Broeder Mattheus zag het licht na goddeloos bestaan

Hij is prior van Stadsklooster het Willibrordushuis. Vroeger heette Mattheus Matthijs, wat ‘Gave Gods’ betekent. “Maar als niet-gelovige deed ik alles wat God verboden heeft,” vertelt hij nu Pasen, het belangrijkste christelijke feest, in zicht komt.

Door

“De eerste keer dat ik paddo’s gebruikte, dacht ik dat ik er niks van voelde. Erbij blowen hielp ook niet. Dus hakte ik de rest van de paddo’s in stukjes, deed die op een boterham met Nutella en vrat het zo op. Daar heb ik denk ik mijn nieren een beetje mee verknald…” De toen 19-jarige Matthijs belandde door de psychedelische drugs in een ‘bad trip’. Had hij toen geloofd dat hij ruim dertig jaar later broeder Mattheus zou heten en een aan God gewijd leven zou leiden?

Zodra de zware deur van Stadsklooster het Willibrordushuis in de Oude Molstraat openzwaait, klinkt gezang. Diepe mannenstemmen en toch hoge tonen. Het is vijf voor acht ’s ochtends, het gebed is bijna klaar. “Wil je de kapel vanbinnen zien?” Kriskras door een stelsel van gangen leidt broeder Mattheus (1974) daarna de weg naar een ruimte met twee sofa’s, een houten bijzettafel en een kruis aan de muur. Een pluizige, lichtgrijze kat volgt naar binnen. Met zijn staart in de lucht laat het beestje weten dat het tijd is voor ontbijt. Geen gelofte van armoede voor poes Cinza.

 

Ik deed alles wat God verboden heeft. Nou ja, bijna alles
broeder Mattheus

 

“Als ik te openhartig vertel, moet je maar wat schrappen, hoor.” Broeder Mattheus zit ontspannen op de bank, gekleed in een grijs habijt tot zijn enkels, eronder zwarte sandalen. Zijn baard, gedeeltelijk grijs, bedekt een kleine glimlach, lichte ogen, een open gezicht. Hij is prior van het Willibrordushuis, waar de Broeders van Sint Jan zich wijden aan een religieus bestaan volgens de tradities van de katholieke kerk. De Honda-motorscooter in de gang is de enige hint naar een ander bestaan, vóór Mattheus’ kloosterleven. Hij rijdt er nog steeds op, nu met een habijt onder zijn motorjas.

Antikerk

Het was 2020 toen broeder Mattheus vanuit Rimont, het moederhuis van de Broeders van Sint Jan in Frankrijk, naar het Willibrordushuis in Den Haag verhuisde. Na een jaar was hij prior. Als leidinggevende broeder zorgt hij voor het reilen en zeilen van de priorij. “Die functie is secundair, in de eerste plaats zijn we allemaal broeders. Gelijkwaardig.” Hij noemt zich daarom steevast broeder Mattheus, geen prior Mattheus.

Een onbekende in de Oude Molstraat was hij destijds niet. “Vroegâh was ik in deze wijk veel te vinden. In een andere hoedanigheid, ja. Ik hing uit bij Cremers en andere coffeeshops.” De broeder wijst naar halverwege het habijt, zijn ogen glimmen ondeugend. “Haar tot hier, zwart bomberjack, legerkistjes. En een boksbeugel op zak.” Hij grijnst gelaten. “Ik deed alles wat God verboden heeft. Nou ja, bijna alles…”

 

Opeens zat hij intens te bidden. Die is gek, dacht ik
broeder Mattheus

 

Broeder Mattheus werd in 1974 in Leiderdorp geboren als Matthijs van Dorp. Hij groeide op in een niet-religieus gezin. Zijn vader, natuurkundige, werkte bij Shell en de familie reisde veel. Matthijs en zijn broer waren antikerk en vloekten met alle ziektes die je kunt bedenken. “Ook de naam van de Heer gebruikten we geregeld ijdel, helaas.” Ze blowden, jatten verkeersborden, raakten weleens slaags in de beruchte wijken van Den Haag en belandden zelfs een nachtje in de cel na een fietsendiefstal. Pas op zijn 27ste bekeerde Matthijs zich tot het katholieke geloof.

Gave Gods

In zijn jeugd wees dus niets op zijn latere religieuze roeping. Wel was de broeder naar eigen zeggen altijd al zoekende. “Naar een doel, naar betekenis. Ik geloof dat de heilige Mattheus, mijn patroonheilige, mij m’n hele leven al stiekempjes begeleidt.” Hoe precies, kan broeder Mattheus moeilijk uitleggen. “Onzichtbaar.” Het begon misschien met zijn naam. “Door God gegeven, of geschenk aan God. Eigen schuld dus, grap ik weleens met mijn ouders.”

Niet dat alle mensen met de naam Matthijs automatisch zijn voorbestemd voor een priesterleven. “Ik denk dat ieder mens door God is geschapen met de capaciteit om God te leren kennen. Maar het is aan elke afzonderlijke Matthijs om daar gehoor aan te geven.” Toen deze Matthijs 27 jaar was, vroeg hij een vriend of hij eens mee mocht naar een heilige mis. Die was terughoudend: “Wat moet ik hiermee, dacht ie,” lacht broeder Mattheus. “Hij kende mij als die rebelse jongen met een drugsverleden.”

Wat ongemakkelijk woonde de rebelse jongen toch de mis bij. Toen de priester de hostie hief, zakte zijn vriend naast hem door de knieën. “Opeens zat hij intens te bidden, zo op de betonnen vloer. Ik keek naar hem en dacht: die is knettergek. Om me heen was iedereen ook diep in gebed. Tja, toen deed ik maar mee. En voor het eerst in mijn leven bad ik tot God. Gewoon simpel: ‘God, als u bestaat, help.’”

Occult

Het was dus niet de blowende tiener die een hulpvraag aan God prevelde. Matthijs was later een succesvolle IT’er, met ‘een eigen huis, dikke vette leasebak, grote tv, grote stereo, grote alles’. Vanwaar dan de hulpvraag? Broeder Mattheus wrijft over zijn hoofd, aait Cinza over zijn pluizige rug. “Ergens in dat vorige bestaan, vóór die goedbetaalde baan en zo, kwam ik in aanraking met een vorm van new age.”

 

Die periode in mijn leven was de hel op aarde
broeder Mattheus

 

Matthijs was toen 21 en studeerde geneeskunde in Leiden. “Of nou ja, ik stond ingeschreven. Feesten en blowen gaan moeilijk samen met studeren.” De ‘new age’-beweging is een vorm van spirituele en esoterische filosofie. “Ik deed aan transcendente meditatie, om één te worden met het universum. Ging aan de slag met energieën, chakra’s, dat soort dingen.”

Steeds dieper doken de ‘new age’-aanhangers, een hechte vriendengroep, in de spirituele wereld. “Ik stopte zelfs met drugs gebruiken, om dieper in die meditatie te komen. We deden seances en kwamen in contact met geesten.” Broeder Mattheus fronst zijn wenkbrauwen en vouwt zijn handen in elkaar. “Kijk, ik wist toen niet beter. Als katholiek weet ik nu: het was occult. Foute geesten.”

Matthijs wilde zijn studierichting veranderen naar alternatieve geneeskunde, maar dat keurde de vereniging van artsen af: het paste niet in het wetenschappelijke curriculum. In diezelfde tijd begon het in de vriendengroep steeds meer te knetteren. “De een na de ander verliet de groep; er was haat, nijd, wantrouwen, jaloezie.” Even is hij stil. “Dat is de hele gereedschapskist van de Boze. De groep viel uit elkaar, en ik raakte mezelf kwijt.”

“Je spreekt demonen aan. Die laten niet los als je ermee wilt stoppen. Ze pushen je tot het randje.” De broeder wrijft in zijn oog, slaat zijn benen over elkaar. Hij zucht diep en vervolgt: “Die periode in mijn leven was de hel op aarde. Het was meermaals kantje boord, dat ik dacht: ik hoef niet meer.” Een indringende miauw onderbreekt zijn verhaal. Broeder Mattheus staat op en laat de kat weer naar buiten. “Meer thee?”

Zoektocht

Matthijs klauterde stap voor stap weer uit dat diepe dal. Er is meer tussen hemel en aarde, geloofde hij, maar het ‘hele spirituele gebeuren’ was niets voor hem. Hij volgde een typecursus, behaalde een goederenvervoer- en chauffeursdiploma, haalde zijn propedeuse op de pabo en stapt de IT-sector in. Nog altijd zoekende. Maar naar wat?

 

Er zijn niet veel mensen die God nog zoeken, dus dan denk je: hij zal wel groots uitpakken
broeder Mattheus

 

“Ik geloof dat zolang je God nog niet hebt ontdekt, er altijd iets ontbreekt. Als een ‘God-sized hole’ in je hart. En dat vul je dan op met andere dingen, als afleiding of verdoving. Zoals drugs, of dure spulletjes. Of adrenalinekicks.” Parachutespringen, diepzeeduiken, motorrijden ‘als een bezetene’: Matthijs probeerde het allemaal. Het gevoel van leegte bleef en de nieuwsgierigheid naar het spirituele werd weer aangewakkerd.

Zo begon de zoektocht. Hij pakte het praktisch aan, en begon met de vraag: waar geloof ik in? Er is één God, stelde hij. Of je die nu God of Allah, Krishna, Boeddha of de ‘oer-energie’ noemt. “Ik verdiepte me in allerlei religies, wilde alles proeven.” En zo belandde hij op pinksterzondag 2002 op een plastic stoeltje in de tot kerk omgebouwde Jaap Edenhal in Amsterdam. Matthijs de ongelovige zakte op z’n knieën en prevelde zijn eerste gebed. ‘God, als U bestaat, help mij U te vinden.’

En toen? “Je denkt: er zijn in Nederland niet meer zoveel mensen die God nog zoeken, dus Hij zal wel uitpakken.” De broeder lacht en steekt zijn armen omhoog. “Alsof de hemel zou openscheuren en een stem zou donderen: ‘Wees welkom, mijn geliefde zoon!’” Met een plof vallen zijn handen terug op zijn schoot. “Er gebeurde niets. Het gebed was voorbij en ik zat weer terug op mijn stoeltje.”

Openbaring

Na de consecratie ontvangen katholieken een hostie en (soms) wijn, die dan het lichaam en bloed van Jezus Christus vertegenwoordigen. Een schittering verschijnt in Mattheus’ ogen. “Ik ben doodleuk in die rij gaan staan, achter mijn vriend aan. Wist ik veel dat dat niet mocht.” Alleen als je bent gedoopt en eerste communie hebt gedaan, mag je ‘ter communie’ gaan. “De hostie is het heiligste van het heiligste: het ís het lichaam van Christus.”

 

Mijn borstkas was echt warm, het was een fysieke reactie
broeder Mattheus

 

Het precieze moment weet broeder Mattheus niet. Het ontvangen van de hostie, of ergens daarna? Maar eenmaal buiten was Matthijs een ander mens. “Mijn hart stond in vuur en vlam.” Hij glundert. Opnieuw spreidt hij zijn handen. “Ik wilde de wereld omhelzen en uitroepen: ‘Ik hou van jullie!’ Maar ik ben een Hollander, dus dat deed ik niet. Ik heb daar kennisgemaakt met God, en ik voelde zijn onvoorwaardelijke liefde.” Vergelijkbaar met een goede trip? Een schaterlach. “Heel anders. Mijn borstkas was echt warm, het was een fysieke reactie. Meetbaar!”

Afspraak

Matthijs was verkocht. En verknocht. Nog datzelfde jaar werd hij gedoopt en trad hij toe tot het katholieke geloof. Zijn familie vond het maar lastig te begrijpen. “Als je er zelf niet in gelooft, dan is het echt redelijk radicaal en ver van je normale belevingswereld.” Om de goede lieve vrede te bewaren, maakten Matthijs en zijn ouders een afspraak: ‘Oké, ik praat niet meer over God. Mijn moeder begint niet meer over politiek. En mijn vader begint niet meer over golf.’

 

Het leven eindigt niet meer bij de dood, dat is de ultieme zingeving
broeder Mattheus

 

Het duurde nog een paar jaar voordat Matthijs zijn roeping tot het monastieke leven ontdekte. Na een ‘snuffelstage’ in Nederland startte hij intern bij het moederhuis van de Broeders van Sint Jan in Frankrijk met de opleidingen filosofie en theologie. Hij legde de geloften van armoede, kuisheid en gehoorzaamheid af. Vanaf toen ging Matthijs door het leven als broeder Mattheus. “Voor mij is het de ultieme zingeving: het leven eindigt niet meer met de dood.”

Als kloosterling heeft broeder Mattheus geen bezittingen. En die dikke Honda in de gang dan? Opnieuw lacht hij. “Mijn broer gaf hem aan mij cadeau, maar automatisch is de motor eigendom van de congregatie. Maar… ik ben hier wel de enige broeder met een motorrijbewijs.” Waarop hij overigens nog wél Matthijs van Dorp heet.

Standaardportret
Bekijk meer van