tijd van internet, waar nu moeiteloos alle informatie en veel van eerder gepubliceerde artikelen te vinden zijn.
Vroeger moesten die met veel moeite worden vergaard. Dat deed Matla en ze werden bewaard in grote kasten met honderden laatjes. Daartoe waren allerlei hulpkrachten bezig de artikelen uit de gedrukte media te knippen en systematisch naar onderwerp of op persoon op te bergen.
Het persbureau is in de jaren vijftig opgericht. Het werd tot zijn dood beheerd door Jean-Hubert Matla, een van oorsprong Haagse journalist. Hij was als kind al geïnteresseerd in het wereldgebeuren. Dit blijkt uit de opmerking van zijn onderwijzer op zijn rapport: ‘Gaat Jantje niet te laat naar bed en leest hij niet te veel kranten?’
Na zijn dood in 1968 is het bureau nog tot 1995 doorgegaan, nadat twee vrouwelijke medewerkers de zaak van hun baas hadden geërfd.
Naamgenoot van Matla
Het initiatief voor de pelgrimage naar het pand is genomen door de Haagse journalist Pelle Matla, naamgenoot van de oprichter, maar geen familie. Aangetrokken door de naamovereenkomst heeft hij eerder een studie en verscheidene publicaties gewijd aan het merkwaardige bureau. Hij noemt bureau Matla nu een soort Google avant la lettre.
Voor de bijzondere en ooit voor de pers onmisbare verzameling kon na de opheffing geen geïnteresseerde worden gevonden. De noodzakelijke digitalisering werd gezien als een onmogelijke opgave, gezien de onafzienbare hoeveelheid papier. Het overgrote deel is aan de vlammen prijs gegeven, een klein deel ging als herinnering naar het Persmuseum in Amsterdam en ook nam het Instituut voor Sociale Geschiedenis een aantal knipsels over.
Tijdens de inloopmiddag zullen behalve Pelle Matla ook enkele oud-medewerkers aanwezig zijn om over het bureau te vertellen. Daar zal ook Ton Elias zijn, tot voor kort lid van de Tweede Kamer. Hij had er als jongen een bijverdienste. Hij was er geïntroduceerd door zijn vader Ton Elias sr., die journalist was. Junior herinnert zich dat op het bureau elke moderniteit werd gemeden als de pest. Zelfs het meest voor de hand liggende apparaat, een kopieermachine, door hem sterk aanbevolen, werd van de hand gewezen. De kostbare knipsels werden gewoon voor eventjes uitgeleend aan de journalist die daarnaar gevraagd had. Dit in de soms ijdele hoop dat ze weer zouden worden ingeleverd.