Leendert de Jong zwaait af bij het Filmhuis: van kaartjes scheuren tot Jeanne Moreau ontvangen
Deze week nam Leendert de Jong afscheid van het Haags Filmhuis, na daar veertig jaar gewerkt te hebben als programmeur. Uniek. Er is geen filmprogrammeur in Nederland die op zo’n aantal jaren kan bogen. “Het blijft ongelooflijk leuk.”
Veertig jaar de blik op film in een stad mede bepalen, veertig jaar laten zien wat film was en wat film is. Voor velen werd Leendert de Jong Het Gezicht van dat Filmhuis. En het begon allemaal zo simpel. Een student kunstgeschiedenis, in Leiden op film afgestudeerd, die zomaar bij het Filmhuis binnenwandelt om zich daar te melden als vrijwilliger.
“Het Filmhuis, toen aan de Denneweg, was in 1981 geopend,” vertelt De Jong. “Acteur Orson Welles zou die opening verrichten. ‘Komt Orson Welles of Nietes?’, kopte een krant toen. Lekker flauw. Orson kwam dus niet, maar hij stuurde wel een bericht dat het hem speet. Ik werkte er toen nog niet, ik heb me, in 1983 denk ik, als vrijwilliger aangemeld. Dat vonden ze daar wel leuk, iemand die afgestudeerd was in film. Ik ging werk doen in het archief, ik zat achter de kassa, ik scheurde kaartjes, en ik begon me voorzichtig met het programmeren te bemoeien.”
Laat mij maar lekker programmeren
“Toen Kees Kasander en Denis Wigman uit de toenmalige leiding hun eigen productiekantoor AllArts startten voor hun werk met filmer Peter Greenaway, kreeg ik te horen ‘neem jij de programmering maar over’. Dat was 1985/86. Zo is ’t gekomen.” Lachend: “Niet wetende dat ik ’t veertig jaar zou volhouden. Met overtuiging en liefde, nog steeds. Om me heen hoorde ik mensen die me een schuldgevoel aanpraatten: ‘Zit jij daar nog steeds? Ben je nou nog steeds geen directeur?’ Maar ik kwam er al vroeg achter dat zulk werk nooit iets voor mij zou zijn. Laat mij maar lekker programmeren. Dat blijft ongelooflijk leuk.”
Cinemathèque
Het Haags Filmhuis ging zich moduleren in de stijl van Fransman Henri Langlois en zijn Cinemathèque in Parijs, met iedere dag een andere film. De Jong: “We maakten onze eigen affiches, niets was er, internet bestond nog niet. We haalden plaatjes uit tijdschriften en boeken. Er was niets digitaal, films waren op 35 of 16 millimeter, het Filmmuseum had weinig klassiekers ter beschikking en er waren lang niet zoveel filmdistributeurs als nu. Voor internationale films moest je vaak naar Parijs en Londen. Of de ambassades, die dan weer een briefje naar hun bazen stuurden dat er in Den Haag gekken waren die zo nodig die en die film wilden vertonen. En die kwamen dan ook vaak per diplomatieke post.”
Als je zoveel werk in een festival steekt, waarom zou je het dan alleen in Den Haag houden
De Jong begon in het Filmhuis thema’s uit te bouwen en festivals vorm te geven. Zoals Film + Architectuur. “Hoe Hollywood decors ging bouwen in de studio’s, de ontwikkeling in Italië waar alles juist naar buiten moest, de Nouvelle Vague met film die op straat moest bewegen. Met de films die dat illustreren. Als je zoveel werk in een festival steekt, waarom zou je het dan alleen in Den Haag houden, dachten we. We vonden 22 tot 25 filmtheaters in het land die mee wilden doen. Een ongelooflijk ingewikkelde organisatie. Filmkopieën naar Amersfoort, van Amersfoort naar Maastricht. Films die elke dag in elkaar gezet moesten worden en weer in dozen gestopt. Schema’s voor transportdiensten, een logistiek waar je ‘u’ tegen zegt. We hebben het jaren volgehouden.”
Audrey Hepburn
Een van die uitgroeiende festivals werd Film & Fashion waaraan 27 filmtheaters meededen en waarvoor actrice Audrey Hepburn het beeld zou bepalen. Leendert de Jong ging proberen de van oorsprong Nederlandse actrice ervoor te interesseren. “Via modekoning Hubert de Givenchy ben ik aan haar adres gekomen. Ik heb haar een brief gestuurd om haar uit te nodigen voor het festival dat voor een belangrijk deel haar films zou laten zien. En dan maar afwachten. Gaat op een dag de telefoon. Een meneer die in keurig Nederlands zegt: ‘We hebben je brief ontvangen, zijn best enthousiast, maar Audrey is druk, ze wil weten wat haar programma-aandeel zou zijn, ze wil niet centraal staan.’ Ik was zó verbaasd, dat ik onmiddellijk juichend op kantoor riep: ze kómt, ze kómt! ‘Van wie weet je dat dan?’, was de vraag. Ik was zo perplex, dat ik de naam van wie me belde niet gevraagd heb. Ik heb hem teruggebeld, me geëxcuseerd als onervaren. Dat vond hij wel leuk, hij vertelde dat hij Robert Wolders was, een Nederlands acteur, en dat hij al tien jaar samenleefde met Audrey. Ik lees geen roddelbladen en wist dat dus absoluut niet. Grappig eerste begin.”
Daar zat ik dan, in overhemd en bretels naast Audrey Hepburn
“Ik ging sterren of cineasten die centraal in onze festivals zouden staan eerst zelf opzoeken. Om vertrouwen te winnen. Zo kreeg ik een uitnodiging van Audrey voor een modeshow van Hubert de Givenchy in Parijs waar zij moest zijn voor een kostuum voor een Unicef-gala. Daar zat ik dan, in overhemd en bretels naast Audrey Hepburn. Met links van mij madame De Rothschild en daarnaast drie Egyptische prinsessen. Toen ik terugging naar m’n hotel, zei mevrouw De Rothschild: ‘Ik ga ook weg, mijn chauffeur staat voor de deur. Kan ik u een lift geven?’ Werd ik in een Rolls-Royce afgezet bij m’n hotel.”
Pareltjes
Leendert de Jong legt een vuistdikke map op tafel met een indrukwekkend aantal Filmhuis-programma’s. Indrukwekkend vooral omdat de onderwerpen een mooie reeks tijdsbeelden geven. De Jong: “Ik, wij, het Filmhuis, hebben het altijd belangrijk gevonden de filmgeschiedenis levend te houden. Je merkt dat er veel veranderd is. Toen Marilyn Monroe 25 jaar dood was, kwamen Time Magazine, Life en al die bladen met voorplaten en coverstory’s aan haar gewijd. Toen ze vijftig jaar dood was: geen letter meer. Regisseurs als Antonioni en Ingmar Bergman? Een jonger publiek is ze straks helemaal vergeten. Zo geeft het Filmhuis nu aandacht aan de Japanse meesterregisseur Kurosawa (zie pagina 5 van het katern UIT/de kunst, red.). Filmgeschiedenis is een belangrijke drijfkracht voor mij. Niet alleen bekende regisseurs, maar ook pareltjes van vergeten films.”
Het is leuk om ontdekkingen te doen die ook nog goed lopen qua publieke belangstelling
Zo stelde De Jong voor het Filmhuis ooit het festival Swingin’ Londen samen. Met een blik op film, muziek, mode en maatschappij waarvan de Engelse pers zelfs opkeek. “Mijn grootste ontdekking waren de films van de Italiaanse regisseur Valerio Zurlini, die zelfs de pers niet meer kende,” vertelt De Jong. “Films als ‘La ragazza con la valigia’ met Claudia Cardinale. Of ‘Il deserto dei Tartari’. NRC schreef zelfs: ‘Vergeleken met het werk van Zurlini valt de hedendaagse film in het niet.’ Leuk zulke ontdekkingen te doen die ook nog goed lopen qua publieke belangstelling. Die films zijn de bouwstenen van waar we nu zijn. Waar we vandaan komen. Die cinematheekfunctie is heel belangrijk, maar het Filmhuis is vooral opgericht voor de artfilm, de niet-commerciële, internationale film. Antonioni en Bergman draaiden in de commerciële bioscoop tot de Hollywoodfilms ze eruit werkten.”
“Die twee filmwerelden zijn meer naar elkaar toegegroeid. Soms moeten we uit dezelfde vijver vissen, zoals in die coronaperiode. Maar we willen onderscheidend zijn, daar worden we voor gesubsidieerd. Een film als ‘Barbie’ draaide in alle filmhuizen en arthouses in Nederland. Zeer vermakelijke film, opvallend geregisseerd door Greta Gerwig. Heeft waanzinnig goed gedraaid. Maar waarom zouden wij, als Haags Filmhuis, die film óók draaien, dacht ik. Die heeft ons niet nodig.”
Het Filmhuis had een wat hoge drempel, die is hier aan het Spui behoorlijk geslecht
“Die afwegingen maak je voortdurend. Je denkt: die film verdient het misschien, maar is toch meer televisie. Het onderwerp is interessant, maar cinematografisch stelt het niks voor. Of je kiest een film omdat die aansluit bij wat er in je stad speelt. Dat is ook een eis van de subsidiënt. Zoals films over Nederlands-Indië die hier in Den Haag altijd volle zalen trekken. Of een discussie over de Bollywoodfilms, waarvan jonge Hindoestanen inmiddels zeggen: die zien we toch wel, wij willen ook het internationale filmaanbod. Luisteren naar waaraan behoefte is binnen een deelgroep. Het Filmhuis had een wat hoge drempel, die is hier aan het Spui behoorlijk geslecht. We zijn niet alleen voor de ‘moeilijke films’. We trekken weer meer bezoekers dan vorig jaar. Een steeds stijgende lijn.”
‘Jules et Jim’
De Nooit Te Vergeten Momenten van Leendert de Jong in die veertig Filmhuis-jaren? “Toch wel die ontmoetingen met sterren en regisseurs,” bekent hij. “Audrey Hepburn bovenaan. Maar ook Jeanne Moreau, een heel ander type, meer een diva. Ik heb haar opgezocht in Parijs. Of ze de opening van het Filmhuis aan het Spui in 1993 wilde doen. En haar gevraagd dat liedje uit ‘Jules et Jim’ te zingen. Wij zouden voor gitaarbegeleiding zorgen. Wilde ze wel.”
Den Haag hééft nogal een filmhistorie
“Toen ze hier aankwam, was ze overspannen van haar jurywerk op het festival in Cannes. Ze stormde het vliegtuig uit, stak in de slurf van het toestel een sigaret op, werd erop aangesproken, riep ‘f… you!’ en stormde rokend door. Hier was haar hotel niet goed genoeg, moest ik een andere kamer regelen en ze veegde de vloer aan met degene die haar op ons podium interviewde. Al deed ze dat heel humoristisch. Verder was ze zeer professioneel. Voor mij was dat programma met de films van Zurlini heel belangrijk. Alsof jijzelf een vergeten regisseur weer tot leven brengt.”
130 jaar
En wat nu, Leendert de Jong? “Ik had het gevoel dat wanneer je weggaat, je ook echt wég moet zijn. Daar voldoe ik al niet aan. Ik ga één dag in de week door. Werken aan het ‘130 jaar Film in Den Haag’ van volgend jaar juni. Want vlak nadat de allereerste filmpjes van Lumière (zoals ‘De aankomst van een trein op het station van La Ciotat’ en ‘De baby’s maaltijd’, red.) in 1895 in Parijs voor het eerst gedraaid werden, kwamen ze al naar Nederland. Eerst Amsterdam, in een leegstaand winkelpand. En daarna in het ‘chique’ Den Haag, in het Kurhaus. Misschien leidt het tot een boek over film in Den Haag. Ik heb nog nooit een boek geschreven. Over film in Amsterdam, Haarlem, Utrecht bestaan boeken. Over Den Haag niet, behalve over de Profilti Studio’s. En Den Haag hééft nogal een filmhistorie. De Gebroeders Mullens, producent Loet C. Barnstijn, zijn Loetafoon, zijn studio Filmstad uit 1935.”
Dus géén diepe zuchten bij het afscheid van De Jong? “Nee,” vindt hij, “een groot zwart gat wordt het niet. Maar als je van veertig jaar tot die ene dag teruggaat, is het toch even slikken.”
Leendert de Jong |
---|
Geboren10 mei 1959 in Hoogezand-Sappemeer (woont sinds 1960 in Den Haag)
|
Opleidingstudie kunstgeschiedenis Universiteit Leiden
|
LoopbaanFilmhuis Den Haag, vanaf 1985
|
Privésamenwonend
|