Duurzaam leren ondernemen met afgedankte kleding: van overschot naar meerwaarde
Nawfal Al Jeburi heeft een missie: de leerlingen van het Stanislas Pro bewustmaken van de desastreuze gevolgen van de fashionindustrie. Hij leert ze dat hun zelfgemaakte kleding met gerecyclede materialen minstens zo cool is als de heersende trend.
Hoe maak je een schoolwinkel hip en cool, vroeg Nawfal Al Jeburi (40) zich af toen hij twee jaar geleden als zij-instromer met een handelsachtergrond in het onderwijs terechtkwam. Van de bestaande kringloopwinkel aan het Papyruspad in Rijswijk werden de leerlingen economie en ondernemen van de middelbare school Stanislas Pro in ieder geval niet enthousiast. Bovendien, vond hij: “Je gaat niets over economie leren in een winkel waarin alles een donatie is.” Hij ging op zoek naar een nieuwe impuls, zodat leerlingen zich meer betrokken zouden voelen. Mode bleek het antwoord, en er viel ook nog eens behoorlijk terrein te winnen op duurzaamheid.
“Er worden wereldwijd 100 miljard kledingstukken per jaar geproduceerd, waarvan 70 procent nooit wordt verkocht. Dat wordt naar een stortplaats gebracht of verbrand. Burberry is koploper: het bedrijf verbrandt het meeste wat overblijft om schaarste te creëren,” vertelt Al Jeburi. “Veel leerlingen van me zijn imagogericht en zijn gevoelig voor status. Als ze nu trots zijn op een shirt van een bekend merk, vertel ik dat er 2700 liter water nodig is om dat te maken – en dan hebben we het nog niet eens over een denimbroek. Een leerling doet er drie jaar over om dat weg te drinken. Daarmee leer ik ze kritische vragen te stellen. Mag je trots zijn op dat shirt? Hoe zit het met de mensenrechten? En met de schade die het heeft aangericht? En ten slotte: hoe kunnen we iets maken waar we wél trots op zijn?”
ReMod
De visie van Al Jeburi en zijn collega’s resulteerde in een totaal andere schoolwinkel dan de kringloopwinkel die er voorheen zat. Voorin zit een outletstore met ‘deadstock’ van magazijnen, achterin een atelier waar de leerlingen een eigen twist geven aan bestaande kledingstukken onder de merknaam ReMod. “Ik ben met mijn leerlingen naar zo’n magazijn gegaan waar je voor een tiende van de retailprijs kleding kunt kopen die vorig jaar nog voor het volle pond in de Beijenkorf lag. Ze schrokken zich een hoedje.” In de winkel zijn nu dan ook kledingstukken van de merken Black Bananas, PME Legend en State of Art te koop voor minder dan de helft van wat die vorig jaar in de winkel kostte.
Meester, het lijkt wel een echt merk!
Ondanks de lagere prijs merkte Al Jeburi dat zijn leerlingen zelf nauwelijks iets kochten in de outlet die ze runnen. Ze bleken niet alleen gevoelig voor de merken, ook waar de kleding gekocht was, bleek belangrijk: de items moesten uit de JD Store of de Nike Store uit de stad komen. Daarnaast kwam hij erachter dat sommige kledingstukken net niet aansloten bij de heersende trend. Enthousiast laat de docent een babyblauwe jurk zien van Black Bananas. “Moet je deze stof voelen, zo zacht.” Hij lacht breeduit. “Wat bleek: de leerlingen willen geen lange jurk, ze willen een crop top.” Hij legt een aangepaste top boven op de jurk. Op de plek waar de jurk is afgeknipt, zit een zwarte band en op borsthoogte zit het logo van het door hem opgerichte merk ReMod. Weer die brede lach: “Kijk, dit dragen ze wel. Dit is upcyclen: nu heeft de kleding nieuwe economische waarde.”
Win-win
In het atelier achter in de winkel maken de leerlingen uit de hogere klassen zelf ontwerpen. Trots laat hij wat tekeningen zien. “Dit is toch gekkenhuis. Ik verhoog het plafond en ik kijk hoe hoog ze gaan stijgen. Sommige leerlingen zijn bereid veel meer te leren dan we ze tot nu toe hebben aangeboden. Win-win: de kinderen komen in hun kracht te staan, terwijl de kleding inclusiever, eerlijker en duurzamer is.”
Nu heeft de kleding nieuwe economische waarde
Al Jeburi laat een trui zien waarop een grafische weergave is geprint van een kleitablet dat in Babylon is gevonden – de plek waar niet alleen zijn roots liggen, maar ook die van een heleboel leerlingen. “We hadden allerlei effen truien gekregen en het leek me mooi deze hiermee te bedrukken. Toch kon ik deze afbeelding op internet alleen in lage resolutie vinden, omdat de rechten bij een artiest in Engeland liggen. Met die artiest hebben we contact gezocht en we konden de afbeelding kopen. Een leerling zei laatst: ‘Meester, het lijkt wel een echt merk!’ Deze trui heeft dus ook bestaansrecht buiten het klaslokaal.”
Impactmodel
Al Jeburi’s missie is om met de leerlingen een impactmodel neer te zetten, zodat ze leren dat ze later ook op deze manier hun geld kunnen verdienen. Daarbij stuit hij op veel weerstand, want het vergt een systeemverandering in het onderwijs. “Ik ben achttien jaar ondernemer geweest, dus ik ben ook wel vertrouwd met een bepaald handelingstempo dat men in het onderwijssysteem niet gewend is. Toch voel ik me nu een stuk gelukkiger, omdat ik impact mag maken. Ik handel vanuit mijn intrinsieke motivatie: hoe heb ik de planeet aangetroffen en hoe ga ik hem achterlaten? Dat begint dus hier: de toekomst cocreëren met de generatie zelf. Dat lukt niet door activistisch met een spandoek te gaan staan, het moet hip en sexy zijn. De haantjes kreeg ik in het begin niet aan de praat, nu zitten ze achter de naaimachine kleding te customizen. Het draait allemaal om mindset.”
De docent laat zijn broekriem zien, gemaakt van een oude fietsband door het Goudse bedrijf Vuigmakers waar hij zijn leerlingen ook mee naartoe heeft genomen. “Iemand kan dus met spullen uit de prullenbak van de fietsenmaker een totaal nieuw product maken. Toen zei een jongen: ‘Meester, dat is toch niet cool?’ En dan zeg ik: wat is cool? Jij bent de coolste jongen van de klas, dus als jij bedenkt dat dit cool is, is het cool.”