Straatcoaches hebben geen bevoegdheden, wel hun woorden
Zes dagen per week lopen de straatcoaches van Stichting Meion door de wijken van Den Haag. Door hun aanwezigheid neemt jeugdoverlast af, zo blijkt uit een recente evaluatie.
Jimmy Zoghbi stapt uit de auto en hijst zich in zijn herkenbare donkerblauwe jas. Al zwaaiend loopt hij met collega Marielle Ceder richting het Heeswijkplein, vlak bij Station Moerwijk. “We waren zojuist in Wateringse Veld, maar dat is toch net wat te ver om te lopen,” lacht Zoghbi. Hij kijkt om zich heen. Op het voetbalkooitje speelt een handjevol jonge kinderen, verder is het op deze druilerige dinsdagavond rustig op straat. Hoewel de regen is overgetrokken, waait er nog steeds een stevige wind. “Geen weer om buiten te hangen. Zullen we anders een rondje door de buurt maken?”
Sinds 2021 lopen de straatcoaches van Stichting Mens In Ontwikkeling (Meion) door de wijken van Den Haag. Ze begonnen midden in de Covid-pandemie, met als doel de overlast van jongeren als gevolg van de coronamaatregelen terug te dringen. Die aanpak had succes, zo bleek na een uitgebreide evaluatie in 2022. In meerdere wijken werd ‘een sterke samenhang gevonden tussen de inzet van straatcoaches en de afname van overlast’. Een recente evaluatie van wethouder Martijn Balster (PvdA, wijken), waarvoor met jongeren, jeugdwerkers, omwonenden en ondernemers werd gesproken, bevestigt opnieuw de positieve impact van straatcoaches.
Vertrouwen
“Is Meion nog een beetje aan het werk, of hoe zit dat?”, roept iemand die voorbijrijdt vanuit zijn auto. Zoghbi stapt op hem af en schudt vrolijk zijn hand. “Hij werkt bij Wijkz, dus we zijn indirect collega’s van elkaar,” verklaart hij later. Net als zijn partner Ceder – straatcoaches lopen altijd in duo’s door de wijk – is Zoghbi al bijna tweeënhalf jaar verbonden aan stichting Meion. Beiden doen er nog ander werk naast. “Overdag ben ik accountmanager en ben ik heel serieus met financiën bezig. ’s Avonds dol ik een beetje op straat,” vertelt Zoghbi. Hij zegt het gekscherend, maar er schuilt een serieuze kern in zijn woorden. “Je moet die jongeren laagdrempelig benaderen, een beetje grapjes met ze maken. Op het moment dat je ze streng wilt aanpakken, lopen ze van je weg.”
Overdag ben ik accountmanager, ’s avonds dol ik een beetje op straat
Bevoegdheden hebben de straatcoaches niet, ze moeten het doen met woorden. Dus wordt er veel gevraagd van hun geduld. “Een vertrouwensband opbouwen kost soms veel tijd,” beaamt Ceder. Maar dat werpt op de lange termijn zijn vruchten af. Omdat ze in vaste wijken lopen, zijn de twee inmiddels bekende gezichten. Hun telefoons staan vol met de contactgegevens van jongeren die ze op straat hebben leren kennen. “We zijn er niet alleen om de overlast aan te pakken, maar ook om jongeren verder te helpen,” vertelt Zoghbi. “Dan wisselen we nummers uit en gaan we een keer één op één een broodje met ze eten.” In sommige gevallen verwijst hij de jongeren door naar de andere hulpinstanties, waar het kan helpt hij zelf. “Ik kan natuurlijk ook mijn eigen netwerk inzetten. Op die manier heb ik een aantal van die gasten aan een baan kunnen helpen. Die zijn nu bezorger of autospuiter.”
Resultaat
Vanwege hun succes heeft wethouder Balster aangegeven in ieder geval tot 2025 budget te willen vrijmaken voor de inzet van straatcoaches. Toch is de maatregel niet altijd zo onomstreden geweest. ‘Straatcoach maakt de wijk niet veiliger’, kopte Trouw in 2013. Aanleiding was het onderzoek van socioloog Vasco Lub, die na bestudering van verschillende gemeentelijke rapportages concludeerde dat de impact van straatcoaches op overlast en criminaliteit ‘op zijn best twijfelachtig’ is.
Ook uit de meest recente evaluatie blijkt het lastig om de positieve impact van straatcoaches in cijfers hard te maken. Het aantal overlastmeldingen op vier onderzochte hotspots nam tussen juni 2021 en juni 2023 weliswaar licht af, maar ‘het is niet concreet aantoonbaar dat dit komt door de inzet van de straatcoaches’, omdat ‘het aantal overlastmeldingen op buurtniveau wordt geregistreerd en niet specifiek op hotspotniveau’.
“Resultaten zijn nu eenmaal lastig te meten,” erkent Zoghbi. “Maar als ik kijk naar het kader waarbinnen we kunnen werken, dan heb ik echt het gevoel dat we een verschil maken.” Hij wijst naar een woning op de hoek van de straat. “Onder dat balkon hangen wel eens jongeren. Als de bewoner ze vraagt om weg te gaan, heeft dat geen effect. Naar ons luisteren ze wel. Het is misschien niet veel, maar op dat moment hebben we de overlast wel even opgelost.” Marielle Ceder, die naast hem staat, knikt instemmend. “Ik heb ook wel eens iemand geholpen met iets kleins als het maken van een cv. Dat zijn dingen die de gemeente natuurlijk niet noteert.”