Rekenkamer kritisch over gemeentelijke plannen voor bouw betaalbare woningen
De ambities voor betaalbare woningbouw zijn niet duidelijk en het college slaagt er niet in om eenduidig en transparant te rapporteren over de voortgang van deze ambities. Dat stelt de Rekenkamer Den Haag.
De Rekenkamer presenteerde woensdag, als reactie op de ‘Voortgangsrapportage woningbouwproductie 2023’ en de recent gepresenteerde ‘Woonvisie 2024’, een opvolging van eigen onderzoek naar betaalbare woningbouw uit 2022. Daarin stelde de toezichthouder dat in absolute termen maar weinig betaalbare woningen werden gebouwd en dat het college in rapportages aan de gemeenteraad niet duidelijk maakte of ambities al dan niet werden gehaald.
De gemeenteraad nam drie aanbevelingen van de Rekenkamer over, maar een kleine twee jaar later schort er nog steeds het nodige aan de plannen voor betaalbare bouw. De voortgangsrapportage geeft beter zicht op ontwikkelingen qua betaalbare woningbouw, aldus de Rekenkamer, maar de ambities zijn nog steeds niet duidelijk, zijn nog steeds niet in absolute aantallen geformuleerd en het college maakt nog steeds niet duidelijk of de ambities worden gehaald.
Betaalbare woningen
De in juni van dit jaar gepresenteerde Woonvisie 2040 categoriseert drie typen betaalbare woningen. Het gaat daarbij om sociale huurwoningen met een maximale huur van € 879,66 per maand, ‘middeldure’ huurwoningen met een maximale huur die geschaald wordt aan de hand van het woningwaarderingsstelsel en betaalbare koopwoningen, tot een prijs van € 390.000.
Jaarlijks moeten in Den Haag 4000 woningen worden gebouwd, waarvan 70 procent behoort tot bovenstaande ‘betaalbare’ categorieën. Dat aantal werd de afgelopen jaren bij lange na niet gehaald: in 2021 kwamen er 1947 nieuwe woningen bij, het jaar daarop 2115 en vorig jaar 1349, blijkt uit de voortgangsrapportage.
De gemeente kan afdwingen wát er gebouwd gaat worden, maar niet dat er daadwerkelijk gebouwd gaat worden
Volgens de Rekenkamer ontbreekt het in die rapportage aan inzicht in de realisatie van het aantal betaalbare woningen, omdat ‘de betaalbaarheidsambities nog steeds alleen als percentage worden beschreven en niet in absolute aantallen te bouwen betaalbare woningen’. Zo kan het dat een doelstelling in relatieve zin wordt behaald, wat bijvoorbeeld voor 30 procent sociale huur ook het geval was de afgelopen jaren. Maar wanneer je 30 procent van de totale woningbouwambitie neemt (4000 woningen) en dat doorrekent naar absolute aantallen (1200), komt dat doel lang niet in zicht.
In de Woonvisie 2040 staat dat bij plannen voor betaalbare bouw wordt gestreefd naar 80 procent, met als ‘minimumdoelstelling’ 70 procent. Die percentages worden niet langer direct gekoppeld aan het algehele streefgetal van 4000 woningen, waardoor de Rekenkamer het niet langer mogelijk acht de ambities ‘in absolute aantallen te herleiden’.
Reactie wethouder Martijn Balster (PvdA, volkshuisvesting)
“De Rekenkamer constateert terecht dat veel van haar eerdere aanbevelingen in de rapportage van 2023 zijn verwerkt. Over de aangescherpte ambities in de concept Woonvisie 2040 kan pas gerapporteerd worden nadat deze Woonvisie daadwerkelijk is vastgesteld. De gemeente bestudeert de nieuwe aanbevelingen van de Rekenkamer om tot een manier van rapporteren te komen die nog meer helderheid kan bieden.”
“De gemeente kan afdwingen wát er gebouwd gaat worden, maar niet dat er daadwerkelijk gebouwd gaat worden. Met andere woorden: de gemeente kan sturen op percentages, maar is minder goed in staat om te sturen op absolute aantallen omdat zij zelf geen woningen realiseert. Het aantal woningen is deels afhankelijk van de gemeentelijke inspanning, maar ook van rentestanden, bouwkosten, inflatie, beleggerssentiment, de financiële positie van corporaties. Desalniettemin zal het college de aanbeveling van de rekenkamer om de ambities ook in absolute zin te vermelden in de volgende voortgangsrapportage overnemen.”
“In de begeleidende brief bij de Voortgangsrapportage heeft het college aangegeven in hoeverre de (lange termijn) ambitie van 4.000 woningen nog niet is gehaald in 2023 en wat daarvoor de verklaringen zijn. Het college herkent zich dus niet in de opmerking van de Rekenkamer dat niet duidelijk wordt gemaakt of de ambities worden gehaald.”