‘Wat wij hebben gedaan, kan nu niet meer’

Een bijzonder olympisch verhaal uit de oude doos.

Door

De Olympische Winterspelen in Zuid-Korea zijn in volle gang. Thrillseeker Bart Carpentier Alting reed in 1988 al met een duidelingwekkende vaart door het ijskanaal. Als olympische deelnemer aan het bobsleeën en het rodelen. Niet voor Nederland, maar voor de Nederlandse Antillen. Een land dat nog nooit sneeuw en ijs heeft gezien en waar men dacht dat het over roddelen ging.

Door Klaas-Jan Droppert

Naast een doos vol foto’s, krantenknipsels en memorabilia heeft Bart Carpentier Alting nog een tastbaar bewijs van deelname aan de Olympische Winterspelen van 1988 in Calgary overgehouden. Midden in recreatiegebied Vlietland staat een Canadees chalet (houtskeletbouw). In een opvallend frisse, lichtblauwe kleur. “De inspiratie voor het huis heb ik in Calgary opgedaan. Heeft nog wel wat voeten in de aarde gehad, omdat de welstandscommissie het in eerste instantie afkeurde. In Nederland was er niemand die het kon bouwen. Materiaal en mensen zijn toen uit Vancouver gekomen om het neer te zetten.”

Carpentier Alting woont nu in zijn werkgebied, want in 1983 kocht hij al de ontwikkelings- en exploitatierechten van Vlietland. Destijds waren die in het bezit van Volker Stevin. “In het begin was er niets, alleen modder en water. In de jaren zestig waren de boeren uitgekocht. Onder anderen ene familie Van der Valk. Met het geld hebben ze De Gouden Leeuw in Voorschoten gekocht.”

Na jaren van lamleggende juridische procedures zit er nu weer schot in de ontwikkeling van het natuurgebied. Binnenkort gaat de eerste paal voor 223 recreatiewoningen de grond in.

Risico’s

Zoals hij zijn zaken aanpakt, zo ging de nu 63-jarige Carpentier Alting ook te werk tijdens zijn sportcarrière. Het gat in de markt ontdekken en het avontuur aangaan. Hij was een thrillseeker, deed allerlei sporten met risico’s en een hoog adrenalinegehalte. Parapenten, parachutespringen, ijshockey, rugby, catamaran zeilen, surfen. En zweefvliegen. “Destijds was er een tekort aan piloten, zodat je gratis kon zweefvliegen.”

Toen het Nederlands Olympisch Comité, na een oproep van de inmiddels overleden sportverslaggever Frans Henrichs, in 1981 200.000 gulden beschikbaar stelde om het bobsleeën en rodelen te ontwikkelen, hapten hij en zijn vrienden van de Amsterdamse studentenverenigingen Thalia en Viator toe. “In Winterberg zijn we begonnen met rodelen en een paar weken later was onze eerste wedstrijd in Königssee. Het WK in Sarajevo was weer twee weken later. Of we wilden meedoen. We hadden alleen geen auto. Destijds woonden mijn ouders in Wassenaar en we hebben van de buurman voor 500 gulden een Citroën GS overgenomen. Was altijd als boodschappenwagentje gebruikt. We hebben het WK ermee gehaald. Maar het eerste wat we hoorden, was het gekrijs van de olympische bronzen medaillewinnares die een nare val maakte. Ze bleek haar pols te hebben gebroken. Toen vroegen we ons wel even af wat we hier kwamen doen.”

Het imago van uit de hand gelopen studentengrap kleefde aan het zoeven door het ijskanaal. “Zo noemde Mart Smeets het, maar dat was niet zo. Wij waren goed getrainde sporters, ikzelf speelde rugby op het hoogste niveau in Nederland en mijn vrienden waren toproeiers, en hebben sport altijd serieus genomen.”

Op de bluf

Het rodelen kreeg Carpentier Alting door de jaren heen steeds beter onder de knie en toen kwam er weer een nieuwe uitdaging. “In 1983 werd naast het WK rodelen ook het WK bobsleeën in Lake Placid georganiseerd. Bobsleeën vonden we iets voor watjes, maar de premie van 1000 dollar kwam goed van pas. Hebben we ons op de bluf aangemeld. Maar we hadden geen slee, geen helmen, helemaal niets. Die leenden we van andere deelnemers. Uiteindelijk hebben we de coach van het Canadese team in vertrouwen genomen en gezegd dat we nog nooit in een bobslee hadden gezeten. Die geloofde zijn oren niet, vertelde over de doden die op deze baan zijn gevallen vanwege de betonnen muur aan het einde. Hij adviseerde ons meteen te remmen. Deden we, maar er kwamen protesten van andere landen omdat we de baan vernielden. In de vierde run maakte ik een stuurfout, gingen we op z’n kop en kwam remmer Jan-Willem de Groot tussen de slee en de baan terecht. Precies op de plek waar een fotograaf van de International Herald Tribune stond. Die foto ging de hele wereld over, maar met mijn naam als slachtoffer. Die foto zagen mijn ouders ook… De bob kreeg ik tijdens de run weer op zijn ijzers en aan het eind riep ik dat Jan Willem moest remmen. Keek ik achterom, was hij uit de bob gevallen. Ben ik snel naar achteren gesprongen en kon ik net voor die betonnen muur remmen…”

  
Achterdeurtje

De Olympische Spelen leken ver weg, omdat het NOC strenge kwalificatie-eisen had. Maar Carpentier Alting had een achterdeurtje. Hij was geboren op Curaçao, woonde er tot zijn vierde en vervulde er zijn diensplicht bij het Korps Mariniers. Hij kon dus voor de Nederlandse Antillen uitkomen. “Maar er bestond geen rodel- en bobsleebond, die heb ik toen opgericht. Aanvankelijk dacht het Antilliaanse Olympisch Comité dat het om ‘roddelen’ ging en sneeuw hadden de leden ook nog nooit gezien. Ze waren terughoudend, maar toen ik vertelde dat ik genoeg sponsors had waardoor ook zij mee konden naar Calgary, was het zo geregeld,” aldus Carpentier Alting, die nog altijd in de mediagids van de internationale bond als voorzitter van de Antilliaanse bobsleebond wordt opgevoerd. En dat terwijl het land niet meer bestaat…

In Canada was Carpentier Alting op 33-jarige leeftijd deelnemer, vlaggendrager bij de opening en chef de mission. Daarnaast was hij de enige deelnemer die aan twee disciplines meedeed. In het rodelen werd hij 36ste (van de 38 deelnemers). In de tweemansbob eindigde hij, samen met de eveneens op Curaçao geboren Bart Drechsel, op de 29ste plek (van 41 deelnemers). Nog voor het wereldberoemde Jamaicaanse bobsleeteam, waarover de Disneyfilm ‘Cool Runnings’ is gemaakt. Had het Antilliaanse bobsleeteam, dat grotendeels dezelfde achtergrond als het Jamaicaanse had, niet wereldberoemd kunnen worden? “Nee, want witte Antillianen in een bobslee is geen verhaal. Bovendien hadden die Jamaicaanse bobsleeërs een heel commerciële manager. Die deed hun pr heel goed. Er waren bijvoorbeeld T-shirts van het team te koop. Die jongens zelf, allemaal militairen, waren niet zo gezellig.”

Prins Albert

Aan anderen in het familiaire bobsleewereldje bewaart hij betere herinneringen. Aan prins Albert van Monaco, die ook aan bobsleeën deed, bijvoorbeeld. “Daarmee konden we het goed vinden. We zijn op menige verjaardag van hem geweest en we werden altijd uitgenodigd voor het WK aanduwen, dat een belangrijk onderdeel van het bobsleeën was. Gebeurde altijd onder de stralende zon op de boulevard van Monte Carlo.”

Prins Albert was ook in Calgary van de partij, waar hij veertiende werd. Evenals nog meer bekende sporters. “We hebben daar zoveel mensen ontmoet. Yvonne van Gennip, die drie gouden medailles won, bijvoorbeeld, en Katarina Witt, de Oost-Duitse kunstrijdster en tweevoudig olympisch kampioene. Zat je mee te ontbijten. Volgens mij vond ze onze aandacht wel leuk.”

Carpentier Alting deed vier jaar later in Albertville, met remmer Dudley den Dulk, nog een keer mee aan de Olympische Spelen. Hij werd 37ste in het bobsleeën. “Maar in Albertville zaten de bobsleeërs en rodelaars niet in het olympisch dorp. De sfeer was beduidend minder.”

In de Franse wintersportplaats eindigde min of meer ook het olympische avontuur. “De sport werd steeds professioneler. Er waren fulltime-atleten en de kwalificatie-eisen werden steeds hoger. Wij hadden ook een leven met veel andere interesses naast de sport. Elk seizoen hebben we altijd maar aan vier of vijf wedstrijden meegedaan om ons te kwalificeren. Nu is dat onmogelijk. Wat wij gedaan hebben, kan niet meer.”

Of toch wel, want bij het skeleton is een in Amsterdam wonende Ghanees straks in het Zuid-Koreaanse Pyeongchang actief. “Goed voor hem! Skeleton is nog een jonge sport vergeleken met rodelen en bobsleeën. Over niet al te lange tijd kan het ook niet meer in het skeleton. Maar het is wel leuk dat we een soort opvolger hebben gekregen.”
  
| Foto: Piet Gispen     

Wilt u meer lezen? Neem dan een abonnement op DHC.

Standaardportret
Bekijk meer van