Waarschuwing na zoveelste verdrinking: ‘Onderschat de zee nooit’
Een 8-jarig jongetje uit Den Haag verdronk dit weekend in Rotterdam. Vorige maand overleed een 13-jarige jongen na in Scheveningen uit zee te zijn gehaald. “Zeezwemles moet op scholen worden aangeboden,” vindt instructeur Joeri Fredriks.
Een kleine honderd mensen verdrinkt jaarlijks in Nederland, het grootste deel in zee. Cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) over de afgelopen twintig jaar laten zien dat dit er gemiddeld 87 waren. Vorig jaar waren het er een stuk meer: 98, van wie 6 kinderen en maar liefst 42 zestigplussers. Cijfers over deze zomer zijn nog niet bekend, maar ook dit jaar hebben zich drama’s voorgedaan.
Vóór de eeuwwisseling verdronken er relatief veel kinderen, nu weinig. “Maar iedere verdrinking is er een te veel,” zegt Ron Meijer van de Haagse Vrijwillige Reddingsbrigade (HVRB). De 150 reddingzwemmers van deze brigade kwamen vorig jaar 642 keer in actie aan de kust van Scheveningen en Kijkduin. “We doen vooral veel preventie,” vertelt Meijer. “We patrouilleren en waarschuwen: let op elkaar en onderschat de zee nooit! Laatst nog zwommen er vier mensen bij het havenhoofd die niet doorhadden dat ze niet meer terug konden komen.”
Een belangrijke nevenactiviteit van de HVRB is het zoeken naar op het strand vermiste kinderen. Bij vermissing van zwemmers op zee komen ook de kustwacht, de KNRM, politie en brandweer in actie. Zo nodig met inzet van helikopters en drones, zoals ook afgelopen weekend aan de Noordzeeboulevard op het zuidelijke deel van de Maasvlakte bij de haven van Rotterdam. Voor de 8-jarige drenkeling mocht dit niet baten. Zijn lichaam werd maandag geborgen.
Schoolzwemmen
Verreweg de meeste drenkelingen zijn man, blijkt uit de cijfers van het CBS. Ook van de kinderen die verdrinken, is het merendeel jongen. Verdrinking komt vaker voor bij mensen met een niet-westerse migratieachtergrond. Onder kinderen is dit aantal maar liefst vier keer hoger dan onder leeftijdsgenootjes met een Nederlandse achtergrond. De verklaring daarvoor wordt vaak gezocht in een gebrek aan ervaring, ook door de afschaffing van schoolzwemmen.
Zwemmen in zee is heel anders dan baantjes trekken in een zwembad
Schoolzwemmen was tot 1985 verplicht in Nederland. Sindsdien gaan scholen en gemeenten zelf over de organisatie en financiering, wat in veel gevallen heeft geleid tot de afschaffing ervan. Het zijn vaak kinderen uit gezinnen met weinig geld of met een migratieachtergrond die hun zwemdiploma niet halen. Den Haag investeert, net als Amsterdam en Rotterdam, meer in schoolzwemmen dan andere gemeenten. Landelijk biedt een op de vier basisscholen schoolzwemmen aan. In Den Haag is dit 63 procent.
Cursus zeezwemmen
Zwemles is niet genoeg, volgens Joeri Fredriks van zeezwemschool ABZee in Scheveningen. “Zwemmen in zee is heel anders dan baantjes trekken in een zwembad. Zelfs voor ervaren zwemmers kan het gevaarlijk zijn.” Hij leert cursisten vanaf zeven jaar over eb en vloed, windrichtingen, stromingen en wat te doen in noodgevallen. “We geven zowel theorie- als praktijklessen, want je moet echt ervaren hoe het voelt in zee. Juist op plekken waar geen golven zijn en het er voor de nietsvermoedende strandbezoeker veilig uitziet, kunnen sterke stromingen staan.”
ABZee heeft jaarlijks zes- tot zevenhonderd cursisten, kinderen en volwassenen. “Laatst nog hebben we voorlichting gegeven aan een grote groep asielzoekers,” vertelt Fredriks. Volgend jaar hoopt hij twaalfhonderd mensen les te kunnen geven. “Onze cursus kost 45 euro. We willen proberen om met subsidie van de gemeente ook mensen te bereiken die dit niet kunnen betalen.” Fredriks pleit ervoor om zeezwemmen onderdeel te maken van het onderwijs. “Dan kunnen kinderen na het behalen van hun zwemdiploma’s met de klas een dagje naar het strand komen om te leren hoe je veilig uit een muistroom komt. Ik denk dat dit levens kan redden. Al blijf je, zelfs met alle diploma’s en kennis van de zee, kwetsbaar als zwemmer.”