Johan Remkes: ‘Sommige partijen letten te weinig op algemeen belang’
Midden in de crisis op het Haagse stadhuis trad politiek veteraan Johan Remkes aan. Na negen maanden draagt de waarnemend burgemeester het stokje over aan Jan van Zanen. “De raad vergadert veel te lang.”
Het waren negen turbulente maanden. Bent u opgelucht dat het voorbij is?
“Opgelucht is te zwaar uitgedrukt. Ik had me ingesteld op 1 juli en dat is niet voor niks, want afgezien van een paar nevenfuncties was ik eigenlijk al met pensioen. Het is een boeiend avontuur geweest. Van sommige zaken, zoals de vreugdevuren, wist ik vooraf wel. Maar ik had niet kunnen vermoeden dat meisje Corona langs zou komen, dat we terecht zouden komen in een GRIP-4-situatie (crisisschaal, red.) waarin we opereren op basis van noodbevelen. En ik had ook niet kunnen bevroeden dat we een ernstig surfongeluk zouden meemaken, om maar een paar voorbeelden te noemen.”
Naast het burgemeesterschap leidde u het roemruchte Adviescollege Stikstofproblematiek en was u, als voorzitter van de Veiligheidsregio, de hoogste baas in de regio. Zijn dat niet wat veel verantwoordelijkheden voor één persoon?
“Het was druk. Maar je moet zelf de afweging maken of je die verantwoordelijkheden aankunt en ik heb ze de afgelopen maanden niet als te veel ervaren. Hierbij speelt misschien mee dat ik wel wat gewend ben vanuit mijn verleden.”
U doelt op het ministerschap?
“Ja, bijvoorbeeld. Daar is de spanningsboog nog een tikkeltje hoger.”
Er is bij het Openbaar Ministerie weinig kennis over het functioneren van het openbaar bestuur.
Remkes (69) was eerder staatssecretaris, minister van Binnenlandse Zaken en commissaris van de koning in Noord-Holland. Hij zat invloedrijke commissies voor, waaronder de staatscommissie die het parlementair stelsel onder de loep nam en dus het adviescollege dat het stikstofbeleid kraakte. Wegens die bestuurservaring werd de VVD’er in oktober gevraagd om tijdelijk de honneurs waar te nemen in Den Haag. Daar had de vroegtijdige aftocht van partijgenoot Pauline Krikke (na het rapport over de vreugdevuren) en twee wethouders (wegens het corruptieonderzoek van justitie) het IJspaleis in chaos gestort.
U bent gevraagd vanwege uw bestuurservaring, maar burgemeester was u niet eerder geweest.
Johan Remkes: “Het voorzitten van een college van B en W is niet heel anders dan het voorzitten van een college van Gedeputeerde Staten (provinciebestuur, red.). Ik kende het veiligheidsdomein vrij goed, alleen de operationele kant minder – wat dat betreft heb ik de afgelopen maanden een spoedcursus gehad. Je hebt als burgemeester meer contact met de bevolking dan als commissaris, maar daar is corona doorheen komen fietsen. Verder ken ik de discussie rond integriteitsaffaires goed uit mijn tijd bij Binnenlandse Zaken en mijn Noord-Hollandse periode.”
U vatte uw taak als waarnemer vrij letterlijk op, bleek uit uw kerstbrief met ‘waarnemingen’ aan de gemeenteraad. Als u de balans opmaakt: wat is uw indruk van de raad?
“De gemeenteraad zit veel te veel op de uitvoering. Dat is niet alleen zo in Den Haag, ook in de Tweede Kamer zie je dat gebeuren. De kerntaken van de raad zijn volksvertegenwoordiging, kaders stellen en het controleren van het bestuur. Volksvertegenwoordigers moeten niet de neiging hebben om op de stoel van het uitvoerende orgaan – het college van B en W dus – te gaan zitten. De Haagse raad doet dat wel en dat vertaalt zich in eindeloze reeksen moties en schriftelijke vragen. Als het om een heel principieel onderwerp gaat, snap ik politiek gezien dat je een motie die geen kans maakt tóch indient. Dat doe je om je punt te maken. Maar in deze raad worden veel moties ingediend die gaan over de uitvoering van beleid waarvan je van tevoren ziet aankomen dat ze verworpen worden.”
Kunt u een voorbeeld geven van de raad die op de stoel van het college gaat zitten?
“Fracties die heel gedetailleerd willen sturen op de subsidiëring van een specifieke instelling. De raad wordt geacht het algemeen belang te dienen. Op het moment dat raadsleden de neiging hebben om heel specifieke belangen te behartigen, is daar veel op tegen.”
U bedoelt: partij X vraagt waarom café Y geen vergunning heeft gekregen?
“Ja.”
Refereert u aan Groep de Mos?
“Het is breder, maar ook bij Hart voor Den Haag komt dit voor. Om een voorbeeld te geven: bij een algemene financiële discussie betrok de partij de Haagse Markt, terwijl men wist dat de gelegenheid om dáár iets over te zeggen later aan de orde kwam. Ik heb dat toen buiten de orde verklaard. Dit soort zaken hebben we besproken tijdens de raadsconferentie (heidag, red.) van eind januari. Die bijeenkomst moet zeker herhaald worden, want dit soort gewoontes heb je er niet vandaag of morgen uit.”
U hield raadsleden wel erg kort. Bent u niet te streng geweest voor bijvoorbeeld de PVV en de Partij voor de Dieren?
“Volgens mij ben ik niet strenger geweest voor de ene dan voor de andere fractie. De Haagse raad vergadert veel te lang. Ik zeg dit om twee redenen. Ten eerste heeft de raad óók als doel het publiek zo veel mogelijk te laten meegenieten van de debatten die worden gevoerd. Wanneer een vergadering zich voortzet tot in de nachtelijke uren, weet ik één ding wel: dan haken de kijkers af. Ten tweede is het raadslidmaatschap een nevenfunctie die mensen naast een volledige baan moeten kunnen hebben. Als het tijdsbeslag zodanige vormen aanneemt, kunnen mensen het raadslidmaatschap niet meer combineren met hun baan en privéleven. Deze zaken raken aan het functioneren van de lokale democratie.”
U had, geloven we, wel een paar ‘favorieten’ in de raad, bijvoorbeeld Ralf Sluis van Hart voor Den Haag en Robert Barker van de Partij voor de Dieren.
“Ik vind dat de kleinere fracties in de debatten onevenredig veel tijd innemen. Waar ik bij de heer Barker weleens op aansloeg… Nee, ik wil het niet over individuele raadsleden hebben. Laat ik het zo formuleren: sommigen hebben de neiging om niet één of twee keer dezelfde vraag te stellen, maar drie of vier keer.”
De vreugdevuren dan toch. Hoe is het verdere contact met de organisatoren, die op z’n zachtst gezegd niet blij met u waren, verlopen?
“Ik heb de gesprekken met de mensen uit Scheveningen als uitermate constructief ervaren. Afgelopen jaar bleek de tijd te kort om de aanbevelingen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid op te volgen. Ik heb toen meteen gezegd dat we dat voor de komende jaarwisseling goed zouden regelen. En daarom heb ik de raad daar op de valreep ook nog over geïnformeerd (Remkes verwacht dat de vuren kunnen plaatsvinden, zij het in kleinere vorm, red.)
Met Duindorp heeft u niet gesproken?
“Dat heb ik overgelaten aan de ambtenaren.”
Waarom? Omdat u daar onheus bent bejegend in december?
“Nee, nee. Daar ben ik wel aan gewend en ik ben niet van suiker. Er zijn daar aanhoudingen verricht (na het gooien van een vuurwerkbom naar de politie, red.), dat was de reden.”
Nog een heet hangijzer: het justitieel onderzoek naar twee ex-wethouders. Dat duurt toch veel te lang?
“Inderdaad. De lange duur van dit soort onderzoeken schaadt het aanzien van het openbaar bestuur. Bovendien mag je mensen niet zo lang in onzekerheid laten. Vergelijkbare onderzoeken in Den Helder en Roermond hebben ook veel te lang geduurd. Wat hierbij een rol speelt, is dat er bij het Openbaar Ministerie weinig kennis is over het functioneren van het openbaar bestuur. Soms blijkt uit vragen die worden gesteld dat men niet weet hoe ambtelijke processen in elkaar steken.”
Tegelijk is er in de raad onvrede over uw afwikkeling van de integriteitsaffaire rond Amare.
“Daar lopen twee zaken door elkaar heen. Er was een melding van niet-integer gedrag. Daar is actie op ondernomen. De raad moet wegen of het college deze zaak goed heeft aangepakt. Maar het debat over de voortgang van de bouw van Amare loopt daar dwars doorheen, terwijl dat in feite losstaat van de integriteitskwestie.”
Wethouders spreken over ‘mijn’ dienst en de diensten spreken over ‘onze’ wethouder.
U kent ‘het andere Den Haag’ als uw broekzak. Wat heeft u het meest verrast op het IJspaleis?
Johan Remkes: “De bestuurlijk-ambtelijke cultuur. Den Haag kent een wethouderscultuur. Dat is niet van vandaag of gisteren, maar is een jarenlang ingeslepen proces. Wethouders spreken over ‘mijn’ dienst en de diensten spreken over ‘onze’ wethouder. En dat terwijl een wethouder in staatsrechtelijke zin, anders dan een minister, helemaal niet bestaat. Er is een verkokerde ambtelijke structuur ontstaan en er is te weinig integraal beleid. Alle waardering voor de wethouders, maar het college is het verantwoordelijke orgaan. Er dient dus sprake te zijn van collegiaal bestuur en wat dat betreft kan hier een stevige verbeterslag worden gemaakt.”
Kunt u een voorbeeld geven van onwenselijk gedrag van wethouders?
“In het verleden zijn er wethouders geweest die zich intensief bemoeiden met het aanstellen of afscheid nemen van hoge ambtenaren. Dat leidt tot angstgedrag, en is er te weinig tegenspraak. Een bestuurder heeft recht op tegenspraak. Een ambtenaar moet niet bang zijn om tegen een wethouder te zeggen: je kunt zus en zo wel willen, maar dat kan om die en die reden niet.”
Speelt dit ook bij het dossier van het cultuurgebouw Amare?
“Ja, dat speelt ook daar op de achtergrond.”
In dit interview heeft Johan Remkes ook nog tips voor zijn opvolger, Jan van Zanen, in petto. Wilt u het volledige verhaal lezen? Koop dan vanaf donderdag 2 juli de krant Den Haag Centraal. Klik hier voor alle verkooppunten. U kunt ook een (proef)abonnement nemen. U ontvangt DHC 10 weken voor slechts 10 euro.