Al 70 jaar een Indisch lichtbaken

Decennialang zorgde Pelita vanuit Den Haag voor de Indische en Molukse gemeenschap. De stichting bestaat nu 70 jaar.

Door

Door Onno Sinke

Eeuwenlang was de Residentie nauw verbonden met Nederlands-Indië. De sporen zijn nog altijd zichtbaar in de stad. Van de vele toko’s en restaurants tot het Indisch Monument bij de Waterpartij. Van het standbeeld van de Indische tantes op de Frederik Hendriklaan tot de jaarlijkse Tong Tong Fair op het Malieveld. De stad kent nog steeds een van de hoogste concentraties Indische Nederlanders en Molukkers in Nederland.

De jubilerende Stichting Pelita (70 jaar) heeft alleen al 8000 klanten van de eerste generatie in Den Haag, mensen die in het voormalige Nederlands-Indië zijn geboren en opgegroeid. Medewerkster Sociale dienstverlening Anneke Ruff organiseert voor elke tweede woensdag van de maand een zogenaamde koempoelan, een bijeenkomst met Indisch thema in een buurthuis in de Celebesstraat. “Je ziet dat het minder wordt, maar er komen toch nog steeds dertig à veertig mensen op af,” vertelt ze.

“Een centrum van begrip, een thuis voor de Indische Nederlanders en Molukkers waar men aan een half woord genoeg heeft.” Zo omschrijft de schrijver Adriaan van Dis de Stichting Pelita, vernoemd naar een Indisch olielampje als lichtbaken in tropische nachten. Van Dis werd lid van het comité van aanbeveling om de drempel te verlagen voor mensen die moeite hebben om over de oorlog te praten. Zelf bagatelliseerde hij vroeger altijd de invloed van de Tweede Wereldoorlog op zijn leven. “Ik ben opgegroeid in een gezin waarin een groot wantrouwen heerste tegenover de staat. Wij hadden geen hulp nodig en losten problemen zelf op. Dat lukte aardig, tot mijn vijftigste.” Toen haalde het verleden hem in. De psychiater bij wie hij in analyse was, stond erop dat hij zich zou aanmelden bij Pelita.

Slaan

Het gesprek met een Pelita-medewerker opende hem de ogen. Van Dis: “Ik moest erkennen dat de oorlog een grotere rol speelde dan ik eerst wilde toegeven. Dingen zoals het slaan in het gezicht met een vlinderslag kwam heel vaak voor bij kinderen die in Indische gezinnen opgroeiden. Dat hadden hun ouders onbewust overgenomen van de Japanners tijdens de oorlog. Je moet het alleen oplossen, maar het is toch prettig dat het niet iets unieks is. Nu heeft het verleden voor mij zijn historische en emotionele plaats gekregen.”

Door kennis van de culturele achtergrond en persoonlijke leefwereld van de Molukkers en Indische Nederlanders kun je het verhaal in een context plaatsen en snel onderliggende patronen ontdekken, zegt Harriet Ferdinandus, directeur van Pelita. Zoals de man die naar Pelita kwam met relatieproblemen omdat hij zo hard werkte. “Wat bleek? Zijn vader verdrong zijn oorlogservaringen door keihard te werken. Zijn zoon kreeg zo de boodschap dat je alleen maar meetelt als je presteert.”

Bij de oprichting in 1947 was de hulpverlening vooral materieel van aard: huisvesting (de zogenaamde Pelitahuizen), uitkeringen, hulp bij het omgaan met het huishoudbudget en het kiezen van scholen van de kinderen. Later kwam hier nog de begeleiding bij van de aanvraag voor de wetten voor oorlogsgetroffenen. Toen werd duidelijk dat velen psychische klachten hadden overgehouden aan hun ervaringen tijdens de Tweede Wereldoorlog, de gewelddadige dekolonisatie en de migratie naar Nederland. De Indische Nederlanders en Molukkers voelden zich niet herkend en erkend bij algemene organisaties voor maatschappelijk werk. Die waren niet op de hoogte van hun achtergrond. Om die reden kreeg Pelita haar eigen maatschappelijk werkers.

Isolement voorkomen

Tegenwoordig probeert Pelita vooral het sociale netwerk te versterken van Indische ouderen om te voorkomen dat ze in een isolement raken. Hiervoor worden onder andere koffietafels, eettafels en ontmoetingsdagen georganiseerd. Steeds meer maakt Pelita daarbij gebruik van vrijwilligers. “Voorheen deden de vrijwilligers meer hand-en-spandiensten zoals het klaarzetten van stoelen,” zegt Ferdinandus.

“Tegenwoordig zijn ze soms actief in ingewikkelde thuissituaties waarbij bijvoorbeeld sprake is van een cliënt met dementie en een partner die de mantelzorg niet goed meer aankan.” Na pilots in Eindhoven en Zwolle gaat begin 2018 ook in Den Haag het project Gotong Royong van start. Hierbij helpen vrijwilligers ouderen uit Nederlands-Indië bij de dagelijkse bezigheden en het ondernemen van sociale activiteiten.

Hoewel het hoofdkantoor in 2014 uit Den Haag is vertrokken, zal Pelita in het nieuwe Indische ontmoetingscentrum op de Sophialaan weer meer activiteiten gaan ontplooien in de stad. In dit gebouw krijgen verschillende Indische organisaties onderdak, zoals het Indisch Herinneringscentrum, de Stichting Herdenking 15 augustus 1945 en het Moluks Historisch Museum. Het ontmoetingscentrum, dat nu nog in Arnhem is gevestigd, opent volgend jaar zijn deuren. Zo wordt het Indische tintje van Den Haag opnieuw aangezet. 

Tante Pop

Voor sommigen is het Haagse onlosmakelijk verbonden met het Indische. Adriaan van Dis herinnert zich nog goed dat hij als 6- of 7-jarige jongen achter op de motor bij zijn vader van Bergen aan Zee naar Den Haag kwam. “Op bezoek bij tante Pop, een zeer Indische zuster van mijn vader, waar dan werd gerijsttafeld. Ik werd vaak op pad gestuurd om sambal te halen bij een toko met een bazige Indische vrouw en een sul van een man die op zijn donder kreeg. Ik kreeg ook op mijn kop. ‘Met of zonder trassi?’, vroeg ze, maar ik had geen idee wat dat was. De geur van toko’s geeft me nog steeds heimwee. Toen ik de roman ‘Indische Duinen’ schreef over mijn familie, heb ik zes weken lang gekookt. Alle herinneringen kwamen weer naar boven.”

Meer informatie: www.pelita.nl

Een Indische koffer vol herinneringen. | Foto: PR

Wilt u een abonnement op DHC? Klik dan hier.

Standaardportret
Bekijk meer van