Verdediging kiest de aanval in hoger beroep De Mos
In het hoger beroep in de zaak-De Mos richten de advocaten van de verdachten hun pijlen op de aanklagers. Al maken hun aanvallen weinig kans, ‘de vrijspraak biedt wel munitie’.
“In dit pleidooi zullen harde woorden gesproken worden over het handelen van het Openbaar Ministerie. Keiharde woorden.” Bij aanvang van zijn betoog waarschuwt Jordi L’Homme wat hij en Peter Plasman voor het gerechtshof in petto hebben. De twee advocaten verdedigen oud-wethouders Richard de Mos en Rachid Guernaoui tegen beschuldigingen van omkoping. Maar in het hoger beroep kiezen ze vooral de aanval tegen het OM.
Dat geldt ook voor de advocaten van de andere verdachten, die deze week aan de beurt kwamen in de rechtszaal. Stuk voor stuk weiden ze uit over vermeende miskleunen en oneigenlijke bedoelingen van de aanklagers, waarbij ze laatdunkende opmerkingen niet schuwen. Allen verzoeken het hof om het OM niet-ontvankelijk te verklaren, oftewel de zaak niet in behandeling te nemen. Volgens de advocaten heeft het OM het zo bont gemaakt, dat van een ‘goede procesorde’ geen sprake is. In de woorden van L’Homme: “Het Openbaar Ministerie heeft zijn vervolgingsrecht verspeeld.”
Eigenbelang
Je zou haast denken dat niet De Mos, maar de aanklager in het beklaagdenbankje zit. Het leeuwendeel van Plasmans betoog gaat op aan argumenten waarom het OM zichzelf zou hebben gediskwalificeerd. Zo heeft justitie een te groot eigenbelang bij de afloop van de zaak, zit de beslissing om in hoger beroep te gaan vol onjuiste aannames en voert het OM ‘oneigenlijke druk’ uit op het hof, aldus Plasman.
Het OM legt niet uit waarom het in deze zaak wel tot vervolging overgaat, maar in andere zaken niet
Ook de rest meent dat het OM steken heeft laten vallen. Volgens Arthur van der Biezen, raadsman van horecaondernemer Atilla Akyol, is er sprake van een ‘niet-integer proefproces’. Judith de Boer, die twee vastgoedontwikkelaars bijstaat, spreekt van een ‘prestigekwestie’ waarbij het OM het procesrecht misbruikt. En in de ogen van Mark Teurlings, advocaat van vastgoedinvesteerder Dennis Buis, is er sprake van willekeur. “Het OM heeft niet uitgelegd waarom het in deze zaak wel tot vervolging overgaat, maar in andere zaken niet.”
Op het oog is het een gewaagde zet. Het gebeurt maar zelden dat een rechter het OM niet-ontvankelijk verklaart, zegt Joep Lindeman, universitair hoofddocent strafrecht in Utrecht. “Dat is een handvol zaken per jaar.” Rechters kunnen ertoe besluiten als een verdachte is overleden, een zaak buitensporig lang op zich laat wachten of politie en justitie grove fouten hebben gemaakt. “Bijvoorbeeld het achterhouden van relevante informatie of het vervalsen van processen-verbaal.”
Kwade wil
Ook Plasman weet dat. Volgens de Hoge Raad kan het OM alleen bij hoge uitzondering gediskwalificeerd worden. Hij meent dat de zaak tegen De Mos en Guernaoui zo’n uitzonderingsgeval is. Alleen is dat heel moeilijk te bewijzen, legt Lindeman uit. “Je moet echt kunnen aantonen dat er kwade wil is aan de kant van politie en justitie.”
Ed Manders, die Erdinç Akyol bijstaat, probeert dat. De advocaat zet grote vraagtekens bij de aanloop van het onderzoek van de rijksrecherche. Dat begon na een gerucht over vergunningen die te koop zouden zijn via toenmalig Hart voor Den Haag-raadslid Nino Davituliani, die vorig jaar definitief is vrijgesproken. Manders vindt het verdacht dat deze roddel is opgeblazen tot een grootschalige afluisteroperatie en suggereert een samenzwering tegen De Mos. Zijn verzoeken om getuigen te horen over de aanvang van het rechercheonderzoek zijn evenwel afgewezen.
De advocaten zouden hun vak niet verstaan als ze hiervan geen gebruik zouden maken
En het verwijt dat andere partijdonateurs vrijuit gaan? Advocaat Teurlings wijst op de ondoorzichtige fondsenwerving bij de landelijke VVD en het CDA, die justitie niet achter zich aan krijgen. Ook vindt hij het willekeurig dat zijn cliënt, Dennis Buis, wel wordt vervolgd, maar andere grote donateurs van Hart voor Den Haag niet. “Daarop zal de rechter bijna altijd antwoorden met de dooddoener dat gelijke gevallen niet bestaan,” voorziet Lindeman. “Elke zaak moet op zijn eigen merites worden beoordeeld.”
De les lezen
De aanvallen op het OM maken dus weinig kans. Toch mag het niet verbazen dat de advocaten hun pijlen op de aanklager richten. Vorig jaar hebben ze met succes hun cliënten vrijgepleit. Voor hun verweer in hoger beroep kunnen ze gemakshalve verwijzen naar hun pleidooien van toen, wat meer tijd overlaat om het OM eens flink de les te lezen.
De kritiek ligt voor het oprapen. Na de afgang bij de rechtbank Rotterdam heeft het OM de bombastische aanklacht van ‘criminele organisaties’ ingeslikt en de strafeisen sterk afgezwakt. “In het vonnis lees je tussen de regels door dat de rechtbank vindt dat het OM wel erg hoog had ingezet,” zegt Lindeman. “Dat is munitie voor advocaten. Die zouden hun vak niet verstaan als ze er geen gebruik van zouden maken. Ook al weten ze dat het zinloos is.”
Al kan alle kritiek op de aanklager de rechters ertoe bewegen om, ook als ze de verdachten alsnog schuldig bevinden aan omkoping, geen straf op te leggen.
Onderkoeld
En het OM zelf? Woensdagochtend, op de laatste zitting van het hoger beroep, schuiven de advocaten-generaal alle kritiek onderkoeld terzijde. “Dit is geen prestigezaak, maar een principiële zaak,” zegt Koos Plooij. Bij andere donateurs waren minder aanwijzingen van omkoping, dus van willekeur is geen sprake. Dat het hof duidelijkheid moet geven over de vraag wanneer een faire partijdonatie overgaat in strafbare omkoping, maakt deze zaak nog geen procesproef.
“De harde woorden van de advocaten vinden wellicht weerklank buiten deze zaal, maar waren niet nodig,” aldus aanklager Theo de Jong. Om er later aan toe te voegen: “Wij kunnen wel tegen een stootje.”
Het hof doet op 21 juni uitspraak.