Indische paspoorten bevatten schat aan informatie
De onafhankelijkheid van Indonesië liet een vergeten administratief spoor achter: het paspoortarchief. Het is sinds 15 augustus digitaal te raadplegen.
Tienduizenden Nederlanders in Nederlands-Indië werden op 1 januari 1950 opeens Indonesiër. Of althans, ze bevonden zich in een nieuwe staat, die officieel was ontstaan door de plechtige soevereiniteitsoverdracht een paar weken eerder in het Paleis op de Dam. “Bij die overdracht hoorden allerlei afspraken. Een ervan ging over de ‘toescheiding van het staatsburgerschap’. Er moest worden uitgezocht wie bij welk land hoorde en ook wie bij welk land wilde horen,” vertelt Martijn Spruit van het in Den Haag gevestigde CBG Centrum voor Familiegeschiedenis, voorheen bekend als het Centraal Bureau voor Genealogie.
Spruit hield op dinsdag 15 augustus, de herdenkingsdag van de Japanse capitulatie, een lezing in de Koninklijke Schouwburg die de openstelling markeerde van het Indisch Oud-Paspoortarchief. Er zijn nu zo’n 115.000 aanvraagkaarten voor een paspoort digitaal te bekijken. Spruit: “Voor een deel van de Nederlanders gold dat zij een paspoort moesten aanvragen als ze terug wilden naar Nederland. De meesten wilden dat. Uiteindelijk zouden tussen 1946 en 1968 bijna 300.000 mensen de voormalige kolonie verlaten.” KNIL-militairen hoefden geen paspoort aan te vragen, dus die groep ontbreekt.
Inlanders en Vreemde Oosterlingen
De kaarten bevatten een schat aan informatie over bijvoorbeeld afkomst en etniciteit. Spruit erkent met het schaamrood op de kaken dat de ambtenaren destijds een strikt onderscheid maakten in categorieën. Je had ‘Europeanen’, die over het algemeen welkom waren in Nederland, en ‘Inlanders’ en ‘Vreemde Oosterlingen’, die dat niet waren. Het koloniale denken ging na 1949 nog een tijdje door.
Een van de kaarten die dinsdag in de schouwburg waren te zien, behoorde toe aan Carel Frederik Oppatja. In 1953 wilde hij als 14-jarige naar Nederland, al was hij daar nog nooit geweest. Hij diende aan te tonen dat hij Nederlander was, wat niet meeviel door zijn donkere huid en Indonesisch klinkende naam. Maar op de kaart staat aangetekend dat zijn overgrootvader in 1877 officieel gelijkgesteld was aan een Nederlander. En dus kon Oppatja aan boord. Bijzonder detail: zijn dochter Hélène is nu directeur van het CBG.
De oma van Jesse Klaver
Een andere kaart die werd getoond, is van Johanna Onken (1911-1971), oma van Jesse Klaver (politiek leider van GroenLinks). Het CBG vermeldt erbij dat Indische Nederlanders soms ten onrechte beweerden dat ze afstamden van Javaanse adel. Of Onken dat in het openbaar deed, is niet bekend, maar feit is dat zij echt adellijk bloed had. Zij was de dochter van een Duitse KNIL-militair en radèn Ngantèn Moedjinem, een prinses uit Soerakarta.
Wie aan boord werd geboren, kreeg de Britse nationaliteit
“Er staat ook op de kaart wanneer iemand vertrok en met welk schip. Soms zijn er ook nog passagierslijsten. Dan heb je twee bronnen; één bron is eigenlijk te weinig,” vertelt Spruit. Een van de schepen die hij dinsdag belichtte, was de Atlantis, die in 1951 in Rotterdam aankwam. Tijdens de reis werden zo veel kinderen geboren dat men sprak over het ‘Ooievaarsschip’. “Wie aan boord werd geboren, kreeg de Britse nationaliteit, want het was een Engels schip. De plek van geboorte werd precies vastgelegd in graden noorderbreedte en oosterlengte.”
De kaarten zijn vooral belangrijk, omdat gegevens van de oude burgerlijke stand in Nederlands-Indië verloren zijn gegaan of heel moeilijk zijn te raadplegen. Het CBG constateert een toenemende belangstelling voor Indische familiegeschiedenis. Spruit: “Ga zelf op onderzoek uit. Het is verslavend.”
Meer informatie: CBG Centrum voor Familiegeschiedenis en wie was wie. Voor het raadplegen van de CBG-collecties moet een dagpas à € 7,05 worden aangeschaft.