De Appel-oprichter Peter van der Linden (1923-2019), man van markante mimiek
De acteur Peter van der Linden was een van de oprichters van Toneelgroep De Appel. Hij overleed op 20 maart op 95-jarige leeftijd in Den Haag. Kunstredacteur Bert Jansma schreef een in memoriam.
Al had je Peter van der Linden maar één keer op het toneel gezien, je vergat hem niet meer. Die expressieve kop, die mimiek en die bijzondere manier om met tekst om te gaan. Hij overleed op woensdag 20 maart en Den Haag zal zich hem vooral herinneren door zijn werk bij Toneelgroep De Appel.
Van het allereerste begin in 1972 tot 1984, toen hij het gezelschap verliet. Men had hem er toen blijkbaar niet meer nodig. Over dat vertrek heeft hij nooit uitgebreid gepraat. “Die treurige toestand toen ik er wegging, dat is allang afgesloten,” zei hij later.
Hij had er in elk geval een nieuw begin aan te danken. Zijn Theatertje Thuis, boven zijn woning in de Haagse Riouwstraat, waar hij sprookjes en vertelsels uit alle hoeken van de wereld bracht. Meestal solotoneel, zichzelf vaak begeleidend op door hemzelf gesneden bamboefluiten. Van chassidische wijsheid tot en met Zuid-Amerikaanse verhalen uit de pre-Columbiaanse tijd.
Die treurige toestand toen ik er wegging, dat is allang afgesloten.
“Tussen acteren en vertellen,” omschreef hij zijn werkwijze. Maar altijd met die markante mimiek en die gebeeldhouwde taal. Dat Theatertje Thuis werd een Haags fenomeen. Het was regisseur Johan Doesburg die hem in 1997 nog eenmaal vroeg voor een rol in een theaterstuk: dokter Schöning in Frank Wedekind’s ‘Lulu’, in De Regentes. Van der Linden wilde eerst niet – ‘ik ben er helemaal uit’ – deed het toch. Hij zei bescheiden: “Ik vond het een hele eer dat ze me nog wisten te vinden.” Hij was toen 73.
Peter van der Linden begon bij tekenacademie
Het begon voor de jonge Peter van der Linden bij de tekenacademie (hij zou blijven schilderen), maar algauw volgde hij zijn vader Jan van der Linden, acteur bij het Residentie Toneel, op de planken in de Princesseschouwburg.
“Figureren hoor, ” vertelde hij, “met een speer in een hoek bij ‘Hamlet’ en dan met een kandelaar overlopen.” Via het jeugdtoneel kwam hij in 1957 bij Toneelgroep Arena van Erik Vos terecht. Daar ontwikkelde hij een talent voor de commedia dell’arte. Dit culmineerde in een schitterende Truffaldino in Goldoni’s ‘De knecht van twee meesters’.
Hij won er eerder de Albert van Dalsumprijs (voor ‘De gecroonde Leersse’ van Michel de Ghelderode), maar bij De Appel werd hij daarna de complete acteur die zijn rollen steeds boven het pure realisme uittilde. Hij zette er het prachtige, muzikale H.C.Andersen-programma ‘De tuin van het paradijs’ neer, bracht (onder anderen met Carol Linssen) gedurfde improvisatieprogramma’s (‘Kisten’) en in 1976 ontving hij er de hoogste acteursprijs, de Louis d’Or, voor zijn rol als Klytaimnestra in de ‘Oresteia’.
Waarbij hij dat onvergetelijke beeld creëerde van die Griekse vrouw, hoog op een van de stellingen in het Appeltheater, met die lange bloedrode sjaal om zijn nek, als teken van het door haar vergoten bloed.