Boksschool Houwaart, de oudste van Den Haag, gooit nog lang niet de handdoek in de ring
Boksschool Houwaart bestaat 65 jaar. De tijden zijn flink veranderd, maar eigenaar Kathy Houwaart en trainer Barend Spaan gaan onvermoeibaar door.
“Kom binnen, jongen. Wil je iets te drinken?” Kathy Houwaart (74), eigenaar van de gelijknamige boksschool op de Brouwersgracht, zet een beker thee op de bar waaraan trainer Barend Spaan (61) op een houten barkruk zit. “Zodra je hier binnenkomt, is het alsof je er al jaren bij hoort,” zegt Spaan, terwijl hij roert in een bekertje koffie. “Dat vind ik fijn, dat hoor je ook van de mensen: dat het hier toch wel gezellig is.” Hij knipoogt: “Ondanks dat het een boksschool is.”
Voorbij de bar ligt op de vloer een dikke blauwzwarte mat, daarnaast bungelen een stuk of tien zwarte stootzakken met ijzeren ringen aan balken aan het plafond. Boven de boksring, in de andere hoek, hangen vergeelde wedstrijdposters en staan bokslegendes Bep van Klaveren, Pedro van Raamsdonk en Rudy Koopmans op de muren afgebeeld. “Ons hutje,” zegt Spaan met een glimlach.
Broer en zus
De boksschool werd in 1959 opgericht door Leen Hoogenband en huisde jarenlang in de Achter Raamstraat. Het broertje van Kathy Houwaart ging er trainen, waarna vader Harry al vlug volgde. Die laatste bleef plakken, ging trainingen geven en nam al gauw de school over. “Twintig jaar lang heeft hij de naam Hoogenband op de gevel laten staan,” zegt Houwaart. “Daarna was het tijd voor zijn eigen naam.”
Pas als ik twee draaien om m’n oren krijg, denk ik: o ja, ik moet terugslaan!
Kathy Houwaart ging van jongs af aan mee naar de boksschool. “Natuurlijk. Een keertje helpen poetsen, opruimen, achter de bar staan. Je valt er vanzelf in. En dan overlijdt eerst ma, en daarna pa. Dan kun je zeggen, we sluiten de school, maar dat hebben we niet gedaan. We zijn er met z’n allen tegenaan gegaan. Een paar mensen vielen weg, maar onze Barend is altijd gebleven.” Spaan knikt.
Kathy’s broer, die als eerste voet in de boksschool zette, kwam op negentienjarige leeftijd om het leven. Fietsend over de Vaillantlaan werd hij aangereden tijdens een straatrace, vertelt Houwaart. “Hij zegt het zelf niet zo hoor, maar Barendje (Spaan, red.) was sindsdien een beetje de zoon van mijn vader. En ik heb hem ook een beetje geadopteerd. Mijn broertje!” Houwaart kijkt Spaan liefdevol aan. “Ome Harry was er dag en nacht voor de jongens, om te trainen,” zegt Spaan.
Lood tussen de billen
Spaan groeide op in het Laakkwartier en trainde als jonge jongen in Rijswijk, bij olympisch bokser Jan Nicolaas. “Een legende van vroeger. We boksten bij hem in de huiskamer, met handschoenen gevuld met paardenhaar.” Maar in Rijswijk was er weinig andere jeugd, dus trok hij naar de Achter Raamstraat om te trainen met Harry Houwaart. “Drie keer per week op school en drie keer per week naar het strand. Liepen we bij de Watertoren de duinen in, bij het naaktstrand naar beneden. Sprintjes, opdrukken en dan blies ome Harry op zijn fluit: hop, weer omhoog.”
Sommigen waren niet te hanteren, maar als ik zei: ga op je kop staan, dan deden ze het
Met Houwaart als trainer bokste Spaan tientallen partijen en wist hij het uiteindelijk tot prof te schoppen. Was hij een groot talent? Kathy Houwaart knikt. Spaan: “Nou… Ik was vooral van karakter heel sterk. Ik gaf niet op, knokte ook heel goed tegen jongens die eigenlijk beter waren.” Houwaart: “We dachten wel eens, waar haalt ie het karakter vandaan om te knokken? Kijk nou, het is een teddybeer.” Spaan grinnikt: “Als ‘Bambi’ op tv is, dan huil ik. Echt waar. Maar als ik in die ring ga staan en ik krijg twee draaien om m’n oren, denk ik: o ja, ik moet terugslaan! En dan moet en zal ik winnen ook.”
Meer nog dan het boksen zelf beklijven de verhalen, de herinneringen. “We hebben zoveel leuke, onschuldige dingen meegemaakt, daar kun je een boek over schrijven,” zegt Spaan. Met pretoogjes: “Vroeger kon je in Nederland in twee gewichtsklassen boksen voor de kampioenschappen. Ome Jan (die rond zijn negentigste nog altijd traint bij Houwaart, red.) sparde wel eens met jongens die in de zwaardere klasse zaten, en hij dacht: die kan ik ook wel hebben. Dus deed hij lood in z’n schoenen tijdens de weging, kon hij mooi wedstrijden tegen ze vechten.”
Jaren later, toen Spaan zelf prof was, waren ze het akkefietje – dat later was uitgekomen – bij de boksbond nog niet vergeten. “Ik was op een gegeven moment wat zwaarder dan normaal, dat vertrouwden ze niet. Moest ik mijn broek uitdoen om te kijken of ik misschien lood tussen m’n billen had.” Hij lacht. “Allemaal vanwege dat verhaal van ome Jan.”
Saamhorigheid
De schelle deurbel klinkt. Houwaart drukt op een knopje om de deur beneden open te doen. Vaders, moeders en opa’s komen binnen met kleine kinderen van een jaar of acht aan de hand. Sommige ouders blijven zitten aan de bar, krijgen een bakje koffie, luisteren naar de verhalen. Een enkeling mijmert wat mee over vroeger.
Want vroeger was het anders, ook bij de sportschool. Toen Spaan jong was, stapten ze geregeld met de trainer en een groep jongens in de auto. Naar Rotterdam, naar Amsterdam. “Trainen met die jongens daar.” Of verder weg, met een mannetje of vijftien naar Engeland. Partijtjes boksen en dan ’s avonds stiekem met z’n allen op stap. Spaan grinnikt: “Gaat ome Joop (een trainer, red.) bij zo’n toernooi in Engeland vertellen wie we zijn. Hij kon geen Engels, dus begon hij in het Duits te praten. Kon je mij al weggooien, natuurlijk.”
Ik heb het altijd gewoon voor de sport gedaan
Samen op pad gaan, die saamhorigheid, die is er niet meer. “Ik weet niet precies wat het is,” zegt Spaan. “Sommige jongens genieten van de dingen mee – extra trainingen, Kathy regelt een drankje en een happie – en als het zover is en ze moeten boksen, komen ze te laat of komen ze niet opdagen. Of ze willen niet meer, als ze zien tegen wie ze moeten vechten. Vroeger hadden we genoeg jongens die heus niet zo goed konden boksen, maar ze waren er altijd, ook als ze tien keer achter elkaar verloren.” Andere tijden, beaamt Houwaart.
Spaan is zelf, nadat hij eenmaal bokste bij Houwaart, nooit meer weggegaan. “Ik ben geen loper. En ik heb het altijd naar mijn zin gehad.” Betaald wordt hij niet. “Ik heb het altijd gewoon voor de sport gedaan.” Houwaart: “Een glaasje cola, een kopje koffie. Kan ook niet anders, het is niet alsof we duizenden naar binnen halen. En als iemand een keer geen centjes heeft, zeg ik altijd: train maar gewoon mee. Dat kan één of twee keer, maar dat moet je natuurlijk niet met tien mensen doen. Gelukkig is mijn dochter Sherryda (mede-eigenaar, red.) wat zakelijker ingesteld.”
Houwaart heeft naast het runnen van de boksschool altijd kunst gemaakt. “Ik verouder, mankeer van alles en nog wat. Maar op het moment vind ik het fijn om te tekenen en te schilderen. Gorilla’s, orang-oetans; alles uit het dierenrijk, noem maar op.” Ze laat op haar telefoon kleurrijke foto’s zien van gedetailleerde, realistische schilderingen. “Met mijn beeldjes van bulldogs zou ik eens een expositie hebben in Pulchri, maar de directrice zei: ‘Die vrouw van die boksschool? Dat gaan we niet doen.’ Daar kan ik nou nog steeds nijdig om worden.”
Van de straat
De kinderen hebben bokshandschoentjes aangedaan en beginnen na een korte warming-up met de training. Waar de een als een volleerd vechter in de handschoen van de trainer slaat, duwt een ander maar wat dromerig voor zich uit. “Monstertjes,” glimlacht Spaan.
Hij haalt twee aan elkaar geplakte post-its uit zijn zak, waarop data en gebeurtenissen gekrabbeld staan. “We hebben ook nog een keer een speldje gekregen van de wethouder. We kregen hier jongens van de straat, sommigen waren niet te hanteren. Maar als ik zei: ga op je kop staan, dan deden ze het, omdat ze het spelletje boksen leuk vonden. Die jongens kunnen hier gewoon twee uur meedoen, terwijl er op andere plekken niets mee te beginnen is.”
We zijn wel als enige boksschool 'Koninklijk'
Zo kwam er eens een jongen trainen van de iets verderop gelegen Johan de Witt scholengroep, vertelt Houwaart. “Een moeilijke jongen, hij kon niet goed leren. Maar hier stond hij gewoon tussen de andere jongens in, lekker te trainen. Hij had geen centjes, maar daar praatten we niet over, hij mocht gewoon komen. Die jongen bloeide helemaal op, en ging na een tijdje weg. Dat gebeurt. Een jaar later sta ik koffie in te schenken, krijg ik twee handen voor m’n ogen, hoor ik: ‘Dag, mam’.” Ze knippert met haar ogen. “Dat vergeet ik nooit meer. Zo fijn. Al is het er maar eentje.”
Maar om te zeggen dat ze trots zijn op wat ze hier hebben neergezet? Houwaart twijfelt. “Mijn vader was zo’n selfmade mannetje, die zou dat niet zo snel zeggen.” Ze lacht. “We zijn wel als enige boksschool ‘Koninklijk’. Ja! Ik ben niet zo hoogdravend, maar toch… Maar dat is de verdienste van mijn vader geweest hè, niet van mij.” Spaan: “Wij dachten, nadat ome Harry weg was, hoelang zou de school er nog zijn? Ook alweer jaren geleden. Dus dat is wel goed gegaan, in ieder geval.”
De kinderen wikkelen hun handschoenen af en krijgen een high five van de trainer. Jongens en mannen komen binnen voor de training voor volwassenen. Houwaart geeft een jongen een paar bokshandschoenen, anderen kleden zich snel om naast de bar en zoeken een plekje op de mat. Spaan gaat voor de groep staan en klapt in zijn handen. “Zo, knappe gasten! We gaan beginnen!”
De redactie biedt u dit verhaal gratis aan. Meer Haagse verhalen? Neem een (proef)abonnement op weekkrant Den Haag Centraal. Elke donderdag in de bus. De krant is ook verkrijgbaar bij onze verkooppunten.