Bram Schinkelshoek: ‘We moeten mensen eerder en beter helpen’

“Met het bouwen van huizen alleen los je dak- en thuisloosheid niet op,” waarschuwt Bram Schinkelshoek, scheidend bestuurder van KesslerPerspektief. Twintig jaar lang zette hij zich in voor de verbetering van de opvang. “Ik ben en blijf een helper.”

Door

‘Mister Kessler’, zoals Bram Schinkelshoek zichzelf lachend noemt, wacht me op in de Stationshuiskamer op Den Haag Centraal. “Een eind- en vertrekstation, net als de noodopvang.” Hij weet mijn naam, maar herkent me niet van eerdere interviews. Begrijpelijk, want Schinkelshoek heeft de afgelopen 20 jaar nogal wat mensen zien komen en gaan. Al blijkt dat niet de belangrijkste reden. “Ik heb een lichte aandoening: ik kan heel moeilijk gezichten herkennen,” legt hij uit. “Maar ik heb wel een brede blik, met oog voor esthetiek. Ik hou van netjes, schoon en heel.”

Dat zijn lastige eigenschappen als je werkt in de opvang van dak- en thuislozen…
“Klopt. Al onthoud ik de gezichten van cliënten beter. Misschien boeien zij me meer. Ze hebben ook vaker opvallende kenmerken, zijn getekend door het leven. En hoe dingen eruitzien in de opvang, daaraan heb ik iets kunnen doen.” Hij laat een foto zien van een slaapzaal. “Toen ik in 2004 bij de Kessler Stichting begon, waren die veel groter, met stapelbedden en grijze vloeren. Stapelen doen we niet meer. De vloeren lijken nu van hout en snoeren zijn weggewerkt. Bij elk bed zijn een leeslampje, een stopcontact voor het opladen van een telefoon en een eigen kastje voor schoenen – een kostbaar bezit als je dakloos bent. Mensen liggen soms wel met z’n veertienen op een zaal. Ik zou het liefst iedereen een eigen kamer geven. Dat helpt echt voor een sneller herstel. En het zegt iets over hoe je naar ze kijkt: dat je om ze geeft.”

Als tiener was de nu 64-jarige Schinkelshoek al gefascineerd door de dak- en thuislozen die zich verzamelden bij het Centraal Station, vertelt hij. “Het treinstation trekt mensen die niets hebben, die een schuilplek en anonimiteit zoeken. Het is een plek waar mensen komen en gaan. Iedereen heeft een bestemming. Daklozen niet. Eigenlijk zijn zij altijd op reis.”

 

Ik heb al vroeg geleerd dat het allemaal hartstikke onrechtvaardig is
Bram Schinkelshoek

 

De Kessler Stichting – in 1912 opgericht als De Vereeniging Tehuis voor Onbehuisden en dit jaar door een fusie omgedoopt tot KesslerPerspektief – voorziet in tussenstations, met verspreid over de stad locaties voor noodopvang, beschermd en begeleid wonen, winteropvang, een sociaal pension en een verpleeghuis. Dat is te danken aan D.A.J. Kessler, die in 1922 geld stak in een nieuw gebouw voor de nachtopvang van daklozen aan de De la Reyweg in de wijk Transvaal. En aan Schinkelshoek, die bijna 90 jaar later zorgde voor nieuwbouw op dezelfde locatie. Een blikvanger, vooral door het geel-rood-groen gekleurde dak. “Het is niet weggestopt, het mag er zijn.”

Was dat vroeger anders?
“Toen ik twintig jaar geleden bij de Kessler Stichting begon, trof ik de straat er binnen aan: dealen, vechten, misbruik, chaos. Het pand aan de De la Reyweg was al dertig jaar niet onderhouden en hulpverleners, sommigen zelf cliënt, werden slecht betaald. De stichting stond op de rand van faillissement. Er was weinig aandacht voor dak- en thuislozen. Het werd gezien als een keuze, waarvoor ‘nachtopvang’ volstond. We noemen het nu noodopvang. Want niemand kiest ervoor om dakloos te zijn. Meestal gaat het om mensen in een sociaal kwetsbare positie en is er sprake van eenzaamheid.”

“In de opvang zien we de dak- en thuislozen die echt nergens meer terecht kunnen en intensieve begeleiding nodig hebben. Er is ook een groep die niet bij ons aanklopt: zogenoemde ‘verborgen’ dak- en thuislozen. Dat zijn mensen die een baan hebben, maar geen betaalbare woonruimte kunnen vinden en dus maar in hun auto slapen. Of ze zijn door scheiding of ontslag in de problemen gekomen en bivakkeren bij kennissen of op de camping. Het zijn ook vaker jongeren en vrouwen. En vergeet arbeidsmigranten en ongedocumenteerden niet, die hebben bijna nergens recht op. Het is zo’n diffuse groep, die bij KesslerPerspektief niet in beeld is, maar daar uiteindelijk wel terecht kan komen. Want als je te lang in een auto moet slapen, dan ontstaan er ook andere problemen en glijd je af.”

‘Het kan iedereen overkomen,’ luidt het cliché. Is dat ook waar?
“Hoeveel Hagenaars dak- of thuisloos zijn, wordt volgend jaar op een nieuwe manier geteld. Verborgen dakloosheid telt dan ook mee. Je zult je een hoedje schrikken: er zijn zoveel mensen die onder die noemer vallen. In theorie kan iedereen dakloos raken, maar in de praktijk gebeurt het sommigen meer dan anderen. Waar je wiegje stond, bepaalt je kans op sociale armoede. Maar pech en geluk spelen ook mee. Het is allemaal hartstikke onrechtvaardig. Dat heb ik al vroeg geleerd.”

 

Ik heb het aantal cliënten alleen maar zien toenemen, met steeds zwaardere problematiek
Bram Schinkelshoek

 

Schinkelshoek groeide op aan de verkeerde kant van het spoor. Bij wijze van spreken. In zijn geval was het de arme kant van een plein, in Rijswijk. “Ik kom uit een arbeidersgezin, in een kleine portiekwoning. Aan de overkant woonden de mensen met privileges, in statige huizen met meerdere verdiepingen, een auto voor de deur en kinderen die klassen oversloegen. De kinderen speelden op hun eigen helft van het plein. Maar ik stak over, kreeg een vriendje aan de andere kant. Ik was recalcitrant, vond het onterecht dat het van tevoren leek bepaald.”

Het waren de jaren zeventig. Schinkelshoek verliet voortijdig de havo, ging op zijn 17de op kamers in Den Haag en vond werk in de ouderenzorg. “Ik was dienstweigeraar en sympathiseerde met de communistische partij. Ik wilde verschil maken. Dat had ook als schrijver of politicus gekund, maar het werd hulpverlener.” Hij haalde zijn diploma voor psychiatrisch verpleegkundige en ontdekte zijn leidinggevende talenten. “Ik had de vaardigheid om mezelf te kunnen ontwikkelen, die nieuwgierigheid is aangeboren geluk.”

U wist een faillissement van de Kessler Stichting af te wenden. Was dat eveneens geluk?
“Eerst was alleen de gemeente verantwoordelijk voor de opvang. In 2005, toen ik net een jaar directeur was, kwam er rijkssubsidie voor de verbetering van de opvang. De centrale financiering bracht kwaliteitseisen en toezicht mee. Dat was hard nodig.”

Onder leiding van Schinkelshoek groeide de zorgorganisatie uit tot een begrip in de stad. Hij maakte dak- en thuisloosheid zichtbaar. Niet alleen met de kleurrijke noodopvang aan de De la Reyweg. Ook met de Soepbus op de Koekamp, voor het Centraal Station, waar behoeftigen nog steeds elke avond een warme maaltijd kunnen halen. “Inmiddels is het een zelfstandige stichting, gerund door 80 vrijwilligers. De Soepbus is echt van de stad geworden.” Net als de tweedehandskledingwinkels Pakkie Deftig en de Vrouwenverwendag voor dak- en thuisloze vrouwen.

Initiatieven om trots op te zijn?
“Zeker. Maar ik geef dit interview niet ter meerdere eer en glorie van mezelf. Ik ben genoeg geëerd op mijn afscheidsfeestje. Maar ik wil me blijven inzetten voor sociaal kwetsbare mensen, door aandacht te generen voor hun problematiek. Er is na 2005 veel verbeterd in de opvang. Maar tien jaar later werd de centrale financiering afgeschaft. De gemeente moest het weer doen, met een kwart minder budget. Deze transitie van taken en verantwoordelijkheden zorgt voor veel hoofdbrekens.”

 

Het is een utopie om te denken dat dakloosheid überhaupt uit te bannen is
Bram Schinkelshoek

 

Wat kan er beter?
“De gemeente maakt, vaak geïnspireerd door de centrale overheid, plannen. In 2005 was het ‘Den Haag Onderdak’, dat een hoop goed heeft gedaan. Zeker omdat de AWBZ voor onze doelgroep bereikbaar was. Nu, na de transitie, is er een nieuw plan, met de pakkende naam ‘Den Haag geeft thuis’ en de ambitie om dakloosheid nagenoeg uit te bannen. De maatschappelijke tendens is om in te zetten op woningen. Dat kan een oplossing zijn voor mensen met een enkelvoudig probleem: dat ze geen huis hebben. Maar in de opvang komen mensen omdat ze niet goed voor zichzelf zorgen, een verstoorde relatie hebben met hun familie, zonder opleiding en werk, met een verslaving en psychische problemen. Ik heb het aantal cliënten alleen maar zien toenemen, met steeds zwaardere problematiek. Zij hebben intensieve begeleiding nodig. Daar moet je ook in blijven investeren. Het oplossen van problemen vraagt een visie en uitvoering van vele jaren. Een nadeel van decentralisatie is dat politiek daarvoor vaak te vluchtig is.”

Helpt een fusie?
“Voor kwalitatief goede zorg is structurele financiering nodig. Dat krijg je niet als je klein blijft. Ik wilde al heel lang fuseren, er zijn door de jaren heen gesprekken geweest met verschillende organisaties. Met Perspektief in Delft en Arosa in Rotterdam kwam het er dit jaar eindelijk van. Zij bieden vergelijkbare dienstverlening, maar hebben hun eigen specialisaties, zoals de aanpak van huiselijk geweld. Samen kunnen we meer hulp bieden. Ik heb vertrouwen in de samenwerking onder aanvoering van Miriam Heringa.”

 

Niemand kiest ervoor om dakloos te zijn
Bram Schinkelshoek

 

De fusie was de laatste ingreep van ‘Mister Kessler’. “Als je ergens lang werkt, kun je echt wat veranderen. Maar je moet het ook weer niet overdrijven, dan word je een karikatuur van jezelf.” Niet dat hij klaar is met de hulpverlening. “Het zit in mijn DNA, ik ben en blijf een helper.” Schinkelshoek praat honderduit en vol passie. Maar op opvallend zachte toon, zelfs in de rumoerige omgeving van het treinstation. “Ik hoef niet luid en aanwezig te zijn,” legt hij uit. “Mijn boodschap is stevig genoeg.”

En die boodschap luidt?
“De stad groeit, dan vallen er logischerwijs meer mensen buiten de boot. Maar als steden groeien met een factor 1, dan blijkt sociale problematiek toe te nemen met een factor 1,15. Komt dat doordat stedelingen anoniemer zijn of vraagt wonen in de stad veel van mensen? Ik weet het niet. Ik weet wel dat je het probleem van dakloosheid niet oplost door alleen meer huizen te bouwen. Je moet de maatschappij anders inrichten.”

“Het is een utopie om te denken dat dakloosheid überhaupt uit te bannen is. Er zullen altijd mensen zonder thuis of dak zijn. Focus niet op de wensgedachte: als we maar genoeg investeren in al dan niet begeleid wonen en preventie, dan is opvang niet meer nodig. Het klopt dat je mensen kunt helpen met een dak boven hun hoofd, als dat de enige reden is dat ze dakloos zijn. Maar door heel hard om meer huizen te roepen, leid je de aandacht af van de mensen voor wie ik al die jaren bezig ben geweest: dak- en thuislozen met complexe problemen. Ik wil voorkomen dat zij worden vergeten en het ten koste gaat van de kwaliteit van de opvang.”

“Je kunt de noodopvang vergelijken met de spoedeisende hulp: je weet niet wat er binnenkomt, dat moet je snel inschatten en je moet adequaat ingrijpen. Daarom werken daar de hoogstopgeleide hulpverleners. In de opvang is dat niet het geval, omdat het budget te karig is. De gemeente zegt: een bed kost al 32.000 euro per jaar. Ja. Een bed in het ziekenhuis kost een veelvoud daarvan. De vraag is: hebben mensen het nodig? Ze belanden niet voor niets in de opvang. Daaraan is een lange reis voorafgegaan, de noodopvang is het eind- en vertrekstation. Je moet mensen opvangen en weer op weg helpen. Tegelijkertijd moet je voorkomen dat het zover komt, met eerdere en betere begeleiding van sociaal kwetsbare mensen. Van álle mensen in een kwetsbare situatie.”

Wilt u meer Haags nieuws lezen? Overweeg een (proef)abonnement op Den Haag Centraal. U ontvangt de krant 10 weken voor slechts 10 euro.

Standaardportret
Bekijk meer van