Verloren gewaand portret van vermoorde cabaretpionier keert terug in Kurhaus

Een verdwenen portret van Jean-Louis Pisuisse, de vader van het Nederlandse cabaret, is terug op de plek waar het ooit hing, het Kurhaus.

Door Willem van der Ham

Door

“Pang! Pang! Pang!”, klonk het. De grote Pisuisse was dood, in koelen bloede neergeschoten. Zomaar, rond acht uur ’s avonds op 26 november 1927, op het Amsterdamse Rembrandtplein, het fonkelende uitgaanscentrum van de grote stad. Hij schreeuwde nog: ‘Grote God, hij schiet. Politie! Politie!,’ meldde de Haagse krant Het Vaderland de volgende dag op de voorpagina.

Omstanders hoorden zeven schoten. Hij probeerde zijn vrouw Jenny Gilliams te beschermen. Zij viel zwaargewond in zijn armen en liet het leven. Hij noemde nog de naam van de dader kort voor hij stierf. De dader, Tjakko Kuiper, pleegde zelfmoord.

 

Men hoorde niet slechts, men zag wat hij zong

 

Jean-Louis Pisuisse, de man van ‘Mensch durf te leven’, geschreven door zijn vriend Dirk Witte. Pisuisse zong het fabelachtig mooi. Het was zijn allergrootste muzikale succes. ‘Met zijn stem als een dreigende klaroen, schrikte Jean-Louis de duffe gelederen aan zijn voeten op, de deftige mijnheeren, de keurige mevrouwen, en wekte in hen een besef van het leven, zooals zijn kunstenaarshart het kende en beleed: huiveringwekkend-schoon en hondsellendig,’ schreef Top Naeff in De Groene Amsterdammer.

Iemand anders schreef in een in memoriam: ‘In een land waar slechts ‘sentimentele kwelers’ wonen, de koorzang in de kerken niet om aan te horen is, werd Nederland plots een eigen lied rijk, een nog beter lied dan in melodieus Frankrijk te horen viel.’ Een onvergankelijk lied, zo leert de tijd. Later vertolkten Ramses Shaffy en Wende het prachtig.

Fenomeen

Maar Pisuisse was veel meer dan dat ene lied. Pisuisse was een fenomeen. Hij betoverde de toeschouwers. Wat een temperament! Men hoorde niet slechts, men zag wat hij zong. Pionier van de Nederlandse kleinkunst, grondlegger van het cabaret. Dat zijn de superlatieven van vandaag de dag.

Sinds 1912 trad Pisuisse ’s zomers op met zijn gezelschap in de Kurhausbar, een houten paviljoen op het voorplein. Ook in de zomer van 1927. Zijn latere moordenaar Tjakko Kuiper zong toen zelfs samen met Jenny. ‘Dat ook een badplaats-cabaret-program zoo kan zijn samengesteld dat het althans genietbaar is voor hen die zich niet wenschen te ergeren aan dubbelzinnigheden, gevaarlijke frivoliteit en wat dies meer zij, heeft Pisuise bewezen,’ schreef het onder bisschoppelijk toezicht verschijnende katholieke blad Tooneel en Bioscoop goedkeurend. Een volksheld dus, ook voor katholieken. Het bleek zijn laatste zomer in Scheveningen.

 

Het portret is van de hand van Han van Meegeren, die later berucht zou worden als vervalser

 

Op die zaterdag in 1927 ging er een enorme schokgolf door het land. Het land verkeerde in diepe rouw. Heel Den Haag liep een week later uit voor de begrafenis van Jenny en Swiep, zoals zijn intimi hem noemden. Op de route van hun woonhuis aan de Johan van Oldenbarneveltlaan naar Oud Eik en Duinen stond het rijen dik, op de begraafplaats wachtten duizenden mensen.

Eerbetoon

Als eerbetoon maakte kunstschilder Han van Meegeren, later zou hij berucht worden als vervalser, kort na de begrafenis een manshoog portret van Pisuisse. Eline Pisuisse, een dochter uit zijn eerste huwelijk, schonk het aan het Kurhaus. Dat was de geëigende plek. Daar hing het jaren prominent. Alle coryfeeën die na hem nog in het Kurhaus optraden, konden sindsdien niet om hem heen en knikten hem vast toe in het besef dat ze wel schatplichtig aan hem waren.

Pisuisse Kurhaus

Het portret van Pisuisse, dat Han van Meegeren na diens dood maakte. (Grand Hotel Amrâth Kurhaus)

Opeens was het schilderij verdwenen. Het ontbrak in de inventaris toen het Kurhaus in november 1973 dreigde te worden gesloopt. Lange tijd werd het als verloren beschouwd. Toen dochter Jenny Pisuisse, die zeven jaar was toen haar ouders overleden, navraag deed bij het Kurhaus toen ze daar ter gelegenheid van haar 95-jarig leeftijd dineerde, leverde dat niets op.

Een paar jaar later dook het opeens op in de veilingcatalogus van het Venduehuis. Al die tijd lag het schilderij in een ruimte van het Beheerskantoor Scheveningen (BKS), in zekere zin de opvolger van de vermaarde Exploitatie Maatschappij Scheveningen (EMS). Vrienden van Jenny tipten kleinzoon Bert, maar BKS-directeur Myrna van den Oever had het schilderij al uit de veiling teruggetrokken om het aan het Kurhaus aan te bieden. Directeur Giovanni van Eijl van Grand Hotel Amrâth Kurhaus toonde zich direct enthousiast en liet het restaureren. Vlak voor haar overlijden kreeg dochter Jenny nog het bericht van deze vondst.

En daar hangt hij dan weer, in volle glorie, met de rode en gele lampen van het toneel als achtergrond, op een ereplaats in het Kurhaus. Licht, dat roept, dat lokt! Licht, dat roept: komt zien, komt hém zien!

Gevers Deynootplein, paviljoen vóór het Kurhaus met Cabaret Pisuisse, circa 1927. (Willem Coret, collectie Haags Gemeentearchief)

De redactie biedt u dit artikel gratis aan. Wekelijks Haagse verhalen in de bus? Koop de papieren editie van Den Haag Centraal bij een van onze verkooppunten of neem een (proef)abonnement.

Standaardportret
Bekijk meer van