Column: Reclamepolitie
De gemeente is van zins fossiele reclames te weren uit het straatbeeld. Columnist Christiaan Weijts vraagt zich of dat niet vooral een symbolische maatregel is.
Toeval of niet, net nu de gemeente besloten heeft om de fossiele reclames uit bus- en tramhokjes te gaan verbannen, zie ik dinsdagochtend dat Extinction Rebellion heeft toegeslagen op de Goudenregenstraat.
‘Stop reclames die ons de klimaatcrisis in vliegen’, staat er naast een foto van een hoog billboard met een vliegtuig dat vuur en apocalyptische rookwolken afscheidt. Het is een actie die de klimaatactivisten eerder deden, ook in andere gemeenten. Ze hebben de sleutel, openen de vitrine en kapen zo een stukje publieke ruimte.
Verderop, in de Fahrenheitstraat, staan de afzichtelijke mupi-lichtbakken waar nog wél elke twintig seconden een stand met goedkope vliegtickets oplicht. Mijn eerste impuls bij het gemeentebesluit was dan ook: goed zo, weg ermee, hoe minder reclames hoe beter. Het zijn een soort pop-ups in de publieke ruimte, die je probeert te negeren, ook al kost dat actieve energie, en moeten die reclamemakers nog meer hun best doen om door je verdedigingsschild heen te schreeuwen. Mupi’s met bewegend beeld, trams die van kop tot kont zijn gemuteerd tot uithangborden. Naast het standbeeld van Johan de Witt, waar ook al zo’n mupi jengelt, hing een paar jaar terug een metershoog roze steigerdoek met reclame voor een flitsbezorgservice. In de Hoogstraat hing vorig jaar een steiger vol met planten: ook reclame.
Het liefst had de Partij voor de Dieren álle reclame verboden
Gelukkig lijkt dat laatste ook aan banden gelegd te worden. Geen spectaculaire steigerdoeken meer en fratsen als het ombouwen van bushokjes tot friettenten. Ik was al blij dat onze stad de ‘ja/ja’-brievenbussticker invoerde, zodat de stroom van drukwerk in elk geval vermindert, maar de publieke ruimte was sindsdien met onverminderd fanatisme uit handen gegeven aan de hoogste bieder.
Het liefst had de Partij voor de Dieren álle reclame verboden, zegt men, maar ja, als we nu eens beginnen met fossiele brandstof, benzineauto’s en vliegreizen, dan zijn de irritantste doorns in onze ogen in elk geval weg.
Die laatste redenatie gaat mij dan weer net iets te snel. Want met de fossiele ban vermindert natuurlijk niet het netto aantal vierkante meters aan hinderlijk gejengel. Voor de goedkope vliegtickets komt alleen iets anders in de plaats. Ongelimiteerde databundels. Vrouwen in bikini of sexy ondergoed. Die laatste zijn in het Noord-Brabantse Altena verboden en zouden dat bij ons misschien ook wel zijn geweest als we ook een SGP-wethouder hadden gehad in plaats van eentje van de Partij voor de Dieren.
Is het aan het gemeentebestuur om te bepalen waar de grens ligt?
Als ik rondwandel en voor één keertje wel op de reclames let, ontdek ik dat aan vrijwel alles wel enige vorm van CO2-uitstoot kleeft. Ongelimiteerde data: dat kost je water om servers te koelen. En wat dacht je van al die zeldzame grondstoffen voor al die telefoontjes. Kleding? Een door en door vervuilende industrie. De vraag is of het aan het gemeentebestuur is om te bepalen waar we die grens trekken.
O ja, er is genoeg wetenschappelijk onderzoek dat zegt dat fossiele reclame bijdraagt aan de klimaatverandering, maar de werkelijk invloed van één enkele gemeente is vooral een symbolische. Zolang je telefoon, tv en radio nog vol staan met reclame voor goedkope vliegtickets is de invloed van één verbiedende gemeente minimaal.
Voor sigaretten en online gokken is terecht een landelijk verbod gekomen. Dat lijkt me de juiste weg. Pas als een nieuwe morele norm door het hele land gedragen wordt, kun je werkelijk impact hebben. Aan het einde van de ochtend blijkt de poster van Extinction Rebellion al te zijn vervangen. Door eentje van de NS. Die mag straks nog wel van reclamepolitie.
Het abribeleid geeft gemeenten vooral de mogelijkheid om zichzélf even in de kijker te zetten, als vooruitstrevend, of juist preuts en conservatief – al naar gelang de toevallige partijkleur van de wethouder.