Mira Aluç over haar debuutroman ‘Sprokkelaars’: ‘Ik mis interactie tussen mensen met verschillende achtergronden’
In de debuutroman van de in Den Haag woonachtige Mira Aluç, ‘Sprokkelaars’, staan de medewerkers van een opslagloods centraal. “Ik wilde hun tederheid laten zien.”
Lang gold er een status quo in de Haagse literaire wereld, maar nu staat er een nieuwe lichting schrijvers op. Onder wie Mira Aluç (31), wier debuutroman ‘Sprokkelaars’ in januari verscheen. Ze noemt zich ‘schrijver te Den Haag’, nog niet ‘Haagse schrijver’. Aluç heeft in Vancouver (Canada), Rotterdam en het Vlaamse Antwerpen gewoond, waardoor ze zich niet per se verbonden voelt met een specifieke stad. “Maar de enige reden waarom ik misschien wil verhuizen uit Den Haag is de woningcrisis,” lacht de schrijver. “In het begin vroegen mensen wel eens aan me of ik wil dat m’n boek een bestseller wordt, zodat ik beroemd word. Dat weet ik niet, ik wil vooral dat m’n boek gelezen wordt en dat mensen het goed vinden. Het liefst wil ik ongestoord over de Haagse Markt kunnen blijven lopen,” vertelt ze.
Schaamte
Zoals de schrijver niet gebonden is aan één stad, speelt haar roman ‘Sprokkelaars’ zich af in een opslagloods die overal had kunnen staan. Hoofdpersoon Jong heeft recent een diploma in de economie behaald. Na zijn opleiding vindt hij niet direct een baan, dus biedt Jongs oom hem een baan aan in diens loods. Daar komt hij voor het eerst in aanraking met loonarbeiders die geen formele opleiding hebben. Hij ervaart schaamte, zowel over zichzelf als over de mensen met wie hij werkt.
Wat Aluç interesseert aan die emotie, is dat die er niet hoeft te zijn, legt ze uit. “De buitenwereld legt die schaamte in zekere zin op. Toen ik aan mensen vertelde dat mijn boek zich in zo’n loods afspeelt, zeiden zij regelmatig dat ze nooit op zo’n plek komen. Heel licht, bijna onmerkbaar, zit in die opmerking een distantie verstopt dat ik wilde weerleggen. Het is een wisselwerking tussen Jong en de gedachte dat anderen op zijn werk neerkijken. Daardoor kijkt hij ook neer op zichzelf.”
Het net van herinneringen dat via objecten loopt, vind ik heel interessant
Voor Aluç staat de ‘smakeloze’ opslagloods symbool voor sociale verschillen. “Spullen zeggen veel over wie we zijn en hoe we ons presenteren aan de buitenwereld. In een loods of bij de Action zijn alle spullen lelijk, maar wanneer diezelfde producten in de Bijenkorf liggen, zijn ze ineens mooi.” Ze focust zich op de emotionele band die mensen hebben met lelijke massaproducten. “We hechten waarde aan spullen die eigenlijk heel onooglijk zijn. Er worden meer dan tienduizend van die Kinder-chocolade-eitjes geproduceerd, maar waarom wil jij dat van jou bewaren? Misschien omdat je het van je oma hebt gekregen. Het net van herinneringen dat via objecten loopt, vind ik heel interessant.”
Grip
Het boek heeft iets weg van F. Scott Fitzgeralds ‘The Great Gatsby’, waarin een buitenstaander een portret schetst van een moreel ambigue persoon. De lezer kijkt bij Aluç via de protagonist naar het personage Oom. “Ik wilde laten zien dat mensen goed kunnen zijn, maar slecht kunnen doen, en dat die twee dingen verenigbaar zijn. Je hebt vrij snel door waarom de familie van Oom niet met hem praat; hij is ontzettend onhebbelijk. Tegelijkertijd wilde ik zijn tederheid laten zien.”
Oom, de eigenaar van de loods, wordt neergezet als een Bijbelse figuur die een eindstation beheert voor alle afgekeurde producten. “Hij ziet de loods als iets heel nobels. Naar zijn idee moet hij alle laatste spullen van de wereld bewaren.” Wanneer Jong aan Oom vraagt of hij etenswaren die snel zullen bederven aan de voedselbank kan doneren, weigert Oom akkoord te gaan. “Hij wil dat de loods de laatste rustplek is. Dat is zijn poging om grip te krijgen op de grote hoeveelheid spullen die we hebben en ons op sommige momenten de baas is. Oom speelt zijn rol als nederige dienaar en verzamelaar, want als mensheid hebben we onszelf ónder die enorme hoeveelheid spullen geplaatst.”
Ten tijde van mijn eindexamen heb ik zelfs bij ze uitgehuild
De loods is geïnspireerd op de technische groothandel Bernard Sanders Aandrijftechniek, die zat destijds in de Lekstraat, dicht bij de Binckhorst. Het bedrijf wordt genoemd in het dankwoord. Toen Aluç nog studeerde aan de Koninklijke Academie van de Beeldende Kunsten ging ze daarnaartoe voor hulp bij het maken van haar afstudeerproject. De medewerkers vormden de basis voor een aantal personages in de roman. “Die gasten waren een beetje overdonderd en snapten niet waarom ik zo’n grote constructie wilde bouwen. Ze hebben me veel geholpen en omdat ik er heel vaak was, bouwden we een vertrouwensband op. Ten tijde van mijn eindexamen heb ik zelfs bij ze uitgehuild. En uiteindelijk kwamen ze zelfs naar m’n afstudeerexpositie.”
Die interactie tussen mensen met verschillende achtergronden miste Aluç in de hedendaagse literatuur. “Het leven van deze mensen verschilt compleet van mijn leven, maar er was wel steun en genegenheid. Ik wil dat dat gezien wordt.”