Onvervalste blik op leven laatste haringvissers: ‘Varen is vechten’
Geert Gunneweg schreef een boek over het harde leven van de laatste haringvissers uit Scheveningen. Leden van Sociëteit De Witte namen een kijkje aan boord van de gerestaureerde Noordster en aten een harinkje.
Als een oude gepensioneerde dame met een veelbewogen verleden ligt vleetlogger de Noordster (SCH 236) in de haven van Scheveningen aan de kade. Het schip is opgeknapt en is nu als museum te bezoeken. Toen journalist Geert Gunneweg een aantal jaren geleden in Den Haag kwam wonen, fietste hij met zijn kleinzoon langs de verroeste logger. Hij kwam aan de praat met de klussers aan boord en bood zich aan als vrijwilliger. Gunneweg hielp de oud-zeemannen met het restaureren en luisterde naar hun verhalen, wat resulteerde in het boek ‘Terug op Scheveningen’.
Het boek geeft een onvervalste blik op het leven van de laatste generatie haringvissers en beschrijft hoe het leven aan boord (en aan wal) was. Tussendoor staan verslagen over vorderingen van de restauratie en de schermutselingen van de klussers onderling. ‘De mannen spreken een eigen taal, ze woonden in dezelfde straat en bezochten dezelfde kerk en school. Er was nog één andere niet-zeeman die hielp met opknappen. Op Vlaggetjesdag was het mij en mijn maat streng verboden om rond te leiden. Wij hebben geen visserijverleden, geen zout in onze wenkbrauwen of schubben in ons schaamhaar.’
Stank
De Schrijverstafel van Sociëteit De Witte vroeg Gunneweg om te vertellen hoe het boek tot stand is gekomen. De bijeenkomst vindt plaats op de Noordster, waar bij onze aankomst de golven tegen de boeg klotsen en meeuwen krijsend over het dek scheren. Het ruikt nu fris en ziltig, maar in ‘Terug op Scheveningen’ vormt de stank waarin de vissers moesten leven de rode draad. De laatste vleetvisser Cor Roeleveld (1934): ‘Ik heb me wel eens afgevraagd wat de anderen roken als we van boord kwamen.’ Een andere ex-zeeman beschrijft: ‘Het vooronder mat zo’n vijf bij zes meter en was het dag- en nachtverblijf van de bemanning. Er sliepen acht tot twaalf man. Zolang je op zee was had je dezelfde kleren aan, die door het zoute water zo hard werden dat ze rechtop bleven staan en naar dode vis stonken. Als je zeeziek was en moest overgeven, deed je dat in je klomp.’
Soms kon de Noordster al na een week terug, maar soms ook pas na vijf of zes weken
Het is een groot contrast met de leden van De Witte die nu in ribfluwelen broek en hier en daar een zijden sjaaltje, de aangeboden haring consumeren. Met uitjes. Er is geen bestek, dus de haring glijdt wél op de authentieke manier de keel in.
Trofee
Oud-zeemannen Mink Kuijt en Ben Spaans zijn ook aanwezig. “Een vleetlogger vist met een vleet, een net van drie kilometer lang dat in de middag in zee wordt uitgezet en ’s nachts om twaalf uur wordt binnengehaald, omdat de haring in het donker naar boven zwemt. De kleine haring kan door de mazen naar buiten en de grote wordt gevangen. Er was dus nooit overbevissing. Het schip kon 680 haringtonnen vervoeren, in elke ton zaten 1000 haringen. Soms kon de Noordster al na een week terug, maar soms ook pas na vijf of zes weken,” vertelt Kuijt.
De jeugd kwam erachter dat er ook nog een andere wereld bestond dan die van de zee
Spaans laat in het krappe vooronder de plank zien waarop hij ooit sliep en trekt ter plekke zijn broekspijp omhoog. Aan weerskanten van zijn scheenbeen zitten diepe inhammen. Hij brak midden op zee tijdens een storm zijn been, het bot stak naar buiten. Alleen het boekje ‘Geneeskundige hulp’ was aan boord. Het been werd in zijn vorm teruggebogen en tussen twee plankjes gespalkt. Hij moest een etmaal lang de pijn verbijten, maar nu is zijn gehavende been een trofee.
Oude verhalen
In 1950 waren er in Scheveningen nog zo’n kleine 2000 vissers die hun brood verdienden op zee, een kwart van de bevolking van de vissersplaats, zo vermeldt het boek. De vrouwen hielden het dagelijkse leven draaiende en zij repareerden de netten van de vleetloggers in de zomer. Een ervaren boetster verdiende 15 cent per uur. Er waren toen nog 260 schepen, in 1980 nog maar 22. In de jaren zestig werd het steeds moeilijker om nog jongens voor de vloot te krijgen, het werk aan wal was veiliger en makkelijker. De gesloten Scheveningse gemeenschap veranderde, de vrouwen lieten hun traditionele klederdracht in de kast hangen, de jeugd kwam erachter dat er ook nog een andere wereld bestond dan die van de zee.
In 2022 was het vijftig jaar geleden dat de laatste schipper het vissen op haring met de vleet voor gezien hield, maar de gemeenschap van oud-vissers in Scheveningen staat nog bol van de verhalen, vaak geromantiseerd. Ze gaan over de oude haringloggers, het leven op zee, de stormen en de haringoorlogen. ‘Varen is vechten,’ aldus schipper Willem den Heyer.
Geert Gunneweg, ‘Terug op Scheveningen’ (256 blz). Uitgeverij: Groenewegen. Prijs: € 24,95.