‘Organizer’ Michael Johannson past prima in Museum Voorlinden

De kunst van de jager-verzamelaar

Door

Door Hendrik van Leeuwen

Op het smetteloze gras van Museum Voorlinden staat een iglo van koelboxen. Het kleurrijke ding prikkelt al van verre de verbeelding. “Speel even mee,” fluistert het in je oor. “Heb je nooit een hut of tent gebouwd? Moet je niet een beetje lachen?” Het gekke materiaal palmt je gemakkelijk in, terwijl je ook wel beseft dat zoiets niet voor de eeuwigheid is. Zeker in de buitenlucht verkleurt plastic snel en voor je het weet groeien er gifgroene algen op.

Het bouwsel fungeert echter uitstekend als voorproefje van de methode Johannson, want er schuilen rare tegenstellingen in zijn iglo. Zo komt de explosie van kleur als een flinke optater op het netvlies terecht – feestelijk maar ook gevaarlijk als een giftig dier – terwijl de compacte vorm juist rust en geborgenheid uitstraalt. En hoewel we onderhand wel wat gewend zijn in de kunst, kleeft er iets ordinairs aan plastic koelboxen, maar tegelijkertijd knipoogt elke iglo in de kunst naar Mario Merz, de beroemde arte povera-artiest die tientallen iglo’s bouwde van takken, steen of glas en die daarmee eind jaren zestig de iglo een iconische status bezorgde. Geestige man, denk je, die Michael Johansson (1975). Bij de Zweed gaan hoge en lage kunst weer eens lekker ouderwets in gesprek.

De weidse entourage is daarvoor ideaal. In Museum Voorlinden wordt elk object door een weldadige leegte omringd. Of je er nou een kartonnen doos of een stapel trottoirtegels presenteert, in deze gigantische ‘white cube’ wordt alles vanzelf kunst. Maar Johansson speelt het statusverschil mooi uit. De dingen die hij ons voorschotelt mogen dan afkomstig zijn uit de kringloopwinkel of de bouwmarkt, de in elkaar gepuzzelde kubusvorm verbluft keer op keer. Je ziet in één klap de rommelige én de ordelijke kant van de zaak.

Geschiedenis

Al die spullen hebben een geschiedenis. Wat zou er vroeger in dat geldkistje opgeborgen zijn? Op welk station zou die oude radio afgestemd zijn? Zou iemand ooit op die smetteloze kunstschaatsen hebben gereden? Er kleven duizenden, weemoedig getinte verhalen aan, maar door de strenge ordening wordt het proces van inleving en verbeelding al snel een halt toegeroepen en neemt het esthetisch oog de beoordeling over. Want Johansson is een fantastische ‘organizer’. Alles past volmaakt in elkaar.

Het pièce de résistance bestaat uit een muur van witte kringloopspullen – negen meter lang en vijf meter hoog. Voor de veiligheid is aan de achterkant, onzichtbaar voor het publiek, een staalconstructie aangebracht. De bijnaam in het museum luidt ‘Fifty shades of white’, want wanneer is wit echt wit? Maar Johansson vindt dat aspect niet zo belangrijk. Het is zijn zesde witte installatie met de titel ‘Ghost’ en hij beaamt dat in die benaming een waardeoordeel doorklinkt. “Ecologische kritiek is niet het hele verhaal,” zegt hij, “maar het maakt zeker deel uit van mijn werk. De productie van spullen heeft absurde vormen aangenomen.”

We zijn geneigd om dat als een vorm van cultuur te beschouwen. We praten erover in termen van economische groei, technische ontwikkeling en verandering in design. Maar op zoek naar diepere drijfveren komen we uit bij oermenselijk gedrag. In ons schuilt nog steeds een jager-verzamelaar. Weliswaar heeft hij zich op een vaste plek genesteld, maar hij blijft spullen naar zijn hol slepen. Johansson is tegenwoordig meer op reis dan thuis en ziet overal ter wereld hoe beheerst, dan wel onbeheerst, men omgaat met die verzameldrift. “Ik heb ook te veel spullen,” erkent hij, “en thuis ben ik helemaal niet zo ordelijk.”

Wie verder dwaalt door het museum, stuit algauw op andere verzamelingen. Er is een hele zaal gewijd aan een enorme ‘Driftwood Circle’ van Richard Long. Het kale drijfhout herinnert aan verre vindplaatsen en ligt er mooi ontheemd bij op de gepolijste parketvloer. De ritmische ordening in loepzuivere cirkelvorm verzoent ons even met een stedelijk bestaan, ver van de natuur.

Hoe diep de verzameldrift gaat, blijkt eigenlijk overal in Voorlinden. Neoc (wijlen Coen Kamp) zette tientallen wekkers op een bureautje als zinnebeeld van de aangekondigde dood. Damien Hirst doet iets soortgelijks met visjes die in transparant perspex zijn gegoten. Zijn quasi-wetenschappelijk geordende verzameling hangt als ‘nature morte’ aan de muur. In dit museum ontbreekt de gebruikelijke hiërarchie tussen wereldberoemde kunstenaars en mindere goden. Morandi met zijn onooglijke maar o zo ontroerende potjes hangt er gewoon tussen.

Gaandeweg ga je beseffen dat de grootste verzamelaar van allemaal Joop van Caldenborgh zelf is. Voorlinden is zijn hoogst eigen museum waar u en ik ook welkom zijn. Hij kan er slechts een fractie laten zien van zijn wereldwijde jacht op kunst. Na veertig jaar verzamelen bezit hij inmiddels een pakhuis vol, maar er kan altijd meer bij, want op deze plek kan hij er geweldig mee spelen. Zoals Michael Johansson de meest uiteenlopende spullen in elkaar puzzelt, zo stelt Van Caldenborgh uit zijn eclectische collectie telkens nieuwe exposities samen. Geen wonder dat Johansson prima past in Voorlinden. Je komt zijn objecten her en der tegen. In de bibliotheek gaan ze een diepzinnige symbiose aan met de boeken, in de educatieve ruimte praten zijn vrolijke thermosflessen in koor met de vloer. Het werkt aanstekelijk. Bent u ook een verzamelaar? Ga naar Voorlinden en doe er eens iets geks mee. Liefst tijdelijk.

Michael Johansson, t/m 7 januari 2018, Museum Voorlinden, Wassenaar. Meer informatie: www.voorlinden.nl

Standaardportret
Bekijk meer van