Corona-dagboek: Ooit stak Jan Janssen na de Tour een sigaret op

DHC-redacteur en columnist Casper Postmaa houdt, zolang de crisis duurt, een corona-dagboek bij over het leven in Den Haag.

Door

Ooit stak Jan Janssen na de Tour een sigaret op

 

Ruim twee maanden lang rapporteerde ik op deze plek over de veranderingen die plaatshadden door de bestrijding van het coronavirus. De lockdown is nog niet voorbij, maar het regime is veranderd, we zijn een stapje dichter bij een gewonere samenleving. Een verandering die we in de krant op de voet zullen volgen. Ik ga me weer op andere onderwerpen richten. Al sluit ik niet uit dat ik incidenteel op deze plek van me laat horen als er te veel, bij u of bij mij, gaat knellen.

*

Dinsdag was voor mij, en ik denk voor veel anderen, een code die toegang gaf tot het beloofde land van vroeger. Op 19 mei zou de poort naar het leven van vroeger weer opengaan. Inderdaad, tijdens de cruciale persconferentie zette premier Rutte de deur op een kier zonder dat je een voet tussen de deur krijgt. In je eigen huis mag iets meer en ook buiten kun je met z’n drieën helemaal losgaan als je maar anderhalve meter afstand houdt. Heel veel perspectief bracht het 19 mei-manifest niet, met veel onvrijheden zullen we nog lang moeten leven.

Met name voor de uitgaansindustrie was de boodschap inktzwart, want wie kan van dertig bezoekers leven en wie heeft zin om volgens een door de overheid bedachte regie met zijn gezin op een terras te zitten? Waarbij ongetwijfeld eenieder zijn eigen mening heeft over wat er wel en niet mag. Sommige maatregelen zijn amper te begrijpen: waarom wel met dertig man op een terras en niet met zestig of honderd cultuurliefhebbers naar het Zuiderstrandtheater waar ruim duizend stoelen klaarstaan?

Het Filmhuis haalt dertig niet eens

Ook vrees ik dat enkele bioscopen en filmhuizen straks echt het licht moeten uitdoen. Nu al hoor ik om me heen dat 60-plussers het uitgaansleven ook in de toekomst zullen mijden, want de risico’s zijn te groot. Neem het Filmhuis, dat draait voornamelijk op een ouder publiek en heeft ook nog kleine zalen, misschien hálen ze daar de dertig niet eens.

Zelfs Pathé zal hem knijpen, niet alleen vanwege de smoezelige zalen, ook omdat een groot deel van het publiek zich inmiddels heeft aangemeld bij allerlei streamingdiensten (Cinemember, Cinetree, Videoland, Netflix, Disney et cetera) waarmee je in je eigen veilige fauteuil spektakel- en arthousefilms goedkoop kunt bekijken. Het is niet vanzelfsprekend dat het Franse bioscoopbedrijf die bezoekers allemaal weer terugkrijgt en het is maar de vraag of Pathé Thuis voldoende opbrengt om het verlies in de zalen goed te maken.

Zo zal voor veel ouderen de komende jaren – als eerder geen vaccin of geneesmiddel beschikbaar is – de horizon dichtbij blijven met de anderhalve meter als dagelijks ijkpunt van ons ongenoegen.

Kunnen we dat aan? Ik denk het wel. Ik realiseerde me dat toen ik naar een oud televisie-interview met Jan Janssen zat te kijken dat werd uitgezonden in het kader van zijn tachtigste verjaardag. De beelden zijn in zwart-wit, Janssen vertelt over zijn recente overwinning in de Tour de France en dan gebeurt het: de topsporter bij uitstek steekt in close-up een sigaret op en blaast de rook in de richting van de camera. Roken als sporter was doodnormaal, Johan Cruijff deed het, de leraar in de klas, evenals je buurman op kantoor, maar nu roept het afgrijzen op. Oók bij voormalige rokers.

De massa is op z’n retour

Onze samenleving wijzigt voortdurend van koers, soms geleidelijk, dan weer met schokken, maar heel vaak hebben al die veranderingen in betrekkelijk korte tijd plaats. De digitalisering van de samenleving, internet, de opkomst van de auto en wijken die bijna geheel uit flats bestaan, het maatschappelijke taboe op het roken, het is een bijna oneindige reeks.

Sommige veranderingen hebben we omhelsd, met andere hebben we tegen wil en dank leren leven. Dat we al een eind op weg zijn met de acceptatie van de anderhalvemetersamenleving merken we aan den lijve. Menigeen is al zozeer geconditioneerd door de nieuwe regels dat oude film- en televisiebeelden waar mensen in drommen bij elkaar komen een intuïtieve schrik veroorzaken.

Dat kan natuurlijk niet eeuwig zo blijven; met z’n vieren in een auto zitten, moet straks weer kunnen en het leven achter de voordeur dient vrij zijn, maar het is duidelijk dat ‘de massa’ voor lange tijd de vijand van dit maatschappelijk model zal zijn. Voor voetbalclubs en directeuren van grote theaters is dat slecht nieuws.

Bijpassende muziek: Simon & Garfunkel met ‘Homeward bound’.

Corona en de nieuwe grenzen in Europa

 

Begin jaren negentig maakte ik al eens een lockdown mee, zij het dat deze slechts een dag duurde en het was niet in Nederland maar in Seattle aan de Amerikaanse westkust. Daar had ik een interview met de Estlandse worstelaar Osvalt Käpp die op de Olympische Spelen van 1928 in Amsterdam goud had gewonnen. Daarna zou ik in het vijftig kilometer verderop gelegen Snowqualmie nog een reportage maken over de Amerikaanse televisieserie ‘Twin Peaks’.

Tussen die twee onderwerpen zat één verloren dag, Thanksgiving, dat in de VS traditioneel op de vierde donderdag van november wordt gevierd. Ik had er wel van gehoord, de gesloten shopping malls en de in duisternis gehulde horeca, maar ik hield mezelf voor dat in het land waar de 24-uurseconomie was uitgevonden er altijd wel ergens een plek in de herberg over zou zijn voor een eenvoudig doch voedzaam maal. Nee dus, zelfs Burger King en McDonald’s hadden de kipnuggets verruild voor de gebraden kalkoen in familiekring. Uit alle hoeken van het continent – Canada, Texas, New York, Florida – spoedden kinderen zich, al dan niet met hun gezin, naar het ouderlijk huis voor de jaarlijkse reünie.

Terug naar huis

Vaak heb ik aan die Thanksgiving teruggedacht, soms met sombere voorgevoelens: zou het bij ons ook zo worden als de globalisering of de Europese eenwording doorzet, alleen met Kerstmis bij elkaar om daarna weer terug te vliegen naar Madrid, Londen, Milaan of Frankfurt? Dertig jaar na Seattle is dat proces al een eind op streek. Een baan in het buitenland is voor onze kinderen en kleinkinderen nog niet de gewoonste zaak van de wereld, maar je kijkt er niet meer van op.

Een langdurig bestaan als expat betekent ook dat de kans op een gezin in den vreemde aanzienlijk groeit. Als we eenmaal zó ver zijn, is ook in Europa de diaspora begonnen en wordt het begrip ‘thuis’ iets mythisch en ongrijpbaars, zoals Joden eeuwenlang naar Jeruzalem verlangden zonder er ooit te zijn geweest. Ik weet dat veel tegen die redenering is in te brengen: in Amerika verhuizen alle sociale klassen, in Nederland vooral diplomaten en hoger opgeleiden die gelieerd zijn aan het internationale bedrijfsleven, bovendien keren Europeanen vaker terug naar het land van herkomst, omdat hun families daar al honderden jaren wonen.

Culturele verschillen

Dat neemt niet weg dat de verstrooiing van Europese volkeren gewoon doorzet, kijk naar Polen, Bulgarije en Roemenië. Twee jaar geleden kwam mijn zoon met een Italiaanse thuis, inmiddels is een kleinzoon onderweg en hebben we – vóór de lockdown – kennisgemaakt met de familie uit Genua. Aardige mensen met een aangename andere kijk op het leven, maar de verschillen zijn ook weer niet zo heel groot. Moeilijke onderwerpen als Wopke Hoekstra mijden we totdat we elkaar beter kennen.

En ja, soms dienen zich onverwacht culturele verschillen aan. Toen de naam van mijn broer Duco rondging als kanshebber voor het nog niet geboren kleinkind, reageerde men van Italiaanse zijde verschrikt. Duco, dat leek toch net iets te veel op ‘Duce’. Maar uiteindelijk zijn ook dat soort dingen onbelangrijk, meer houdt me de vraag bezig in wat voor wereld mijn kleinzoon zal landen. Ik weet niet eens of ik hem straks Italiaans mag omhelzen of dat hij in het grenzeloze Europa op afstand moet blijven.

Bijpassende muziek: ‘Que sera, sera’ van Doris Day.

DHC-journalist Mieke van Dixhoorn: ‘Ik ben er nog!’

 

Vandaag een bijzondere aflevering van mijn coronadagboek. Bijzonder, want ik heb mijn pen uitgeleend aan Mieke van Dixhoorn, politiek redacteur van deze krant. Nog steeds?, hoor ik u denken, want de krant heeft al lang geen stukken meer van haar gepubliceerd. Tegenslag na tegenslag kreeg ze te verwerken en toen sloop ook nog eens corona de stad binnen.

 

*

Geen grap. Dat was het eerste wat ik opschreef na mijn operatie van vorige zomer. Een heel vervelende, maar ontzettend kundige chirurg verwijderde in iets meer dan een uur een tumor uit mijn hoofd. Hupsakee, drie dagen later was ik alweer thuis.

In de maanden die volgden, ging ik van het ene ‘nieuwe normaal’ naar het volgende. Dat leer je dan: leven in je nieuwe normaal. Makkelijk gezegd. Maar moeten accepteren dat je ineens niet kan lezen, muziek luisteren, een scherm gebruiken of zelfs in de keuken staan terwijl de afzuigkap aanstaat, is een uitdaging.

Zelfgebreide babysokjes

Al die tijd bleef ik me eigenwijs vasthouden aan mijn ‘echte’ normaal. Oftewel: mijn oude normaal. Deels terecht, want er kwam steeds meer terug in mijn wereld. Bezoekjes aan de redactie, kopjes thee in een café, het strand. En van alle tussenliggende nieuwe normalen nam ik dingen mee. Alternatief vermaak, zo u wilt bezigheidstherapie. Les één: zelfgebreide babysokjes zijn een héél goed cadeau, en les twee: een goede set tekenpotloden is nooit weg.

Inmiddels gaat het begrip ‘een nieuw normaal’ ons allemaal aan. Tegelijk. Geen uitjes, geen bezoek, voor niemand. Komen die acht maanden míj even goed uit. Thuiszitten, ha, laat me niet lachen. Bonus: als die gemene tumor er nu nog had gezeten, was ik door de overbelaste zorg eindeloos uitgesteld. Achteraf goede timing!

Nu is het zaak voor iedereen om te genieten van wat je wel hebt, wat je wel kan. Eigenwijs vasthouden aan het normaal dat je kent mag, maar doe rustig aan. Accepteer elk nieuw normaal, hoe boos en verdrietig je daar ook over bent. Voordat je het weet, is er weer een ander normaal voor in de plaats gekomen. Laatst kon ik in de kamer blijven terwijl AC/DC uit de speakers knalde.

Stap voor stap komen we uiteindelijk waar we moeten zijn. Misschien wel in een beter normaal.

Dat probeer ik mezelf ook voor te houden, te midden van alle onzekerheid. Wat ik namelijk níét zag aankomen, is dat er eind deze maand nóg een operatie nodig zal zijn. Een die niks met mijn hoofd te maken heeft.

De week van de lockdown moest ik wél naar het ziekenhuis voor de uitslag. Het kon niet telefonisch. Nou, dan voel je de bui al hangen. We hebben flink staan schelden in de lege hallen van de polikliniek.

Geen risico’s

Het maakt dat ik de huidige crisis maar ten dele registreer. Dit hoewel mijn vader in quarantaine zit, mijn jongste zus geen eindexamen hoeft te doen en mijn andere vastzit in Londen en niet naar huis kan. Allemaal mensen die ik sinds de diagnose niet heb gezien. Dat zal niet snel veranderen, want ik ga geen risico’s nemen.

Dan kom ik er waarschijnlijk wel goed vanaf. Want ondanks alles hebben ze plaats voor me. Deze operatie wordt niet uitgesteld. Ja, ik ben een van de gelukkigen.

En met dit schrijven ben ik weer een stukje dichter bij míjn normaal.

Door Mieke van Dixhoorn

Bijpassende muziek: ‘Stayin’ alive’ van The Bee Gees.

Culi’s aller landen verenigt U: Buksjek!

 

Ook mijn gezin heeft zich in het kader van ‘help your locals’ gestort op de plotseling zeer ruime markt van afhaalmaaltijden. Restaurants van naam en faam hebben opeens een loket aan straat, van eenvoudige tapasbar tot sterrenrestaurant. ‘Rijks’ in Amsterdam, één Michelin-ster, doet het als take away zó goed dat de keuken de bestellingen niet meer aankan.

Als straks iemand promoveert op ‘De coronacrisis en haar gevolgen’ zal ongetwijfeld ook een hoofdstuk zijn ingeruimd voor het afhaalfenomeen. Wie er in tijden van corona bij wil horen, moet af en toe nonchalant een naam noemen van een stek waar nog niemand heeft gevist.

Als u zo in elkaar zit, mag Buksjek aan het Koningin Emmaplein niet op uw lijstje met Geheimtipps ontbreken. Van alle tenten waar we de afgelopen maanden hebben afgehaald (niet laten brengen, dan pakt Deliveroo de winst) was pop-uprestaurant Buksjek van Gustaaf Kout (36) en Loukie van Hasselt (27) zonder meer het origineelst en lekkerst: een grensoverschrijdende ervaring voor € 12,50 de man. Met als bijzondere aantekening dat dit oordeel generatie overstijgend was.

Bukken

Aan Buksjek is eigenlijk alles anders. Allereerst natuurlijk die geniaal gekozen naam, want voordat iemand ook maar één hap had geproefd, ging Buksjek al over de tong. Voor wie het nu nog niet weet: buksjek is de benaming voor een sjekkie dat is gemaakt van bij elkaar gescharrelde peuken. En zonder bukken geen saffie, vandaar. Gustaaf vond het wel een sympathiek begrip. “Want je maakt iets van wat al is weggegooid.” Buksjek was dus eigenlijk een groene manier van roken uit de tijd dat groen nog gewoon een kleur was. Bovendien is de naam even smoezelig als die van de overbuurman, het roemruchte Café de Asplaag. Haagser kan het allemaal niet.

Foto: Instagram Buksjek

Maar dan de toverformule! Buksjek presenteert niet één keuken, maar omarmt de hele wereld. Elke week (van woensdag tot en met zondag) maken Loukie en Gustaaf een tussenlanding in een ander land. Thailand, België (garnalenkroketten en stoof met witlof), Mexico, Italië, Vietnam, China, Duitsland, India (superieure butter chicken), Korea, Libanon, de Elzas (Coq au Riesling) en Nederland zijn al aan de beurt geweest, deze week staan Indonesische gerechten op het grote bord bij de ingang.

Geuren waaien door de wijk

Waarom deze veroveringsdrift? “Het is een leuke manier om veel te leren en dingen uit te proberen,” vertelt Gustaaf. “We zijn er heel intensief mee bezig, het begint met alles te lezen wat je over een land kunt vinden op het gebied van koken. Daarnaast heb ik veel gereisd, dan pik je natuurlijk ook dingen op. Onze aanpak wordt in de buurt erg gewaardeerd. We hebben een kleine keuken en in de zaak zelf staat een barbecue. Als we daar mee bezig zijn, waaien de geuren de straat op en daar komen vanzelf mensen op af.”

Inmiddels is het oeuvre uitgebreid met broodjes (vanaf 11.30 uur), waarbij je ook van land tot land reist. Wat brengt Buksjek volgende week? “We weten het nog niet. We luisteren ook naar de klanten. Er komen steeds meer verzoeken binnen. ‘Kunnen jullie Libanon weer een keer doen?’ Tot nu toe zijn India, Korea, Frankrijk en België favoriet.”

Misschien dat we ooit weer terugkeren naar een samenleving waarin de dreiging van corona en ander virussen niet meer acuut is, dan kan het gebeuren dat we vergeten dat er in de tijden van corona ook zoiets moois was als Buksjek. Zelf je pannetje meenemen, weet je nog wel?

Buksjek
Koningin Emmaplein 3
2518 RH Den Haag
Bestellen via 06 13664755
Zie ook Facebook en Instagram

Bijpassende muziek: ‘België’ van Het Goede Doel.

De latrelatie van jong en oud

 

Het inzicht kwam bij mij pas halverwege de crisis: dit gaat misschien wel jaren duren. Want zonder vaccin geen oplossing. Dus was de logische uitkomst dat corona ons leven zal blijven bepalen. Hoe, dat wist ik ook niet, want dat nieuwe normaal en die anderhalve meter waren me te vaag. Maar als je er langer over nadenkt en probeert een conclusie uit deze bizarre tijd te trekken, doemt onvermijdelijk een samenleving op waarin jong en oud volgens de code van een latrelatie gaan leven.

De Volkskrant besprak vandaag – dinsdag 12 mei – het verloop van de crisis aan de hand van drie scenario´s. In het gunstigste geval krijgen we eind 2021 adem, in het ongunstigste model (nog geen vaccin) is de intelligente lockdown in 2025 nog steeds de norm waarnaar wij leven.

Buitenleven

In alle scenario’s regeert de onzekerheid, dus moeten we op zoek naar een vorm waarin de samenleving maatschappelijk en economisch stabiel blijft. De diepe zakken van de overheid legen, zoals nu wordt gedaan, kan maar één keer; geld voor een tweede gouden injectie is er niet en heel veel mensen zullen het ook niet willen. Met name jongeren niet. We kunnen wel een appèl doen op hun solidariteit, maar in hoeverre is dat redelijk? Jongeren zijn nauwelijks vatbaar voor het virus, maar ze moeten wel tot in lengte van dagen de rekening van dit soort operaties betalen.

Dus moeten we op zoek naar werkbare verhoudingen waarin jongeren (inderdaad, tot welke leeftijd ben je dat?) kunnen blijven werken en ouderen zich terugtrekken in hun eigen domein. Wat de vakanties betreft: de camper heeft de toekomst, méér op afstand kun je amper leven. Sowieso zal het buitenleven een revival beleven.

Voor de rest zullen we die nieuwe samenleving samen moeten gaan uitvinden. Al heel lang pleit ik voor informele woongroepen die ouderen behoeden voor het wegvallen van het bejaardenhuis, samen met gelijkgestemden of vrienden in een groot huis. De meeste mensen die ik daarover spreek, zijn enthousiast, maar wel met de aantekening ‘dat zíj er nog niet aan toe zijn’.

Angst en verbondenheid

Architect Terry van der Heide is directeur van Centrum Groepswonen, dat een stuk of twintig woongroepen met in totaal zeshonderd bewoners onderdak biedt. Met huizen van Ypenburg tot aan het Statenkwartier en alles ertussen, de gemiddelde leeftijd ligt tussen de zeventig en tachtig jaar.

Hoe hebben zij de crisis beleefd? “We hebben voortdurend contact met de groepen, maar tot nu toe zijn er geen ziektegevallen,” vertelt Van der Heide. “Dat is inderdaad opvallend. De bewoners houden zich goed aan de voorschriften van de overheid, maar ze zijn wel bang. We proberen bijvoorbeeld muziekuitvoeringen te geven waarbij de bewoners binnenblijven en de musici in de tuin staan, maar dan nog hebben sommige groepen dat liever niet.”

Kenmerkend vindt Van der Heide de verbondenheid die juist nu is ontstaan. “Dat horen we overal, bewoners zijn meer dan ooit bereid dingen voor elkaar te doen. Denk aan boodschappen en dat soort dingen. Hét grote voordeel is natuurlijk dat je in een woongroep niet alleen bent.”

Scheiden zonder te verdelen

Woongroepen als deze worden steeds populairder, maar ze zijn slechts een deel van de oplossing. De nieuwe samenleving zal ook een nieuwe manier van denken vergen. Een jaar of twintig geleden hoonden volkshuisvesters en media een projectontwikkelaar weg die op de plek van vliegveld Valkenburg een grote stadswijk voor ouderen wilde bouwen. Met iets meer creativiteit en de nieuwste technieken zou het nu misschien wel kunnen. De vraag is hoeveel je van elkaar kunt scheiden zonder dat de maatschappij uiteenvalt en ouderen tweederangsburgers worden.

Bijpassende muziek: ‘Old man’ van Neil Young of ‘Help!’ van The Beatles.

De lockdown voltrok zich tussen twee knipbeurten

 

Eigenlijk was het nog niet eens nodig, maar ik heb vanmorgen toch maar een poging gedaan om bij mijn kapper op de rol te komen; voor je het weet sta je daar ook in de rij. Want Nederland is dringend toe aan een snoeibeurt, zelfs de altijd zorgvuldig gecoiffeerde Jan Terlouw zag er voor de camera enigszins verwilderd uit. Haar zal in de geschiedschrijving uitgroeien tot hét beeldmerk van de coronacrisis: we waren in oorlog met een virus en ons kapsel heeft het meest geleden.

Alsof de lockdown – terwijl we nota bene 75 jaar bevrijding herdenken – echt iets met oorlog te maken heeft. Toch is het een veelgebruikte vergelijking, ook door onze overheid. Natuurlijk, de coronadreiging is niet voorbij en om elke dode moet worden getreurd, maar oorlog is van een andere orde. Dan dreigt het wegvagen van het totale bestaan.

Opluchting

Oorlog als beeld van het allerergste leek vooral in het begin te werken, want het roept een krachtig (schrik)beeld op waardoor mensen sneller geneigd zullen zijn naar de overheid te luisteren. De schaduwkant van die aanpak is dat bij het uitblijven van de totale catastrofe het onvermijdelijke gevoel van opluchting zich nog sneller zal verspreiden dan het virus. En dat is ook gebeurd, het kabinet kón niet anders dan toegeven, de vastberadenheid onder de bevolking had plaatsgemaakt voor twijfel.

Voor wie in oorlogstaal wil volharden – crisis lijkt me nog steeds beter – wat cijfers. Wereldwijd blijft het aantal coronaslachtoffers tot nu toe ruim onder de 400.000, dan is oorlog andere koek. Alleen al tijdens de Slag om Verdun (1916) vielen 500.000 man en dat is een conservatieve schatting. Een jaar later, tijdens de Derde Slag om Ieper, werden tussen 500.000 en één miljoen Duitsers en geallieerden, met name Engelsen, uitgeschakeld. Van het dorp Passendale was na afloop niet veel meer over dan een dikke laag blubber. Het zou een halve eeuw duren voordat Frankrijk over die klappen heen was. Dát is oorlog.

Bij onze crisis gaat het vooral om angst, voor de dood, voor werkloosheid, voor economische ontwrichting, maar de maatschappij als systeem is nog steeds intact. En als we de wiggelroedelopers van de economische wereld mogen geloven, is er volgend jaar alweer sprake van forse economische groei.

Lege stadions

Het veelgevraagde perspectief is er dus wel; al betwijfel ik of voetballers er net zo over denken. Net plopte het bericht op dat het kabinet verwacht dat minstens een jaar geen grote evenementen kunnen plaatshebben. Dus geen voetbalcompetities óf ontluisterend lege tribunes. Misschien kunnen we ze door de computer laten vullen, zoals ook in de film ‘The Gladiator’ bij het Colosseum gebeurde.

Het biedt onvermoede mogelijkheden: met één druk op de knop kun je het stadion laten juichen of fluiten, er zullen louter nog keurig geformuleerde aanmoedigingen op de spelers neerdalen en af en toe kun je het legioen laten uitbarsten in een welgemeend ‘Heerlijk, helder Heineken!’, waardoor het salaris van Donny en al die andere vedetten betaalbaar blijft.

Waarschijnlijk zijn mijn toekomstverwachtingen realistischer als het om de kapper gaat. Tijdens het knippen zul je ook worden geschoren, want ook bij hem stapelen de rekeningen zich op. Al hoop en verwacht ik dat hij mij ontziet. Toen ik een paar jaar geleden wat beteuterd naar de aankondiging van de zoveelste tariefverhoging keek, draaide de kapper zich achter zijn stoel naar mij om, taxeerde mijn kalende schedel en zei: “U doe ik nog wel voor de oude prijs.”

Bijpassende muziek: ‘Hair’ van Galt MacDermot en Tom Pierson (Original Soundtrack) of Zen.

Is het nieuwe normaal langer dan anderhalve meter?

 

Nog niet zo lang geleden zag ik voor C&A eenzelfde toekomst als voor Vroom & Dreesmann, net zo saai en kleurloos. Maar in tijden van corona is alles anders, bleek de afgelopen dagen. Het publiek negeerde het pad met goudkleurige koorden waarmee de Bijenkorf zijn klanten trachtte binnen te halen, maar rukte op naar C&A. Geen rij in de stad was langer.

Wat voor conclusies moeten we hieruit trekken? Is de Bijenkorf opeens te duur of zijn de schrale jaren vijftig weer terug? Ik weet het niet, er is geen peil op deze tijd te trekken en de overheid biedt weinig houvast. Onze regering is vooral bezig met de waan van de dag waarin het denkraam anderhalve meter hoog en breed is. Het kabinet doet denken aan een verstokte feestvierder die de volgende dag de kater met aspirine probeert te bestrijden, maar zich niet voorneemt minder te gaan drinken. Van een visie die voorbij de grens van deze crisis gaat, is geen sprake. De burger moet het doen met het eeuwige anderhalvemeterafstandgebed. Wel wat mager na al het plechtige gefilosofeer over het nieuwe normaal.

Zal die simpele maatregel, vastgelegd in een noodverordening (hoe tijdelijk wil je het hebben?) ons behoeden voor een nieuwe catastrofe? Vertelt het ons iets over de wijze waarop we kunnen ontkomen aan de verstikkende relatie tussen miljoenen Nederlanders en de duizelingwekkende aantallen dieren die we jaarlijks slachten of uitmelken? Of moeten vleeskuikens (jaarlijks 605 miljoen), runderen (2,2 miljoen), varkens (15 miljoen) en geiten (614.000) voortaan ook anderhalve meter afstand houden? Dat zou pas een verbetering zijn.

China

En hoe zit het met China? Blijven we daar als bevriende natie mee omgaan met om de drie maanden een gezellige, met whisky overgoten handelsmissie? Of wat te denken van Rusland, waar kritische artsen uit het raam vallen en betrouwbare RIVM-cijfers niet bestaan? Ik zou graag willen weten of we in het verheven debat over het nieuwe normaal ook harde noten gaan kraken over dit soort ongezellige vraagstukken.

Maar als ‘Den Haag’, onvermoed, toch een doordachte visie op de toekomst heeft, waarbij alle ingewikkelde elementen van dit gecompliceerde probleem als radertjes in elkaar grijpen en het uurwerk echt gaat lopen, zou ik geen dag wachten en meteen Pauw en Beau bellen om het nieuws te verkondigen. Want iedereen die de afgelopen dagen in de stad is geweest, heeft het tij zien keren, het momentum om de crisis aan te grijpen voor wezenlijke maatschappelijke veranderingen is al bijna voorbij. De angst vervliegt, mensen voelen dat ze meer adem krijgen en de zon, de grootste vijand van de lockdown, gaat steeds feller schijnen. Als er straks ook nog een vaccin tegen corona op de markt komt, zal dat het eindstation van het nieuwe normaal zijn. Dan keren we haastig op onze schreden terug en de commercie zal ons helpen. ‘China, het kan weer!’ Net als C&A.

Bijpassende muziek: ‘Nine million bicycles in Beijing’ van Katie Melua.

 

Een raadsel op het sterfbed

 

Voor dit dagboek had ik al eerder vergeefse pogingen ondernomen om een begrafenis in tijden van corona bij te wonen, maar verder dan gesprekken met uitvaartondernemers ben ik niet gekomen. Totdat ik zaterdag aansloot bij de rouwstoet van mijn vriend en oud-collega Alexander Münninghoff.

Het afscheid was daarvoor al in alle opzichten glorieus geweest; landelijke dagbladen – de schaakcolumnisten voorop – namen uitgebreid zijn wapenfeiten onder de loep en schreven vertederd over zijn leven en de manier waarop hij de wereld elke dag weer leek te omhelzen.

Mooie anekdotes

Veel mooie anekdotes, bijvoorbeeld over zijn studententijd toen je hem in Leiden kon tegenkomen, lachend en zwaaiend, met een boek onder de arm op weg naar een college dat twee uur geleden al was afgelopen.

Als de belangstelling zo overstelpend is, komt een coronabegrafenis niet goed uit, want niet meer dan dertig aanwezigen. Op Oud Eik en Duinen was het nog iets strenger: twintig man in de aula en tien in de vlak bij de ingang gelegen ontvangstruimte waar de livestream van de uitvaart te zien was.

Foto: DHC

Andere vrienden hadden een link met een wachtwoord toegestuurd gekregen waarmee zij thuis live de beelden konden bekijken. Achteraf bleek dat 170 computers om verbinding hadden verzocht; dat was toch wel mooi, zeker als je bedenkt dat de meesten niet alleen zullen hebben gekeken.

‘Geen koffie, geen cake’

Wonderlijk was het natuurlijk wel, twintig familieleden en vrienden in de aula van wie elf het woord voerden. En hóé. Zoveel sprekers en iedereen had een ander verhaal; over de jaren in Moskou, zijn tijd als student of zijn leven als schaker. Bij de gretigheid waarmee Alexander zich 76 jaar op het leven heeft gestort, hoorde ook drank en ook dan ben je in tijden van corona slecht af.

In het dossier dat hij zelf voor zijn begrafenis had aangelegd, was zijn laatste wens heel duidelijk: ‘Geen koffie, geen cake!’, maar ja, het was in werkelijkheid nog erger, namelijk helemaal niets. Dat is lastig. Dus toen ik namens de familie bij het graf een dankwoord uitsprak, en mij nog een keer tot Alexander richtte (‘je bent niet alleen, je ligt begraven in ons hart’), kwam ook dat gemis ter sprake. Geen glas om te heffen.

Dus riep ik iedereen op om dan maar thuis, van Moskou tot Den Haag, om vijf uur op hem te toosten. Toen ik later zag dat het borreluur al was aangebroken en niemand dus op tijd thuis kon zijn, ben ik nog even teruggelopen naar het graf. Klinken op hem, begreep ik, mocht ook later. We kregen levenslange dispensatie.

Dan het raadsel: in 1988 had Alexander zijn wereldprimeur die het einde van de Koude Oorlog inluidde. De Sovjet-Unie zou eenzijdig zijn troepen en SS20-raketten uit Oost-Europa terugtrekken. Hij kreeg de gouden tip tijdens een wandeling door het Serpoechovski Park in Moskou met een hooggeplaatste Sovjet-ambtenaar (‘net onder het politbureau’). Het was een koude decemberavond en het begon te sneeuwen. “Kijk eens hoe mooi de vlokken daar bij de lantaarns vallen,” zei zijn gesprekspartner, die vervolgens begon te vertellen. En de rest is geschiedenis.

Geheim

Wie was het, de tweede man in die John le Carré-achtige scène? De man was al lang dood, maar Alexander wilde het niet zeggen. Wel gaf hij me een raadsel op: “Hij was voorzitter van de werelddambond toen Ton Sijbrands en Andris Andreiko in Den Haag om de wereldtitel speelden.”

Makkie, dacht ik. Die match werd in 1973 in het Congresgebouw gehouden, maar helaas, de voorzitter van de FMJD (Fédération Mondiale du Jeu de Dames) was toen de Italiaan Beppino Rizzi, geen Rus. Het spoor liep dus meteen al dood. Stuurde hij me bewust het bos in, of bedoelde hij misschien de voorzitter van de Sóvjet-dambond of de secretáris van de FMJD, maar in die contreien is het door de hoge Russische taalbarrière moeilijk zoeken. Dus ploeter ik voort. Normaal gesproken zou ik met zo’n probleem Alexander hebben gebeld.

Bijpassende muziek: ‘Do you want to know a secret?’ van Billy J. Kramer & The Dakotas.

Mazelen en andere nieuwe inzichten op het Malieveld

 

Waarom is Den Haag de stad van vrede en recht? Vanwege de ambassades, de diplomaten en de vele internationale organisaties? Zeker, ze horen er allemaal bij, maar demonstraties ook. Toen ik een jonge politieverslaggever was, kwamen ze vaak op mijn pad. Toen was het vooral werk, later, toen ik een columnist was, groeide het uit tot een fascinatie. Dan trokken er weer legioenen woedende mensen door de stad die onverstaanbare leuzen schreeuwden en borden met onbegrijpelijke teksten meedroegen, om uiteindelijk halt te houden bij een anoniem pand van een natie in oprichting of bij de ambassade van een grootmacht aan het Voorhout.

Van Kosovo tot Mali, iedereen kan in Den Haag terecht. En wat deden wij, Hagenaars? We gingen opzij of wachtten eindeloos bij het stoplicht, maar altijd lieten we het keurig over ons heen komen. Zelden hoorde je een onvertogen woord; dat vind ik nog steeds heel mooi van al die Hagenaars.

Protest tegen corona-lockdown

Maar er zijn ook andere betogingen, in gewoon Nederlands, je kunt alles woord voor woord volgen en toch begrijp ik ze niet altijd. Het overkwam me deze week bij de demonstratie van een onduidelijke groepering die onder de naam ‘Vrijheid’ had opgeroepen tot een protest tegen de corona-lockdown. Later bleek het om nog veel meer te gaan. Eerst stonden ze op het Plein, later verplaatsten ze zich naar de poffertjeskraam op het Malieveld. Mijn dochter, die me had getipt over het oploopje, een dikke honderd man, waarschuwde me. “Kijk maar uit, want aan afstand houden doen ze niet, ik moest me er op het fietspad doorheen wringen.”

Toen ik in mijn rol van razende reporter op het Malieveld was gearriveerd, waren er nog vijf demonstranten over, één van hen droeg een Nederlandse vlag om de schouders. Wie de betoging had georganiseerd? Dat wisten ze eigenlijk niet. “Facebook,” riep Mark, de enige die zich op enigerlei wijze wenste te identificeren. “We zijn tegen de lockdown, tegen vaccinaties, tegen 5G en tegen…”

Nou ja, het kwam erop neer dat ze nóg ergens tegen waren, maar die brandende kwestie was ze even ontglipt, je kunt niet op vier barricades tegelijk staan. Toch maar de lockdown als eerste bij de horens gevat. Wat is daar mis mee is? “Alles!,” zei Mark. “We worden in onze rechten aangetast, het kost mensen hun inkomen, terwijl het om een gewone griep gaat.”

Nou gewoon, probeerde ik nog, maar van nuances wilde Mark niet weten. “Ja, een griepje, alleen oude mensen hebben er echt last van, laten ze die dan opsluiten.” Opsluiten, allemaal? “Afzonderen of zoiets mag ook.”

5G

Anderhalve meter afstand houden was helemaal een brug te ver, begreep ik. “Natuurlijk niet,” beet een van de twee vrouwelijke demonstranten me toe, “mensen weten helemaal niet hoe dat gaat met zo’n virus, ze denken tegenwoordig al dat je aan de mazelen doodgaat. Weet je wat ze bij ons in het dorp deden als iemand in het gezin de mazelen had? Dan brachten moeders hun kinderen daarnaartoe, dan waren ze er in één keer vanaf. Dat zou nu ook heel goed werken.”

Toen moesten ze er snel vandoor, de garage in op zoek naar hun auto. “Tot 5 mei,” riep een van hen, dan gingen ze de Haagse elite opnieuw de waarheid zeggen. Over de lockdown, maar 5G zou ook kunnen. Ik zwaaide ze uit en liep naar huis; opeens stond ik weer helemaal achter de lockdown en zelfs dit stukje heb ik op anderhalve meter afstand getikt.

 Bijpassende muziek: ‘Stay’ van Jackson Browne.

 

Met afnemende dreiging is 20 mei wel heel ver weg

 

Koningsdag was behalve een weemoedig betoon van trouw aan Oranje ook een testcase. Het afgelopen weekend was het al schaatsen op smeltend ijs als het om de coronaregels ging; meer drukte in de winkelstraten, veel auto’s op de weg en groeiende twijfels over de noodzaak om de samenleving nog langer klem te zetten.

Dat tegelijkertijd de aantallen doden en opnames sterk daalden was natuurlijk mooi, maar het helpt niet om de overheidsdwang in stand te houden. En niets menselijks is de massa vreemd: als het voorjaar komt, lonken roekeloosheid en natuur hand in hand. Onze parken waren de stille getuigen.

Moeren en bouten

Alles overziend dacht ik dat op Koningsdag de craquelé van de onvrede in een scheur zou veranderen. Maar dat gebeurde niet. Het was saai stil op straat, met als uitschieter het in groen verzonken Ypenburg waar het leek alsof de bevolking zich schuilhield voor een verzengende woestijnhitte; straat na straat was leeg. Waar hielden de spelende kinderen zich verborgen?

Winnaar in deze Vinex-wijk was wederom Hornbach, waar de parkeerplaats gestaag volstroomde, maar het liep in de altijd al in oranje gestoken bouwmarkt niet uit de hand. Er waren veel maatregelen genomen, met een opvallende inzet van personeel in de categorie vroege vakantiewerkers. De afdeling moeren en bouten is kennelijk het zwaartepunt van Hornbach, want daar moesten linten voorkomen dat te veel klanten zich tegelijk op de kruiskoppen en keilbouten zouden storten.

Pijnlijk rustig was het op de Haagse Markt: ingang aan de Hoefkade, uitgang Hobbemaplein. Zoals bekend mocht slechts een deel van de foodsector openblijven, enkele tientallen kramen, en zelfs daar moesten vele het zonder één bezoeker doen. Waar je elders bijna niet meer cash kunt betalen, ging de handel hier voor het overgrote deel in harde contanten.

Dilemma

Natuurlijk ook nog even het Kaapseplein aangedaan dat zondag door de politie werd afgesloten, omdat te veel mensen dachten dat Transvaal virusvrij was. Vandaag was dat nauwelijks anders, zij het dat iedereen wel afstand hield. Als stenen op een dambord stonden enkele tientallen dertigers, geen hangjeugd dus, zwijgend met hun ziel onder de arm. Wantrouwend keken ze me na.

Het zou me niet verbazen als Rutte snel voor een gelijksoortig dilemma komt te staan als bij de scholen aan het begin van de crisis: het kabinet wilde ze openlaten, de bevolking niet, dus gingen ze dicht. Nu steekt de wind vanuit de andere richting op. Nog even en de lockdown gaat van het nachtslot af, want in deze situatie met afnemende dreiging en groeiende zorg over de economie kan 20 mei voor veel Nederlanders wel eens te ver weg zijn.

Bijpassende muziek: ‘Where do the children play?’ door Cat Stevens.

De drive-inbioscoop is een ventiel voor het brein

 

Even dacht ik dat het eindelijk kon: een drive-in movie in Den Haag bekijken en nog wel op het Malieveld, in potentie de grootste openluchtbioscoop van Nederland. Een mooie manier om het coronaleed te compenseren. Het idee is ontsproten aan het creatieve brein van cameraman Joris Hentenaar, die al jaren het prachtige festival Carnivale op het Huijgensplein organiseert.

Het concept is bekend, al hebben slechts weinig Hagenaars hun auto al eens voor zo’n megascherm geparkeerd. Voordat u voorkeurfilms gaat opgeven meteen maar de domper: het gaat niet door. Het mag niet van de gemeente, het is een evenement en evenementen en vermakelijkheden zijn tijdens de coronacrisis volgens de noodverordening verboden.

Joris kan er met zijn pet niet bij. “Als burger begrijp je dat toch niet! Hornbach en de McDrive mogen wel en dit niet. Probeer toch eens wat creatiever met dit probleem om te gaan. Beschouw de auto als het om onze gezondheid gaat als een kooi van Faraday!”

De vergelijking met Faraday, de naam van het natuurkundige verschijnsel waardoor inzittenden van auto’s geen schade ondervinden van blikseminslag, ligt voor de hand, want in de auto houd je voldoende afstand van de andere bezoekers. In locked-down Noorwegen gebeurt het elke avond, evenals in Aken, Duitsland.

Prullenbakken

Niettemin laat de woordvoerder van de gemeente resoluut weten dat de gemeente mordicus tegen is. Behalve de noodverordening ziet zij nog allerlei andere beren op de weg. “Er zijn geen wc’s, geen prullenbakken, die mensen blijven niet in de auto en je weet niet of de inzittenden wel bij elkaar horen. We gaan het niet doen.”

De eerste twee punten gelden voor elk evenement: wc’s en prullenbakken zet je neer zodra het publiek komt, zonder dat geen enkel evenement wanneer en waar dan ook, en inzittenden mogen alleen voor toiletbezoek uit de auto, zoals dat ook gaat bij andere drive-in cinema’s in Europa.

Maar inderdaad, je weet niet of die twee (meer inzittenden kun je verbieden) achter de voorruit wel bij elkaar horen. Kennelijk is dat hier opeens een heikel punt (en geen kwestie van eigen verantwoordelijkheid), terwijl op straat dezelfde situatie zich veelvuldig voordoet – mensen die naast elkaar lopen – terwijl je niet weet of het een stel of bij elkaar inwonende familie betreft. Ik heb nog niet één keer gezien dat de politie dan ingreep. Maar er is een noodverordening én geen wil bij de gemeente, dus ook geen weg.

Verpletterende avond

Jammer, want je weet niet wat je mist. In 1987 was ik voor een reportage in een drive-inbioscoop (alleen bij hagel en sneeuw geld terug) vlak bij Antwerpen en ik vond het een verpletterende avond, want het is een totaal andere ervaring dan de gewone bioscoop; dat heeft te maken met de intimiteit, met z’n tweeën in een kleine ruimte, en het curieuze verschijnsel dat de hoofdrolspelers naast je lijken te zitten doordat het geluid via de autoradio binnenkomt. En dan ook dat enorme scherm. Hentenaar denkt dat de drive-in movie juist in deze tijden van corona een uitkomst is.

“Denkt er dan niemand op een filosofische wijze over deze crisis na? Wat dit met mensen doet? Mensen staan onder druk, zo’n belevenis is een ventiel voor je brein. Je kent die sensatie wel als je net uit de bioscoop komt: je voelt je groot, of heel gelukkig, hangt van de film af die je hebt gezien.”

Inderdaad, je kunt de wereld weer aan. Stel je voor, een week lang films op het Malieveld, van ‘Casablanca’ tot ‘Titanic’. Helaas is het voorlopig een illusie. Misschien dat het na 20 mei kan. Met prullenbakken en wc’s.

Bijpassende muziek: ‘Drive-In Saturday’ van David Bowie of ‘Drive-In Movies’ van Ray LaMontagne.

Crisis gaat nog steeds over leven en dood

 

Gemengde berichten van het coronafront. Aanvankelijk leek het er nog goed uit te zien, het vroege bezoek aan de tandarts – ‘element verwijderen rechtsonder’ – had een bijna feestelijk karakter. Eén avond had mijn jonge kiezensmid tussen hoop en vrees geleefd, want de berichtgeving over zijn toekomst was uitermate diffuus.

In de middag kwam nieuws binnen dat erop wees dat kappers en tandartsen weer aan de slag mochten, maar tijdens de beladen persconferentie van Rutte op de 21ste leek dat te worden teruggedraaid: geen herstart van contactberoepen zoals kappers, terwijl over tandartsen geen woord werd gerept. Later op de avond bleek zijn beroepsgroep toch in de prijzen te zijn gevallen. Ik ging ervan uit dat hij de wedergeboorte van zijn praktijk wel zou hebben gevierd.

En inderdaad: ‘Ik heb mezelf getrakteerd op een nieuw chirurgisch setje.’

Kap

Maar nog steeds is, ook bij de tandarts, elke keer alles anders: één patiënt in de wachtkamer, draconische ontsmettingsrituelen en een nieuwe krijgshaftige uitdossing voor de tandarts. Want behalve een nog grotere mondkap droeg hij ook ’n op een lassershelm gelijkend plexiglazen scherm voor zijn gezicht.

Toen ik enkele grammen lichter zijn behandelpraktijk verliet, voorspelde ik hem dat deze aanpak nooit meer zal verdwijnen. Het mondkapje deed bij de meeste tandartsen zijn intrede tijdens de hiv-uitbraak van de jaren tachtig en is daarna ook nooit meer verdwenen.

Antoon Gaemers

Dan nu het slechte nieuws. Ik wist al enige tijd dat klokkengoeroe Antoon Gaemers (geboren in 1949) met ernstige coronaklachten was opgenomen, maar vandaag kwam het bericht binnen dat hij de 22ste april is overleden.

Ik had hem kortgeleden nog geïnterviewd als voorzitter van Stichting de Haegsche Tijd. Gaemers beijverde zich voor de oprichting van een kenniscentrum over het uurwerk in de ruimste zin van het woord. Hij leidde me rond in het schitterende, recent door hem aangekochte pand aan het Noordeinde. Er was een atelier gepland en in de enorme tuin zou een boetiekhotel komen; Gaemers had er miljoenen voor over om zijn droom, een Haags tijdmuseum, te verwezenlijken. De opening had al achter de rug moeten zijn, maar het is onduidelijk wat er nu van zijn plannen zal worden.

Zie ook de necrologie in de krant van komende week.

Bijpassende muziek: ‘If I only had time’ van John Rowles.

Zwemmen in herinneringen

 

In tijden van corona is ook het verjaardagsfeestje een zachte dood gestorven, dacht ik. Het oorspronkelijke plan was dat we rond het borreluur in een strandtent zouden verzamelen om te gedenken dat ik zeventig jaar geleden op precies dat tijdstip was geboren; dus dat van die drank is me niet geheel aan te rekenen.

Terwijl ik verwachtte dit grimmige jubileum in de allerkleinste kring te zullen vieren, samen met mijn vrouw, stonden vrienden en kinderen voor de deur met wijn of/en bloemen en stroomden filmpjes binnen. De digitale mens laat zich niet door corona in de luren leggen.

De eerste bewegende beelden kwamen van mijn broer, die er alle zeventig jaren bij is geweest en hij kon zich de aankondiging van een broertje (er was familiebreed op een dochter gehoopt) nog levendig herinneren. Ik ken niemand die dat belangrijke levensmoment van zichzelf heeft opgeslagen, maar mijn vroegste herinnering is al van twee jaar later.

Mijn moeder sjorde me geïrriteerd in mijn jas, want we waren al laat, en daarna duiken beelden op van het galmende, naar chloor stinkende Zuiderbad in Amsterdam, waar mijn broer afzwom. Als ik mijn broer zie, flitst dat moment altijd in een fractie van een seconde voorbij, waarschijnlijk omdat toen mijn leven pas werkelijk begon.

Door de ruimte zweven

Herinneringen kunnen soms decennialang door de ruimte zweven, om je dan onverwacht te treffen. Een fraai geval deed zich recent voor bij ondernemer Jaap de Regt (1951). Over hem en zijn vriend/compagnon Dick Taat schreef ik het boek ‘De wonderjaren van Taat & De Regt’ en daarin had ik een uit 1969 daterende anekdote opgenomen.

De Puch van Jaap was in beslag genomen en hij had de bon al die tijd bewaard zodat ik hem als illustratie kon gebruiken. Dan komt het. In het boek stond de gebruikelijke mededeling dat niet opgespoorde rechthebbenden van in dit boek gepubliceerde foto’s of illustraties zich konden melden.

En wie meldt zich? De bejaarde politieagent die Jaap op de bon slingerende. Die dacht, mìjn bon, mìjn handtekening: ìk ben rechthebbende. Uiteindelijk is alles in der minne geschikt en is er niets betaald, want De Regt was niet zo gek om tweemaal voor één bon te dokken.

Waterlooplein

Heftiger is het verhaal over een verzamelaar van haute couture die ik ooit interviewde. Hij kocht op het Waterlooplein een prachtige vooroorlogse jurk en ging vervolgens op zoek – voor hem de sport – naar de eerste eigenaar. Uiteindelijk kwam hij terecht bij een stokoude, adellijke dame in München, zij kon zich het kledingstuk nog goed herinneren. Zij was het kwijtgeraakt toen in de laatste dagen van de oorlog bij haar werd ingebroken. “De dader had ook nog het hobbelpaard van mijn zoon meegenomen.”

“Klopt,” zei die verzamelaar, “dat stond op het Waterlooplein naast die jurk.”

Bijpassende muziek: ‘Memories are made of this’ van Dean Martin.

Intussen bij de tandarts

 

Er zijn mensen die zeggen en hopen dat het Nieuwe Normaal inderdaad heel anders zal zijn. Ik zie niet zo goed hoe dan, maar vanmorgen had ik in elk geval beet. Ik was een van de uitverkorenen die in dagen van corona naar de tandarts mochten.

De voorschriften zeggen dat je alleen in spoedgevallen in de stoel mag zitten, maar bij mij ging het alleen om het bespreken van een behandelplan. Vurig aanhanger van de regeringsmaatregelen is mijn jonge tandarts niet. Het feit dat slechts drie procent van de Nederlandse bevolking antistoffen heeft aangemaakt, en er dus geen sprake van groepsimmuniteit is, beoordeelt hij als een geweldige miskleun. Liever de aanpak van Zuid-Korea of Taiwan.

Hij denkt dat er behalve een nieuwe manier van leven – ‘weg met het goedkope vliegen’ – ook een andere kijk op het leven noodzakelijk is. “Een van de redenen waarom we het land lamleggen, is omdat we de dood, en eigenlijk ook ziekte, niet langer accepteren.” Daarnaast vreest hij enorme klappen voor de economie die hun weerga in vredestijd niet hebben als we nog langer op deze voet doorgaan.

Rekening

De rekening van de tandarts in het Nieuwe Normaal, beloof ik u, zal ons doen terugverlangen naar het oude. “De kosten zijn bizar gestegen. Ik heb ladingen mondkapjes van tien euro per stuk liggen, je kunt ze wel viermaal steriliseren, maar het gaat toch om ongelooflijke bedragen. Als je de behandelruimte, dus niet waar we nu zitten, binnenkomt, denk je dat je in een IC zit. Bovendien verwacht ik dat ik door alle maatregelen minder klanten – een kwartier extra per patiënt – per dag kan behandelen. Het is de vraag of ik straks oude mensen nog kan helpen.”

Niet geheel gerustgesteld ging ik naar huis. Welke spuit de tandarts straks ook gebruikt, het blijft pijn doen. 

Bijpassende muziek: ‘Money, money’ van Joel Grey en Liza Minnelli.

‘De liefde wordt vermoord’

 

Vorige week hoorde ik het voor het eerst en gisteren weer een keer. “Die oude mensen moeten maar binnenblijven, dan kunnen wij weer gewoon de straat op.” Ik denk dat iedereen de afgelopen weken wel iets dergelijks heeft vernomen. Je kunt er allerlei oordelen op loslaten, maar een gebrek aan solidariteit is toch wel het minste wat je de groep die dit zegt, kunt verwijten.

Ook het straatbeeld maakt duidelijk dat de ‘anderhalve meter’-samenleving niet echt aan jongeren is besteed. Als straks het verlagen of niet verhogen van de pensioenen weer eens aan de orde is en we ouderen vragen solidair te zijn met die arme jongeren, die wel elk jaar meer gaan verdienen, hoop ik dat de onderhandelaars deze tijd niet zijn vergeten.

Breuklijn

De coronacrisis trekt een breuklijn door de samenleving, de bewoners van verzorgingshuizen – gewoon het bejaardenhuis van niet zo lang geleden – zijn daar het ernstigst de dupe van. Ze mogen niet meer de deur uit, met hartverscheurende gevolgen: oude mensen die moeten toezien hoe hun levenslange partner verdwijnt om in eenzaamheid ergens in een ziekenhuis te sterven, het is aan de orde van de dag. Een vriend van me die daarover in woede ontstak, legde doeltreffend de vinger op de zere plek.

“De meeste hoogbejaarden vinden het helemaal niet zó erg om aan corona te sterven. Wat ze wél erg vinden, is om alleen dood te gaan, zonder hun man of vrouw waarmee ze al vijftig of zestig jaar samenleven. In de verzorgings- en verpleeghuizen wordt de liefde vermoord!”

Ook een grimmig trekje van deze tijd is de manier waarop we mensenlevens hebben omgezet in getallen: driehonderd coronadoden per dag en iedereen is in zak en as, maar als er straks een etmaal aanbreekt met – om maar wat te noemen – veertig doden, dan gaat de vlag uit. En niet halfstok.

Dat achter zo’n aantal onnoemelijk veel pijn zit, genoeg om volgens oude maatstaven wel vier stille tochten te houden, wordt steeds meer verzwegen. Als die veertig doden ook nog eens ouderen zijn, schenken ze gratis oranjebitter in de winkelstraten, want het leed is geleden. We kunnen weer aan de slag, maar laat voor alle zekerheid die oudjes nog even achter slot en grendel.

‘Aline’

U heeft het al begrepen, dit is een echte coronadepressie, en toen ik vanmorgen hoorde dat Christophe was overleden – het Frans ‘one-hit-wonder’ dat ons het popchanson ‘Aline’ (1965) schonk – was voor mij de zomer al afgelopen nog voordat hij was begonnen.

‘Aline’ stamt uit een periode dat Europa nog jong en onbezorgd was. Toen ik hem vanmorgen in het ‘Journaal’ even hoorde zingen, was ik weer terug op een camping in Frankrijk. ’s Avonds dansen in de buitenlucht, lampions in de bomen: niemand was toen oud.

Bijpassende muziek: ‘Aline’ door Christophe of ‘Les Vieux’ van Jacques Brel.

In tijden van corona helpt maatwerk de rouwende

 

Andere virussen die door ons land trokken, hadden het in feite makkelijker; je kon een griepprik halen, al deed lang niet iedereen dat, maar belangrijker was dat een griepgolf onze psyche anders raakte. Je dacht aan snotteren, koorts, sinaasappelsap en beter worden, de dood kwam in dat rijtje niet voor.

Inmiddels zijn we allen meesters in de virusgerelateerde statistiek en weten we hoezeer we onszelf daarmee bedonderden; dus mag je aannemen dat we bij het volgende griepje hard aan de noodrem zullen trekken. Want corona heeft ons met de neus op de feiten gedrukt: de dood kan zomaar je huis binnenkomen. Sterven is de essentie van deze crisis.

Lucas Bentvelsen, van uitvaartonderneming CUVO, is ervaringsdeskundige. Hij moet er als uitvaartleider voor zorgen dat ondanks allerlei coronarestricties het afscheid menselijk en waardig zal verlopen. Het is voor zijn bedrijf alle hens aan dek, want CUVO handelde alleen vorige week al veertig procent meer uitvaarten af dan in een normale week. Een record. “En het aantal overledenen groeit nog steeds,” stelt Bentvelsen vast.

Dertig

Hét dilemma tijdens de uitvaart is de grens van dertig familieleden en/of vrienden die de plechtigheid mogen bijwonen. “Veel mensen zijn daar verdrietig over, dat spreken ze ook uit. Maar gedurende het proces ontstaat, ondanks de beperkingen waarmee we te maken hebben, een gevoel van verbondenheid: het is een andere tijd, de maatregelen van de overheid knellen, maar we maken er wat van. Achteraf hoor je vaak dat het op deze manier toch heel mooi was,” vertelt Bentvelsen.

“Over de beperkingen zijn we vooraf heel duidelijk, met name over die dertig bezoekers, want je moet teleurstelling daarover op de dag van de uitvaart voorkomen.”

Niet zelden komen veel minder dan dertig mensen naar de plechtigheid. Met name ouderen blijven weg uit angst voor het virus. CUVO deed al een keer een uitvaart met slechts drie familieleden.

Betrokkenen die door de dertigbezoekersregel buiten de boot vallen, kunnen door een kosteloze streamingsdienst de plechtigheid toch live bijwonen. “Straks als de crisis voorbij is, zijn er natuurlijk wel herdenkingsbijeenkomsten met veel vrienden, familie en condoleances mogelijk, we zijn daar al voor benaderd. Ook dat kunnen we organiseren.”

Verbondenheid

Al enkele malen heeft Bentvelsen extreem schrijnende omstandigheden het hoofd moeten bieden. Een vrouw die stierf aan corona terwijl haar man op de IC lag. De familie zat met de handen in het haar: ‘Wat moeten we nu?’

“Mensen zijn verrast door wat er dan toch nog kan. We proberen in zo’n geval maatwerk te leveren. Zoals bij die meneer die is overleden terwijl zijn vrouw in een verzorgingshuis zat. Vanwege de coronaregels mocht ze daar niet uit. We hebben overlegd met de directie van het verzorgingshuis en voor een speciale, mooi aangeklede ruimte gezorgd waar zij helemaal alleen, zonder bij binnenkomst met iemand in aanraking te zijn geweest, een tijd bij haar man kon zijn. Een dergelijke situatie is al enkele malen voorgekomen.”

Bentvelsen weet, terugkijkend op de afgelopen weken, dat familie en vrienden het rouwproces in deze tijden van corona toch als een gedenkwaardige, intieme gebeurtenis ervaren. “Juist door die andere omstandigheden en de verbondenheid die daardoor ontstaat. Vooral dat laatste is belangrijk.”

Bijpassende muziek: ‘Lost’ door Anouk.

Bakù in opstand

 

We hadden afgelopen dagen, noodgevalletje, een logé die zich aan geen enkele coronaregel wenste te houden. Hij hield geen afstand en vergreep zich, als je even niet keek, aan jouw tartaartje. Een vrije jongen dus, zwart als de trui van Frans de Munck (voor wie nog weet wie dat was) en ogen waarin al het licht van een sterrennacht lijkt te zijn verenigd.

Als het om corona-overtredingen ging was onze graag geziene gast een multitasker, maar ik zou iedereen die door de intelligente lockdown tegen de muren oploopt aanraden zo’n entertainer in huis te halen.

Wij genoten in elk geval intens van zijn dolle, kamer vullende show, die pas ophield als het licht uitging. De uitzinnige bezoeker was de jonge kat van mijn zoon en zijn vriendin. Hij toonde zich bij elke oproep of vermaning Oost-Indisch doof, maar zou moeten luisteren naar de naam Bakù; toegegeven dat past meer bij een olietanker van superformaat, maar ons was geen inspraak vergund.

Foto: DHC

Veel van de wereld heeft hij nog niet gezien. Zijn habitat is een flatje in Amsterdam-West met een balkon waar hij zijn staart amper kan roeren. Dus toen bij ons de deuren naar de tuin opengingen om de lentezon binnen te laten, ging hij terstond in tijgersluipgang op verkenning. Maar na een korte gewenningsperiode ging hij ook daar helemaal los; menig vlieg heeft het met de dood moeten bekopen.

Reddingsoperatie

Dat ging een uurtje goed en toen was hij opeens verdwenen in een piepklein gat dat naar de loze ruimte onder het verhoogde terras leidde. Wat we ook deden, rammelen met voer, schijnbewegingen met een draadje wol, hij wenste niet op zijn schreden terug te keren. Dus in allerijl zetten mijn vrouw en ik een reddingsoperatie op touw door het oer-solide in elkaar geschroefde terras ten koste van blaren te demonteren, waarna we de kleine vrijbuiter in zijn nekvel konden pakken.

En in ons calvinistische land geen zonde zonder straf, dus bracht Bakù de rest van de dag achter de voor hem verkeerde kant van het glas door. Hij liet het er niet bij zitten en beeldde op roerende wijze uit wat een lockdown met mens en dier doet.

Terwijl wij buiten achter een biertje zaten uit te hijgen, richtte Bakù zich op tot een bijna menselijke gestalte; met alle ledenmaten geheel gestrekt begon hij met zijn voorpoten woedend op de ruit te roffelen. De vergeefse boodschap was tweeledig: Laat me meedoen, ik wil eruit! Inmiddels is hij weer terug in het vermaledijde Amsterdam waar hij sluimerend op de bank slechts aan één ding denkt: ‘Wat voor weer zou het zijn in Den Haag?’

Bijpassende muziek: ‘Wat voor weer zou het zijn in Den Haag?’ door Conny Stuart.

Alexander Münninghoff, afscheid en heldendaden

 

Afscheid nemen van het leven in tijden van corona is anders, zelfs als je het niet hebt. Op tweede paasdag vier ik in zijn zonovergoten slaapkamer de 76ste verjaardag van mijn vriend Alexander Münninghoff, die in een enorme, door de thuiszorg geleverde gemaksfauteuil als een businessclasspassagier het feestje tot zich neemt. Ellen, zijn vrouw, is erbij en de zonen met hun partners, de een uit Rusland, de ander uit Zweden; de multiculturele samenleving valt hier in goede aarde.

We weten dat de 77ste verjaardag er niet inzit, de finale is begonnen, maar dat is geen reden om onder te gaan in verdriet. “De tijd van treurnis is voorbij,” zegt Alexander zacht in mijn oor. De grote vragen des levens hebben we al besproken, nu resten nog champagne, oesters, gedichten en heldendaden. Om met dat laatste te beginnen.

Schrijver-columnist Max Pam en kunstenaar Jeroen Henneman kwamen onlangs afscheid nemen. Pam herinnerde zijn schaakvriend aan een heroïsche schaakpartij tijdens het Aegon-schaaktoernooi van 1993 in Den Haag. Een select gezelschap van grootmeesters en amateurs ging de computer te lijf.

Breekpunt

“Het was op een breekpunt in de schaakgeschiedenis,” legt Alexander uit, want de computer had in de voorgaande edities verloren, dit zou het jaar van de omslag worden, vreesde men. En inderdaad, de machine won het die dag van vlees en bloed. Maar Alexander negeerde dit teken des tijds en bracht ‘Saitek Risc 2500’, dat jaar de sterkst spelende computer ter wereld, een niet voor mogelijk gehouden nederlaag toe. Op het al te moderne was Alexander sowieso niet erg gesteld, dus dit kwam mooi uit.

“Ik dwong hem tot één menselijk foutje en daarna heb ik hem geen kans meer gegeven om zich te herstellen,” dicteert hij, het glas met rosé champagne van opwinding iets hoger geheven. In zijn analyse van de partij in Vrij Nederland van 15 mei 1993 refereerde Pam aan de geschiedenis van Alexanders familie die tijdens het communistische regime haar bezittingen in Letland kwijtraakte.

Een ommekeer van die transactie was toen, in 1993, in zicht, maar ging uiteindelijk toch niet door; regeringen spelen een ander soort schaak, ze veranderen de regels als verlies dreigt. Maar één manoeuvre tegen Risc 2500 maakte volgens Pam alle offers uit het verleden goed: ‘Pc2-d4! Een prachtzet, waarmee hij al zijn verbeurd verklaarde landerijen weer terugkrijgt.’

Karpov

Meer schaakverhalen komen voorbij, een nieuwe fles knalt het voorjaar tegemoet. Driemaal speelde Alexander op de Russische ambassade aan de Andries Bickerweg gelijk tegen de Russische wereldkampioen Anatoli Karpov. “En één keer mocht hij daar héél blij mee zijn. Proost!”

Dan is het tijd voor poëzie. Met sonore stem zet hij een voor ons onbekend gedicht in dat hem op het Gymnasium Haganum is geleerd. Het rolt er in het allerplatste Haags vlekkeloos uit. ‘Nou is de mate vol gemeten/ de mate van verdriet en smart,’ luidt de eerste regel. Omdat het nu toch lekker loopt ook nog even Hendrik Marsman, de ‘Toren van Babel’, waarin de dichter het opneemt voor de hoogmoedige architecten van het bouwwerk die ‘trachtten dat gat in den hemel te boren’.

Want ze hadden geen zin om te wachten met het consumeren van hemelse geneugten totdat ze in hun kist lagen, ze wilden ze hier en nu! Het is niet moeilijk te begrijpen waarom Alexander voor die strofen is gevallen: Babel zat in hem. Zo gaat een prachtige middag voorbij, de dood waart rond, maar smelt elke keer als een sneeuwpop in de lente als hij te dichtbij komt, want het huis heeft zijn warmte en energie nog niet verloren. Ooit zal hij over de drempel komen, maar niet vandaag.

Bijpassende muziek: ‘Zu Assche, Zu Staub’ door Severija uit de televisieserie ‘Babylon Berlin’

Love is all you need in het Nieuwe Normaal

 

Rutte heeft weer eens gesproken en de boodschap is dat straks, als onze intelligente opsluiting voorbij is, het leven nooit meer hetzelfde zal zijn. Het woordje ‘straks’ heeft daardoor een zware lading gekregen, want als ‘straks’ is aangebroken, betreden we stapje voor stapje het tijdperk van het Nieuwe Normaal. Wat dat is weet nog niemand, maar het zou weleens de zwanenzang van Air France-KLM kunnen betekenen.

De regeringen van Nederland en Frankrijk hebben er miljarden voor over (verkapte staatssteun natuurlijk, want het ging al slecht vóór corona) om de vlucht te laten voortduren, maar de sterren staan niet gunstig. Want vliegen, al ruim een eeuw dé uitdrukking van moderniteit, is in één klap even outdated als een op diesel lopende stadsbus.

En zo kondigt elk medium wel de ondergang aan van iets vertrouwds: massatoerisme, varkens- en geitenboerderijen of de ongeremde groei van Schiphol. Voorbeelden waarvan je je wel kunt voorstellen waarom ze opeens verdacht zijn, maar ik hoop dat als Nederland zoveel mondkapjes heeft geproduceerd dat we de vreugdevuren op het Scheveningse strand aan het eind van het jaar weer hard nodig hebben, ook het besef doorbreekt dat er zoiets als een goed draaiende economie nodig is om de samenleving weer op de been te helpen.

In Duitsland zijn ze al een model aan het ontwikkelen voor een langdurig bestaan met corona. Wetenschappers testen op grote schaal burgers op het virus; wie antistoffen in zijn bloed heeft, krijgt een immuniteitscertificaat en hoeft zich niet aan lockdown-regels te houden. Het lijkt me dat de uitwerking van zo’n maatregel uiterst verwarrend zal zijn, want hoe weet je wie coronavrij is en wie niet? Je kunt moeilijk op straat met je certificaat gaan wapperen; voor je het weet lopen de burgers die nog wel bevattelijk zijn in het Nieuwe Normaal met een C op hun borst.

Goud geld

Een onwerkbaar systeem, dat al eeuwenlang zijn onnut heeft bewezen. Schrijver, filosoof, reiziger Michel de Montaigne (1533-1592) heeft het er geregeld over in zijn journaals. Paspoorten waren er niet, dus had men de certificaten om de pest te weren, of om ordinair geld te verdienen. Documenten uit andere steden werden ongeldig verklaard, maar voor goud geld kon je in de volgende stad, zonder enig onderzoek, een vervangend exemplaar krijgen. Er is niets nieuws onder de zon.

Maar ondanks corona gaat het leven gewoon verder. Ook het onze. Nogal onverwacht bereikte ons het heuglijke bericht dat het eerste kleinkind in aantocht is. De moeder is een Italiaanse (haar ouders wonen in Genua, onder de rook van Ilja Pfeijffer), onze zoon natuurlijk een Hagenaar. In één keer maken ze alles goed wat Wopke heeft verpest. Er kwamen geen eurobonds of steunfondsen aan te pas; ‘love is all you need,’ zou John Lennon hebben gezegd. Ons Nieuwe Normaal begint in september, we kunnen niet wachten.

Bijpassende muziek: ‘All you need is love’ van The Beatles of ‘Genova per noi’ van Paolo Conte.

Is een stadion met 45.000 mensen iets van vroeger?

 

Voor iedereen is het leven in tijden van corona anders, maar Scheveninger John Blok (1967) zag twéé banen vastlopen: hij is docent lichamelijke opvoeding en coördinator bovenbouw bij het Maerlant-Lyceum, daarnaast traint hij tweededivisieclub SVV Scheveningen. Zijn werk op school gaat door, zij het op een laag pitje, want zo’n 170 leerlingen van de hoogste klassen moeten nog hun schoolonderzoeken afmaken, maar in de voetballerij is de langste zomerstop van zijn carrière aangebroken.

Terwijl we filosoferen over de gevolgen voor zijn selectie, de club en de competitie sluipt ongemerkt een brandende vraag het gesprek binnen. Niet over de nabije toekomst, maar over de tijd daarna. Gaan de wedstrijden in de eredivisie en de Keuken Kampioen Divisie in seizoen 2020-2021 eigenlijk wel door? John Blok: “Daar durft natuurlijk niemand over na te denken.

Ik vind het niet zo’n rare gedachte als je ook vragentekens zet bij het volgende seizoen. Het is niet zomaar voorbij.”

Komend seizoen

Inderdaad, premier Rutte heeft het zelf gezegd: we moeten rekening houden met langdurige maatregelen. Maar het voetbalbedrijf is er nog niet in geslaagd een toekomstvisie af te leveren die rekening houdt met de huidige bijzondere omstandigheden, zelfs niet op de korte termijn. Nog steeds gaat de discussie over het afmaken van het huidige seizoen. Nederlandse topclubs zijn tegen, terwijl de UEFA probeert nationale competities te dwingen hun programma´s af te maken.

Blok, grimmig: “Ik begrijp niet waar ze in het betaald voetbal mee bezig zijn. Het gaat alleen om geld, maar je speelt wel met de gezondheid van mensen.”

Dus: hoe zit het dan met het komend seizoen? Wereldwijd zijn er duizenden stadions waar tussen de pakweg 5000 en 120.000 toeschouwers op de tribune zitten; hoe zou dat allemaal gewoon door kunnen gaan? Zeker als je je realiseert dat grote virusuitbraken in Spanje en Italië zijn veroorzaakt door één wedstrijd, Atalanta Bergamo tegen Valencia op 19 februari in het San Siro-stadion in Milaan, waar 40.000 fans van Bergamo en 2500 van Valencia bijeen waren. Wereldwijd hebben deskundigen het over een biologische bom.

Scenario

Heeft de KNVB een scenario klaarliggen voor het komende seizoen? Nee dus, bij de voetbalbond ligt de horizon nog steeds niet verder dan het begin van de zomer. “Wij doen wat de overheid zegt. Onze focus ligt nu op het afronden van de competitie. Op 21 april horen we hoe het verdergaat,” aldus persvoorlichter Jaap Paulsen. Maar je kunt toch ook zelf nadenken: tienduizenden mensen die overal in Nederland op de tribunes aanschuiven, dat spoort toch niet met de kennis waarover we nu beschikken? Groepsvorming en reizen zijn niet gewenst en de terugkeer naar een gewoon leven kan lang op zich laten wachten.

Dat leidt tot de conclusie die alles wat met betaald voetbal te maken heeft – spelers, sponsors, clubs – op losse schroeven staat. Want straks draait het om die ene vraag (denk aan de nog te bouwen nieuwe Kuip in Rotterdam): is een stadion met 45.000 toeschouwers niet iets van vroeger?

Kleine sponsors

Blok heeft geen moeite om de werkelijkheid van vandaag te accepteren. “Ik weet dat voetballen de belangrijkste bijzaak in het leven is, maar onze gezondheid gaat gewoon voor. Iedereen begrijpt dat. Ook voor de spelers is het een bizarre situatie. In het begin, toen we nog niet wisten of de competitie zou worden stilgelegd, gaf ik ze nog individuele trainingsprogramma’s mee, nu niet meer. Sommige jongens doen zelf wat, die zijn niet gewend niks te doen, ze moeten hun energie kwijt.”

En ondanks de moeilijke omstandigheden waarin ook Scheveningen verkeert, heeft ook hier weer elk nadeel zijn voordeel. “We zijn altijd maar aan het jakkeren en het haasten, het is goed dat we in deze periode van rust kunnen nadenken over hoe we leven. De spelers hebben normaal gesproken in de zomer maar kort vakantie en mijn vrouw is ook verbaasd dat ik bijna elke avond thuis ben. Je merkt nu hoe belangrijk sociale contacten zijn. In de toekomst zullen we meer tijd voor elkaar moeten hebben.”

Bijpassende muziek: ‘Hold the line’ van Toto of ‘Coney Island baby’ (‘I wanted to play football, for the coach’) van Lou Reed’.

Inzicht en uitzicht op de Drakenrots

 

Nu de cijfers iets gunstiger zijn en er gedachten ontluiken over de tijd na deze waarin we de veer van ons bestaan weer strak zullen opwinden, vraag ik me af hoe we deze lucide weken in ons geheugen zullen vastleggen.

Dat is nog niet zo eenvoudig, want onze herinneringen zijn gebaat bij ijkpunten, statistieken en gebeurtenissen. Het terugkerende bulletin met de doden, de besmettingen en de ic-opnames blijft wel hangen, maar het is de vraag of dat de essentie is van deze, nu nog, onbegrensde periode van onthouding.

Uniek

Wat deze trage tijd uniek maakt, is de onzekere wijze waarop we rond een leegte in ons gemoed draaien. Het dagvullende programma waarvan we dachten dat we zonder niet konden, blijkt er opeens niet meer toe te doen.

Het zou me niet verwonderen, als onze herinnering geen greep op dat vacuüm krijgt en voor je het weet zijn onze goede voornemens weggevaagd door de gretigheid waarin we weer van start zullen gaan. Als Formule 1-coureurs die de maagdelijke stilte van het circuit niet langer kunnen verdragen.

Ja, wat gebeurt er op de dag dat de prikklok weer gaat lopen? De antwoorden die je leest zijn niet bemoedigend; als junks zullen we opnieuw het gif van oude gewoonten inspuiten en verlangen naar de kick die geld, snelheid en nieuwe indrukken ons geven. Werk, gezin en samenleving zullen ons in de bestaande sporen duwen en de verleidingen die de sirenen van Corendon, Booking.com en KLM ons toezingen, zullen even onweerstaanbaar zijn als voorheen.

Niet terug naar vervlogen tijden

Ik wil niet terug naar vervlogen tijden, maar iets minder mag wel. Op vrijdagavond dansen in Krakau en daarna een weekendje Tel Aviv of veertien dagen naar de Dominicaanse Republiek om wat zon te vangen is misschien toch wat veel, want we weten nu dat het virus van morgen meevliegt.

Maar voor wie het wil weten: veel schoonheid glinstert langs wegen dicht bij huis, schoonheid die we vergeten waren. Toen ik aan het begin van de crisis op weg naar Milaan een U-bocht richting huis moest maken, zag ik bij Königswinter een bord dat naar de Drachenfels verwees, een bestemming die mijn moeder als kind in de vroege jaren dertig aandeed. Het is een uitstapje uit het rijtje van de Pyramide van Austerlitz, Vaalserberg en de grotten van Han. Door het naoorlogse massatoerisme overgeslagen plekken waar je een plaatje op je wandelstok kon laten spijkeren als bewijs dat je er was geweest.

Wagner

We reden de berg op waar Wagner inspiratie opdeed voor zijn ‘Ring der Nibelungen’, boven lag een leeg terras met houten stoeltjes en de belofte van grote glazen bier. Het landschap had de betovering van schilderijen uit de Romantiek, onder me stroomde de zacht blinkende Rijn zo ver het oog reikte. Even wist ik zeker dat dit voor altijd voldoende zou zijn.

Bijpassende muziek: ‘Aber schön war es doch…’ door Hildegard Knef.

Wolkenkrabber is vriend van virus

 

Als we het over de tijd na corona hebben, gaat het vaak over vliegreizen, globalisering en andere gedragingen die virussen in de vaart der volkeren kunnen opstoten.

De 86-jarige architect Flip Rosdorff (ontwerper van het voormalige ministerie van Onderwijs in Zoetermeer) keek als lid van de denktank ‘Haagse Vijf’ op een heel andere manier naar de gevolgen van de crisis en kwam tot verstrekkende conclusies die misschien wel onontkoombaar zijn.

Bij het ontwikkelen van zijn ideeën heeft hij gebruikgemaakt van cijfers en inzichten van het RIVM en andere gezaghebbende instituten. Daaruit blijkt dat we mogelijk om de tien jaar te maken krijgen met een pandemie, terwijl het huidige virus – als er geen vaccin op de markt komt – nog tot ver in 2021 op de mens zal blijven jagen.

Dat moet consequenties hebben voor de inrichting van onze steden en met name voor de wens van de gemeente Den Haag om de woningnood op te lossen door hoogbouw. Een slecht idee, vindt Rosdorff, want het huidige virus blijkt zich juist goed te verspreiden in door wolkenkrabbers beheerste metropolen als Wuhan en New York waar veel mensen letterlijk boven op elkaar zitten en de liften het virus hogerop brengen. Verdichting, zoals ook Den Haag voorstaat, is dus voorlopig af te raden.

Parkachtige zones

Beter is het om steden in te richten met kleinere, zelfstandig functionerende stadsdelen gescheiden door parkachtige zones. Want die aanpak lijkt nu al te werken; bekende voorbeelden van zulke steden zijn Berlijn en ons eigen Almere. Nu al blijkt uit cijfers van het RIVM, stelt Rosdorff vast, dat het virus zich aanzienlijk minder heeft verbreid in Rijswijk, Leidschendam-Voorburg en, opnieuw, Almere.

Dat zijn gemeenten met veel groen, die veel minder dicht bebouwd zijn – rijtjeshuizen! – dan het door ruimtegebrek geplaagde Den Haag. Wijken die geschikt zijn voor een meer zelfstandige positie ten opzichte van de stad zijn Wateringse Veld en Den Haag Zuidwest.

Maar volgens Rosdorff zijn ook stedenbouwkundige details belangrijk. Als we afspreken dat Hagenaars afstand van elkaar moeten houden, moeten we daar ook de mogelijkheid toe bieden. Nu kan dat lang niet altijd. Trottoirs zijn niet zelden slechts 1,5 meter breed en ook fietsers kunnen elkaar lang niet altijd passeren zonder vlak langs elkaar te scheren. Appartementengebouwen zouden een vergelijkbaar systeem moeten krijgen als supermarkten nu al hebben, dat in- en uitgaande bezoekersstromen van elkaar scheidt.

Het openbaar vervoer blijft een probleem; op de perrons kunnen duidelijke zones worden ingericht, in tram en bus is dat vrijwel onmogelijk. Het ziet ernaaruit dat we de stad van morgen opnieuw moeten plannen. Niet veel Hagenaars zullen treuren als we daardoor worden verlost van het woud van wolkenkrabbers dat op maquettes al bestaat.

Bijpassende muziek: ‘La maison où j’ai grandi’ van Françoise Hardy.

Van camper naar risicogroep

 

Toen ik erachter kwam dat niemand van mijn familie, vrienden of kennissen corona had – en ook de kennissen van de kennissen niet – begon ik mijn eigen waarneming te wantrouwen. De vrees stak de kop op dat ik een weinig populair familielid in mijn onderbewustzijn al had begraven of dat mijn kennissenkring misschien wel zeer beperkt was.

Dat laatste is als journalist bijna onmogelijk, maar ik ontdekte wel dat ik een steekje had laten vallen. Een van mijn oudste vrienden had nog geen bezorgd coronatelefoontje van mij ontvangen, dus snel de schade hersteld.

Met zijn bedrijf bleek het verrassend goed te gaan, hij werkt veel voor de overheid en daar tikken ze zich de vingers blauw aan nieuwe coronamaatregelen die ook chic gestyled dienen te worden. Dus ze hebben nog even adem.

Zwaardere gevallen

Niettemin reken ik mijn vriend wel degelijk tot de zwaardere gevallen. Ga maar na: ondanks alles is hij als ondernemer kwetsbaar, hij woont alleen in een belachelijk groot huis, wat de eenzaamheid nog eens versterkt, én hij is nog slechts twee maanden van zijn zeventigste verjaardag verwijderd.

In een maand tijd is zijn perspectief veranderd van een vitale pensionado die de aankoop van een camper niet uitsluit, in een achter glas geparkeerd leven als lid van de met de dood bedreigde corona-risicogroep. Het eeuwig durende Zwitserleven-gevoel is vervangen door een rampscenario waarin de pandemie – als je de geleerden mag geloven die vandaag in de NRC tot ons spreken – nog één tot twee jaar als een rat aan de fundamenten van de samenleving zal blijven knagen.

Zelf is mijn vriend met zijn hoofd vooral bij zijn afscheid, want na dertig jaar draagt hij zijn bedrijf over aan het personeel. Om dat te vieren geeft hij een boek uit dat geheel is gewijd aan het getal dertig. Een typografisch feestje dus.

De oorspronkelijke datum van de presentatie, ergens in juni, leek hem niet meer haalbaar en mijn voorstel om zijn partijtje dan maar vorm te geven als de begrafenis van zijn carrière met het toepasselijke aantal van dertig gasten sprak hem om de een of andere reden niet aan.

Optimistisch

Vlak voordat hij de hoorn neerlegde – niet ziek, niet eenzaam – kwamen we nog wel tot de onverklaarbare optimistische conclusie dat het allemaal zal goed komen met corona en zo. Waarom? Kijk maar naar buiten, it’s in the air!

Ik geef het toe, dat is geen degelijk onderbouwd wetenschappelijk argument, toch kan aan onze voorspelling niet lichtvaardig voorbij worden gegaan. Eerder hadden wij het al een keer bij het rechte eind toen het om een zaak van nationaal belang ging. Dat zit zo, we ontmoetten elkaar voor het eerst bij V&D, waar we in 1972 vakantiewerk deden op de etalage-afdeling.

Onze uitgebluste collega’s in vaste dienst droegen grauwblauwe stofjassen alsof ze beheerders van een ondergronds archief waren die al jaren het daglicht niet meer hadden gezien. En steeds opnieuw moesten we de etalages net zo inrichten als alle zomers daarvoor. Toen we weer een keer een tepelloze damespop naar zo’n vreugdeloze uitstalkast sjouwden, keken we elkaar aan en zeiden: “Dit kan niet lang goed blijven gaan.”

Bijpassende muziek: ‘Friends’ van The Beach Boys.

Met 1,3 miljard samen tegen corona

 

De strijd tegen corona moeten we samen doen, hoor je van alle kanten. Ik ben benieuwd hoe dat in India gaat waar 1,3 miljard zieltjes in lockdown zitten. Ik kan het aan onze vroegere buurjongen vragen, die ik me vooral herinner als een begaafd voetballertje met een ouderwetse, Faas Wilkes-achtige dribbel.

Na lange omzwervingen woont hij met zijn gezin in Mumbai (het vroegere Bombay) waar bijna 24 miljoen mensen zijn lot delen. Wybren van der Vaart (34) is bezig het Indiase wagenpark te elektrificeren, dus enige ambitie kan hem niet worden ontzegd. Rutte was al eens bij hem op bezoek.

Bezorgcultuur

Uit het antwoord op mijn vraag in ons WhatsApp-gesprek – hoe doen ze dat bij jullie? – blijkt het nog niet zo eenvoudig de situatie te duiden. “Mijn indruk is dat ze zich hier goed aan de lockdown houden. De politie is erg actief, op alle grote wegen moet je langs checkpoints. Ik woon in een doodlopend straatje en wij zijn echt de enigen die nog buiten komen om een wandelingetje te maken of om wat te kopen. Indiërs doen dat niet en het hoeft ook niet, want dit land kent een uitstekende bezorgcultuur,” vertelt hij. “Bovendien is India een ‘mission driven state’, zo’n boodschap die voor iedereen geldt, wordt hier goed begrepen.”

Maar hoe het in de rest van India gaat, is hem – en waarschijnlijk ook de overheid – niet altijd duidelijk. “In zo’n groot land kom je er nooit achter wat er allemaal speelt. Wat je hoort, is vaak het tegenovergestelde van de waarheid. Ik weet ook niet hoe de situatie in de ‘slums’ is. Daar zijn de huizen vaak niet groot genoeg om iedereen te bergen. Ik hoor dat mensen daar in grote groepen op straat bij elkaar kruipen.”

200 kilometer lopen

Zijn dagen slijt Wybren bijna op dezelfde manier als Europeanen die door corona in eigen huis zijn opgesloten, maar miljoenen anderen voeren een keihard gevecht om in leven te blijven. “Ik zal je een voorbeeld geven. Toen in New Delhi arbeiders geen werk meer hadden, gingen ze naar huis lopen, soms 200 kilometer ver. De overheid heeft dat proberen op te lossen door bussen in te zetten, met als gevolg dat duizenden mensen op de laatste bus stonden te wachten.”

En omdat de overheid geen geld heeft om de bevolking en het bedrijfsleven te steunen, is iedereen op zichzelf aangewezen. Dus stroomt het water waar het niet gaan kan. “Je hebt hier veel mensen die nog geen week zonder werk kunnen, die moeten wel werken en dat gebeurt ook. Mijn onderburen hebben twee mensen als hulp in dienst, die komen nog steeds elke dag werken. Het mag niet, maar anders hebben ze helemaal niets.” Als het straks voorbij is – de lockdown loopt tot 15 april – zal waarschijnlijk een verlenging volgen. Betrouwbare cijfers over het aantal doden en besmettingen zijn er niet. Wybren weet niet zeker of hij weer tot de orde van de dag overgaat, als de regering zegt dat het voorbij is.

Bijpassende muziek: ‘Bombay’ van The Golden Earring.

 

Websites ontploffen, wijn helpt ons door de crisis

 

Toen het kabinet met ongekende maatregelen het vaantje van onze economie verontrustend ver liet zakken, rende heel Nederland meteen naar de supermarkt om wc-papier te hamsteren (ik vind wel dat iemand op deze gedachtenkronkel moet promoveren!). Maar een andere, veel begrijpelijker reactie bleef onderbelicht. Want wat doet de mens in tijden van crisis?

Precies: hij grijpt naar de fles. Vroeger was het jenever, tegenwoordig verzacht vooral wijn de pijn. Voor bekende Haagse wijnhandels als Bosman Wijnkopers van wijngoeroe Nico McGough en Henri Bloem van Tjitse Mollema is internet de kurk waar hun handel in deze bange tijden op drijft.

“De winkel doet het nog steeds goed, maar de webshop is volledig ontploft,” vertelt Mollema. “We hebben negentien vinotheken met zelfstandige ondernemers door het hele land en daarmee doen we op internet per jaar ongeveer één miljoen euro, maar als het zo doorgaat verdrievoudigen we de omzet.”

McGough in latex

Henri Bloem verkoopt, net als Bosman Wijnkopers, nu meer wijnen onder de tien euro. Maar de uitwerking van de crisis is voor beide anders. “Bij ons is de bodem weggevallen omdat een groot deel van onze verkoop uit de horeca komt, dat staat helemaal stil,” vertelt McGough, “en ik kan je vertellen dat dat niet leuk is.”

Daar staat tegenover dat de omzet van de webshop met een factor zeventien (!) is vermenigvuldigd. “Een mooie ontwikkeling. We hebben net de site geüpdatet, maar we deden niet heel veel op internet, dus de miljoenen lopen hier niet binnen. We hadden dit jaar fantastische eerste maanden waarin we grote sprongen maakten en dan gebeurt dit. Ik word weleens moe van alle energie die ik in crises moet steken, we zijn net bekomen van de vorige en dan krijgen we deze klap.”

En nu? “We staan dag en nacht klaar voor onze klanten. Mensen willen het nu thuis leuk maken, daar hoort goede wijn bij. Ik rijd zelf de hele stad door om te bezorgen. Ik weet nu ook waar de Samuel Beckettlaan is, die kon de navigatie van mijn elektrische karretje niet vinden.”

In de winkel hebben nieuwe accessoires hun intrede gedaan: latexhandschoenen, gelpompjes en een spatscherm; ook als we grote dorst hebben, kijkt corona mee.

Gin, rum, whisky

Harrie Wijdeveld van Drinxx, met zaken in Noordwijk, Voorhout en Den Haag, heeft de pech dat er nog aan een webshop wordt gebouwd. “Ik hoop dat we voor de zomer gaan draaien. Bij Drinxx lopen, net als bij de concurrentie, de zaken in de winkel beter, maar wel anders. “Ook duurdere wijnen doen het bij ons nog steeds goed én we verkopen meer gedistilleerd: rum, gin en whisky zijn onze uitschieters.”

Conclusie: de glasbakken zitten voller dan ooit. Met een glas in de hand proberen we aan tafel de corona-ellende te vergeten, daarna zijn de wc-rollen pas aan de beurt. Proost!

Bijpassende muziek: ‘Red, red wine’ van Neil Diamond, UB40 of Hagenaar Rudy Bennett is natuurlijk een voor de hand liggende keus, maar het mooiste dranklied is Frank Sinatra’s ‘One for my baby (and one more for the road).

Op weg naar een ander leven?

 

Vorige week vroeg ik u als lezer wat u verwachtte en hoopte van de wereld na corona. Toegegeven, er kwam geen tsunami van e-mails op gang – misschien was de vraag te groot of zijn we er nog niet aan toe – maar de reacties waren toch waardevol, omdat ze zoveel gemeenschappelijk hadden. Kennelijk is wel duidelijk wat er mis is: we stappen te makkelijk in het vliegtuig, we halen te veel spullen van ver weg en we bekommeren ons te weinig om onze medemens.

Gewoontedieren

Dat was ooit anders, schrijft Coby Fritz. ‘Zelf ben ik van net na de Tweede Wereldoorlog. Luxe kenden we niet, maar wel het begaan zijn met de medemens. Dat hoorde bij je opvoeding, waar ik nog de vruchten van draag. Ik gaf het door aan mijn kinderen.’ Coby is somber over de kansen van een herziene samenleving na corona:

‘Mensen gedragen zich nu wel anders.
Maar houdt u dit straks vol? NEE!
En waarom zou u dit niet volhouden?
Omdat zij dat ook niet doen!’

En zo komen we dus nergens. Zij heeft een lezer uit het Bezuidenhout aan haar zijde. Ook hij leeft tussen hoop en vrees. ‘Mensen zijn wel van goede wil, maar uiteindelijk kunnen ze heel moeilijk hun oude leventje opgeven. We zijn gewoontedieren.’

Saskia Ras beperkt zich tot adviezen voor een nieuwe levenshouding: ‘Laat de auto staan, minder voortjakkeren, meer rust en tijd voor elkaar en gezonder leven (zodat we ook een betere weerstand hebben).’

Onze ziel

Je zou kunnen zeggen dat die reacties duiden op nostalgie, maar dat is wat te makkelijk – want wie wil er echt terug naar 1950? Ik denk eerder dat het moderne leven (denk aan Charlie Chaplins geniale film ‘Modern Times’) te ver van ons af staat.

Talrijke door de techniek opgezweepte ontwikkelingen als supersnelle vliegreizen, massaal autobezit en de zegeningen van het internet hebben ons vooruitgebracht, maar we zijn daardoor ook in een abstracte wereld terechtgekomen waar ontmoetingen en echte ervaringen zijn vervangen door voorgeprogrammeerde, steriele handelingen: clicks. Hoe sneller, hoe beter, en dat kan de ziel van de mens, die nog steeds te paard gaat, niet bijhouden.

Dat wringt met onze moderne samenleving en het is funest voor onze relatie met de natuur, die toch echt meer is dan een vakantiebestemming.

Waarom ik toch optimistisch ben over onze kansen op verandering? Omdat het niet anders kan, het moet, en dan is de mens op z’n best.

Bijpassende muziek: ‘Auto, Vliegtuug’ van Rowwen Hèze.

Het onroerend goed is sterker dan corona

 

Niet heel het raderwerk staat stil, er zijn delen van de economie die als een bijna onzichtbare onderstroom de markt blijven bedienen. De buurvrouw kan er van meepraten. Ze zwaait enthousiast naar me om een wat pijnlijke boodschap te camoufleren: ze gaat haar plek in de straat verlaten, ze heeft zojuist een appartement gekocht.

Ik begrijp haar wel, zij is alleen en ondanks de logeerpartijen van haar kleinkinderen is het huis toch te groot, dus liever een flat in het groen. Maar kopen, betekent ook vérkopen; nú, in deze onzekere tijd!? Haar makelaar is optimistisch, want er zit volgens hem nog genoeg leven in de markt. En hij heeft gelijk: lees tot het eind!

Tijdelijke afvlakking

Jan Kokje, directeur-eigenaar van makelaarskantoor De Vries Robbé en voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Makelaars, afdeling Den Haag, steunt de visie van zijn collega.

“Ik heb net nog een appartement verkocht en ook wat verhuurd. De omstandigheden zijn natuurlijk anders, extreme prijzen zullen minder vaak voorkomen, en sommige mensen wachten nu misschien liever een paar maanden, maar ik denk dat het allemaal tijdelijk zal zijn. Want de omstandigheden op de markt zijn niet veranderd: nog altijd is de vraag groter dan het aanbod. Mensen willen nog steeds wonen en expats blijven ook komen. Vanuit Amsterdam hoor ik dezelfde geluiden.”

Wel zijn er minder bezichtigingen, technische hulpmiddelen als Skype, FaceTime en WhatsApp worden ingezet om de risico’s voor klant en makelaar te verkleinen.

Op de site van De Vries Robbé staan alle instructies opgesomd: de eerste keer liever elektronisch rondkijken en wie toch voor de real thing gaat moet dat in eenzaamheid doen, de makelaar wacht buiten. “Het zijn vooral expats die FaceTime gebruiken,” vertelt Kokje,  “voordat ze uit Singapore overkomen willen ze het huis eerst op die manier zien.”

Notarissen hebben de nieuwe werkelijkheid ook aanvaard. Kokje: “Het passeren van de acte van levering kan via FaceTime, dat is rechtsgeldig. Je moet dan nog wel tekenen, maar dat kan over de post.”

Overboden

De buurvrouw is er klaar voor en wacht op de eerste geïnteresseerden voor haar huis; de prijs die volgens haar makelaar haalbaar is, ligt ruim boven de onlangs verhoogde WOZ-waarde. De kans is groot dat het pand onderhands wordt verkocht, zo groot is ondanks alles de vraag naar oude herenhuizen. Maar het beste bewijs dat de markt nog lang niet dood is, komt na het weekend met een harde klap: op het laatste moment wordt de buurvrouw – die dacht de koop al te hebben gesloten – royaal overboden. Voorlopig is onroerend goed sterker dan corona.

Bijpassende muziek. ‘House for sale’ van Lucifer of ‘Our house’ van Crosby, Stills, Nash and Young.

Liefde achter glas (foto’s)

 

De crisis is voor iedereen moeilijk, maar sommigen hebben het extra zwaar omdat het virus gezinnen verdeelt of geliefden van elkaar heeft gescheiden. Marlies (37), liever alleen haar voornaam, uit de Ligusterstraat is allebei overkomen.

Foto: DHC/Brian Mul

Haar 13-jarige zoon uit een vorige relatie is bij zijn vader en even naar zijn moeder fietsen is er niet bij, want Marlies heeft een slechtwerkend afweersysteem, ze moet dus extra voorzichtig zijn. “Dat is heel verdrietig, maar FaceTime helpt wel.”

Latrelatie

Gelukkig is onze veelgeprezen zorg ook hier aanwezig. Tweemaal per week dient Marlies zichzelf een infuus toe en eenmaal per maand komt een verpleegster langs – nu geheel in coronaharnas gestoken – om een wat ingewikkelder infuus aan te leggen dat het afweersysteem stimuleert.

“Het duurt alles bij elkaar zeven uur,” vertelt Marlies, “al die tijd blijft ze bij me.” Maar zij heeft nog een steun en toeverlaat: haar vriend Ingmar (37, popmuzikant in gedwongen pauzestand) met wie ze een latrelatie onderhoudt, maar sinds de crisis is het meer ‘living apart’ dan ‘together’.

Het korte verhaal van een liefde. “We kennen elkaar van de Basisschool Bohemen, we hadden toen kinderverkering. Daarna hebben we elkaar heel lang niet gezien, maar een jaar of tien geleden is het contact hersteld en ontmoetten we elkaar een paar maal per jaar. Sinds twee jaar hebben we een relatie.”

Foto: DHC/Brian Mul

Dat hebben ze nog steeds, maar corona kwam tussenbeide, techniek en echte liefde hieven de barrière deels op. “Als het, zoals afgelopen week, mooi weer is, komt hij langs en gaat hij in de voortuin vlak bij de ruit zitten. Dan praten we met onze telefoons een uur of langer. Wil je met optimisme naar de toekomst kunnen kijken, dan moet je creatief zijn.”

Mona Lisa

De volgende dag fiets ik naar de Bomenbuurt om te zien hoe het precies werkt. Ze zitten al op hun post als ik de straat inrij. Hij voorover gebogen een paar centimeter van het glas, zij aan de andere kant, stralend als een door kozijnen ingelijste Mona Lisa. Even later schiet Marlies naar buiten, niet meer dan één stap, om een kopje thee voor Ingmar neer te zetten.

“Zo is het wel uit te houden,” zegt Ingmar grijnzend, “maar we hopen toch dat alles weer snel gewoon wordt.” Om kwart voor zes, als de zon uit het tuintje is vertrokken, sluit het doek voor deze Haagse Romeo en Julia. Tot de volgende mooie dag.

Foto: DHC/Brian Mul

Schattig

Een buurvrouw die in de aangrenzende tuin aan de rosé is, roept me na als ik wegfiets: “We vinden het allemaal zó schattig!”

Inderdaad, ‘life can be so sweet, on the sunny side of the street’.

Bijpassende muziek ‘On the sunny side of the street’, veel artiesten hebben het vastgelegd, onder anderen Billie Holiday en Peggy Lee, maar de bekendste uitvoering is van Louis Armstrong.

Wat denkt u over de samenleving na corona?

 

Veel landen vinden dat ze in oorlog zijn met corona. Hier hoor je die krijgshaftige taal minder, maar de psychologie erachter is niet moeilijk te begrijpen. In oorlogen ga je voor de overwinning, je zet alle middelen in die er zijn en de natie zal zich vaderlandslievend achter de leiders scharen om dat doel te bereiken.

Veel Amerikanen geloven daarin, vandaar dat Trump zichzelf tot ‘war president’ heeft uitgeroepen. Ik betwijfel of corona daarvoor op de vlucht gaat, maar ik gun elk land zijn eigen aanpak. Veel eerder zie ik een overeenkomst met oorlog als we het hebben over corona als gebeurtenis in een mensenleven.

Ik ben van 1950, dus ik heb de Tweede Wereldoorlog niet meegemaakt, maar hij was altijd aanwezig in mijn leven; net als miljoenen anderen heb ik geleerd te denken in vóór en ná de oorlog. Zou dat straks weer zo zijn, vóór en ná corona, omdat het voor ons, de Nederlandse bevolking, de grootste en ingrijpendste ervaring is die we collectief delen?

Een andere wereld

Daarover wil ik het hebben; we zitten nu midden in de crisis, maar ik hoor dat veel gesprekken, stukjes en mails over ‘straks’ gaan. Natuurlijk is dat ook een verweer tegen de omstandigheden, straks zal alles anders zijn, dan beginnen we een nieuw leven, want hoop dóét leven.

Veel van die overdenkingen over ‘straks’ gaan over een wereld die wel moet veranderen. Maar is dat zo? Na ’40-’45 hoopte het overgrote deel van de Nederlandse bevolking, inclusief koningin Wilhelmina, op grote maatschappelijke en bestuurlijke vernieuwingen, maar na de bevrijding was alles binnen de kortste keren weer bij het oude. De echte veranderingen lieten twintig jaar op zich wachten.

Huidige corona-crisis

Velen zien de huidige crisis als een grens die is overschreden. Willen we overleven, dan moet de samenleving zijn materiële verlangens afbouwen, langzamer gaan draaien en moeten mensen zich meer binden aan de plek waar ze wonen. Straks zal er een andere wereld moeten ontstaan waarin op tal van gebieden de lucht net zo schoon is geveegd als de afgelopen weken boven het vervuilde China is gebeurd.

Ideeën

Hoe zou dat gaan als we straks weer de straat op mogen, onze geliefden mogen omhelzen, stadions mogen bezoeken en weer kunnen klinken op de toekomst?

De verwachtingen die het vaakst worden uitgesproken: minder vliegen (kan dat in een wereld waarin alles met elkaar is verbonden en waarin je steeds vaker ziet dat gezinnen zich over continenten verspreiden?), minder massaal voedingsmiddelen produceren (blijft de economie van Nederland, de tweede voedselproducent ter wereld, dan overeind?), beter met dieren omgaan en niet meer massaal slachten (zie vorige tegenargument), de maakindustrie verplaatsen naar de landen waar de producten worden gebruikt (is dat betaalbaar en willen we dat eigenlijk wel, die vervuiling binnen eigen grenzen, hebben we daar de arbeidskrachten voor?), meer ruimte voor natuur in ons land (waar en hoe?).

Het is maar een kleine selectie uit de gedachten die je her en der hoort oppoppen. Ik ben benieuwd wat de lezers van Den Haag Centraal verwachten van onze samenleving na corona. Laten we het er in deze rubriek over hebben. Ik hoor graag van u! Mail naar: dagboekcorona@gmail.com

Bijpassende muziek: ‘Imagine’ van John Lennon.

Het ouderenuurtje kwijnt aan de Place des Invalides

 

Het is kwart over zeven in de morgen en Den Haag slaapt nog. Geen verrassende constatering als de economie platligt en ook de zon amper is ontwaakt. Maar binnen ons dramatisch veranderde dagelijks leven is dit een uitzondering op een uitzondering; activiteit is juist gewenst, want tussen zeven en acht uur speelt zich het ouderenuurtje van de supermarkten af. Grote concerns als Albert Heijn en Jumbo hebben consumenten van zeventig jaar en ouder opgeroepen om juist dan boodschappen te doen. Komen ze niet tussen de wielen.

Het is een initiatief van D66 en 50PLUS; ouderenbond Anbo was aanvankelijk positief, maar bedacht zich later. Want worden ouderen er niet op aangekeken als ze later op de dag hun inkopen doen?

AH aan het Willem Royaardsplein

Ik neem de proef op de som bij de AH aan het Willem Royaardsplein, geen XL-filiaal, maar wel ruim bemeten. Als het ouderenuurtje ergens zou moeten lopen, dan wel hier in dit wijkje met de hoogste gemiddelde leeftijd van Nederland. Verzorgingshuizen, seniorenflats en verpleeghuizen staan hier schouder aan schouder. Frédéric Bastet (1926-2008), de biograaf van Louis Couperus, zei eens dat de geest van de Haagse fin-de-siècleschrijver nergens in Den Haag nog zó aanwezig is als rondom de Place des Invalides, zoals het Willem Royaardsplein in de volksmond heet.

Al is er van ‘volk’ nauwelijks sprake, de burgers zijn veelal hoogopgeleid en bekleedden tijdens hun werkzame levens hoge posities in bedrijfsleven, ambtenarij en diplomatiek. Zij vormen de basis van het AH-klantenbestand waarin, wordt weleens grappend gezegd, premier Rutte – die om de hoek woont – de jongste is.

De ideale markt dus voor het ouderenuurtje, alleen voelen de zeventigplussers er zelf weinig voor. Zelfs niet hier. Maandag dwaalden er tussen zeven en acht ongeveer vijftig mensen over de twee etages, een dag later, vertelt een caissière, zijn het er nog minder.

Zalvende stem

Als ik net binnen ben, spreekt een hartelijke, bijna zalvende stem mij toe. ‘We doen het samen,’ besluit ze haar spreekbeurt met goedbedoelde adviezen. Inderdaad, Rutte is niet ver weg. Meer dan twaalf klanten, meest mannen, tel ik niet. En de mevrouw naast mij, die angstvallig de ruime afstand tussen ons in de gaten houdt, zal er de volgende keer waarschijnlijk ook niet meer bij zijn. Ontzet kijkt ze naar de groenteafdeling waar veel schappen leeg zijn. “Nou hebben ze nóg niks!” Niks is overdreven, maar geen sperzieboontje, avocado’s of paprika’s. Wel asperges. Ook bij de bakker is de bevoorrading nog niet echt op gang gekomen.

Als ik heb afgerekend – het laatste zakje rode uien, de laatste pot mayonaise met citroen van Devos Lemmens – en naar buiten loop, roept de AH-stem me na: ‘En zorg goed voor elkaar!’ Op mijn telefoon popt een bericht van de Volkskrant op: ‘De coronadoden: man, oud en meestal ziek.’ Ik hoop dat de heren aan het plein vandaag de krant overslaan.

Bijpassende muziek: ‘A walk on the wild side’ van Lou Reed.

Een leger paashazen sneuvelt op zondag

 

Op deze zondagochtend lijkt er sprake te zijn van een omslag. Zaterdag stonden er nog rijen auto’s op de wegen naar Scheveningen, nu is de stad uitgestorven terwijl de zon even fel schijnt.

Ik maak een korte wandeling naar Maison Belder in de Javastraat om croissants te halen, want het leven gaat door en de middenstand moet gesteund worden, vooral de echte locals. De banketbakker streed jaren geleden in de voorste linie tegen de gedwongen winkelsluiting op zondag, dus is het pijnlijk om het briefje op de deur te lezen waarin mevrouw Belder laat weten dat de ovens uit zijn en blijven zolang het corona-virus heerst.

Leeg is de zaak allerminst, de winkelvloer is bevolkt door een leger grote chocoladepaashazen die me met dode ogen aankijken. Wie zal ze eten en wanneer ruiken we in de Javastraat weer de geur van versgebakken croissants?

Bijpassende muziek: ‘Sunday Morning’ van The Velvet Underground.

Flowerpower tegen corona

 

Het is zaterdag kwart over zes in de ochtend – ik moet het opschrijven om het zelf te kunnen geloven – en we zijn op weg naar de Sligro in het Forepark zoals we gewoonlijk om de – pakweg – veertien dagen doen. Maar nooit ’s morgens om kwart over zes. Mijn vrouw was verbijsterd toen ze van mijn matineuze aandrang vernam. Ik kan het uitleggen: het heeft niets met hamsteren te maken, ook niet met angst voor uitgeputte voorraden, ik heb gewoon geen zin om nu in een winkel, al is het een heel grote, tussen drommen mensen te lopen.

Bovendien heeft Sligro tijdelijk zijn uitgangspunt opgegeven dat alleen ondernemers, althans mensen met een bedrijf op hun naam, toegang hebben. Dus wordt een kerstachtige drukte verwacht. Maar wij wanen ons alleen op de wereld, de zonsopgang is schitterend en het licht kristalhelder. Op de weg hebben we vrij baan en elk verkeerslicht springt spontaan op groen. We voelen ons als de koninklijke familie die een rijtoer maakt.

Aangekomen in het Forepark dwalen we langs volle schappen en in de enorme horecasupermarkt duwen hooguit een man of twintig hun karretje. Een halfuur later rijden we weer over lege wegen naar huis, als visjes die voor de school uit zwemmen.

Verjaardag

Rond het middaguur fietsen vrouw en dochter naar Scheveningen om toch wat beweging te hebben en om een vriendin met haar verjaardag te feliciteren. Het is een bijzonder moment, want zij is na een verblijf van zeven jaar in Australië sinds vier maanden terug in Den Haag. Haar partner werkt aan de tunnel voor de Rijnlandroute tussen de A44 en de A4, diensten van acht lange dagen achterelkaar. Al die tijd zit zij met haar twee kleine kinderen alleen thuis.

Zij blijft in de deuropening staan om op afstand de felicitaties in ontvangst te nemen. “Het is heel raar,” zegt de vriendin, “mijn ouders zijn wel drie-, viermaal in Sydney op mijn verjaardag geweest en nu ik eindelijk terug ben in Den Haag mogen ze niet komen.” Als vrouw en dochter weer naar huis fietsen, stoppen ze bij de bloemenkiosk op de Fred. Vergeefs, want om half drie is hij al los. Als bewijs hebben ze een foto van de lange rij lege emmers gemaakt. Wakkert de corona-crisis romantiek aan?

Flowerpower

Op de Scheveningseweg stuiten ze op een feestje voor de deur van verpleeghuis Bosch en Duin; de veelal oudere patiënten deinen op het balkon mee met de tonen van ‘Even aan mijn moeder vragen’ (Bloem, 1980) die uit de enorme geluidsinstallatie van een auto dreunen. Later trekt de muziek Scheveningen-Dorp in. Het is sowieso een mooi weekend voor Bosch en Duin, want het huis was het doelwit van een door bloemist Bloemenwaas (Tesselseplein) bedachte actie. Duindorpers kochten de afgelopen dagen bloemen voor de bewoners (ook Uiterjoon aan de Vissershavenstraat deelde mee) en de dames van Bloemenwaas gingen ze vrijdag aan het einde van de dag bezorgen. Even waren de zorgen verdwenen: flowerpower tegen corona.

Bijpassende muziek: ‘Sag mir wo die Blumen sind‘ door Marlene Dietrich, maar de uitvoering van Pete Seeger, ‘Where have all the flowers gone,’ is zeker zo goed.

Bruno Bruins komt altijd terug

 

We hebben het over de oorlog tegen corona, werkers in de zorg zijn onze soldaten en woensdag zagen we voor het eerst dat een generaal op het corona-slagveld sneuvelde. Minister van Volksgezondheid Bruno Bruins (VVD) zakte in de Tweede Kamer door z’n hoeven na een paar verwoestende weken. Het was pijnlijk om te zien hoe journaals dat moment keer op keer herhaalden alsof Arjen Robben in het strafschopgebied was neergehaald. Alleen de slowmotionbeelden ontbraken nog.

‘Toen gebeurde er dit!’ En hup, daar ging de minister weer. Kennelijk gaat het tijdens crises toch ook gewoon om scoren. De neergang van Bruins was een pijnlijk voorbeeld van wat je tijdens zo’n collectieve ramp kan overkomen, zelfs als je niet besmet bent.

Jaloersmakende Jaguar XJ

Drie weken geleden zag ik Bruins nog op het Willem Royaardsplein zijn AH-boodschappen in zijn jaloersmakende Jaguar XJ (het tot 2009 geproduceerde oude model) laden. Hij was welgemoed, van een crisis of hamsteren was nog geen sprake en in de wandelgangen gold hij – ook bij mijn collega’s – als een van de belangrijkste kandidaten voor het burgemeesterschap van Den Haag.

Dat zou geen slechte keus zijn geweest, Bruins is een sobere politicus die vrijwel alles heeft bestuurd wat er in zijn stiel voorhanden was. Hij was raadslid en wethouder in Den Haag, voorzitter van de raad van bestuur van het UWV, plaatsvervangend burgemeester van Leidschendam-Voorburg, staatssecretaris en minister, en bovendien is hij iemand die Den Haag goed aanvoelt.

Ik kan me van Bruins nog een voorval herinneren uit de tijd dat hij nog gewoon raadslid was. Er deed zich aan het begin van de zomer een spannend politiek moment voor, wat het precies was is me ontschoten, in elk geval bestond de kans dat raadsleden van vakantie moesten terugkomen. Niet iedereen had daar zin in. Bruins, toen nog een stuk luidruchtiger dan nu, riep richting de voorzitter: ‘Schrijft u maar op: Bruno Bruins komt altijd terug!’

Hopelijk is dat nu ook het geval, al weet ik niet of mevrouw Bruins het daar ook mee eens zal zijn.

Michael Barnaart, er komen andere tijden

 

De corona-crisis is nog maar amper begonnen of er is bij sommigen al een intens verlangen naar de tijd erna, want het ontluikende voorjaar wakkert het natuurlijke verlangen naar vernieuwing aan. In elk geval zijn er genoeg mensen bij wie in tijden van corona ondergangsgevoelens en defaitisme níet overheersen. Couturier-ondernemer Michael Barnaart is er zo een. Als ik hem vraag hoe de zaken gaan in de Papestraat (waar hij zijn winkel heeft), komt er een hoopgevend antwoord. Natuurlijk, ook voor hem zijn het zware en onzekere dagen, maar er komen andere tijden.

“Ik betrap mezelf erop dat ik al wel bezig ben met de tijd die hierna aanbreekt. Komen we dichter tot elkaar? Wordt geld minder belangrijk? Gaan we kijken hoe we dingen dichter bij huis en op de menselijke maat kunnen organiseren? Krijgen we meer oog (en ontzag) voor de natuur, die groter is dan wij? Als de nieuwe wereldorde die kant opgaat, zou dat mooi zijn.”

“Ik was daar al bewust mee bezig, zowel privé als in mijn werk, maar nu fantaseer ik er weleens over om ook in mijn eigen grondstoffen te voorzien. Schapen in de tuin voor wol om nieuwe ontwerpen voor te maken, alleen nog produceren waar vraag naar is. Ik zie het wel zitten.”

Ardennen

Inderdaad, de ingrijpende crisis kan de aanzet geven tot een nieuwe kijk op ons bestaan. Grote onderwerpen zullen straks op de agenda komen te staan. Zoals globalisering en mobiliteit. Het virus kon zich dankzij globalisering zo makkelijk verspreiden, want die maakte het mogelijk dat computer, auto en vliegtuig worden geassembleerd met onderdelen uit drie continenten.

Om maar wat te noemen. Met Pasen naar Cuba of andere warme, ver weg gelegen bestemmingen is misschien ook verleden tijd, want virussen reizen altijd mee. Voorlopig zijn we nog in de ban van de door corona veroorzaakte sores van alle dag. Onze Poolse hulp foetert op haar regering die extra controles bij de grenzen uitvoert waardoor er nu files van vijftig kilometer voor de slagboom staan.

Maar ook de Belgische viroloog Van Ranst zorgt voor huiselijke onrust. Hij spreekt in De Standaard de verwachting uit dat buitenlandse zomervakanties er dit jaar niet in zitten (‘de Ardennen waren vroeger toch ook goed genoeg?’) en het festivalseizoen verklaart hij eveneens voor gesloten. Mijn dochter heft haar handen dramatisch ten hemel. “Dit wordt het langste jaar ooit!”

Muziek

Zoals ik al eerder meldde, vraag ik me tijdens het schrijven vaak af welke muziek bij mijn stuk zou passen. In een van de eerste blogs over corona noemde ik ‘I want to hold your hand’ van The Beatles. Omdat het alles zegt over wat we op dit ogenblik het meest missen en er tegelijkertijd aan de titel het verlangen naar betere tijden kleeft. Muziek was in oorlog en ellende altijd al een teken van hoop. Denk bijvoorbeeld aan het door Willy Walden gezongen ‘Als op het Leidseplein de lichtjes weer eens branden gaan’, dat in 1943 perfect het verlangen naar vrede uitdrukte.

Het even weemoedige ‘Eens zal de Betuwe in bloei weer staan’ van Hagenaar Dolf Brouwers vertolkte tijdens de jaren van de wederopbouw de wens om terug te keren naar het vertrouwde leven van voor de oorlog. Wereldwijd was ‘We’ll meet again’ van Vera Lynn (zij wordt op 20 maar 103!) hét lied van de hoop.

Van nu af aan dus elke dag onder mijn blog de titel van een bijpassend nummer, want muziek biedt hoop. Ook in tijden van corona.

Vandaag ‘The times they are a changin’ (1964) van Bob Dylan, maar de Nederlandse uitvoering ‘Er komen andere tijden’ (vertaling Lennaert Nijgh) van Boudewijn de Groot mag natuurlijk ook.

 

Piet van der Eijk mogen ze opzijschuiven als de ic vol is

 

Schrijven of spreken over corona is schrijven en spreken over de dood, want het is die dreiging die ons leven nu bepaalt. Maken we straks deel uit van dat steeds oplopende aantal anonieme doden of ontspringen we de dans? Net als de meeste lotgenoten die ik heb gesproken, ben ik optimistisch of wellicht beter gezegd, is mijn voorstellingsvermogen ontoereikend om mezelf werkelijk als toekomstig slachtoffer te zien. Naïef, dom, overmoedig, zeg het maar.

Toen ik me met dergelijke bespiegelingen bezighield, moest ik onwillekeurig aan mijn vriend Piet van der Eijk denken. Piet is 86 en is journalist voor het leven, hij werkte onder meer bij De Tijd, HP/De Tijd en Den Haag Centraal. Hij was in zijn hoogtijdagen specialist op het gebied van de gezondheidszorg en schreef ook verhalen over de ethische kanten daarvan.

Intensive care

Hoe zou Piet tegen de grimmige, in Italië oprukkende realiteit aankijken, waarbij de leeftijd van het slachtoffer het criterium is om te bepalen of hij of zij de laatste plek op de intensive care (ic) krijgt? Als je boven de zeventig bent, gaat er in sommige Italiaanse ziekenhuizen een kruis door je naam.

Die discussie is actueel want de Nederlandse Vereniging voor Intensive Care (NVIC) had vrijdag nog voorgesteld om patiënten ouder dan tachtig en couveusekindjes (‘extreem premature kinderen,’ zei NVIC-voorzitter Diederik Gommers) als eersten van de ic te verwijderen als daar een gebrek aan bedden zou ontstaan. De Tweede Kamer heeft daar inmiddels op aandringen van Henk Krol (fractievoorzitter 50PLUS) een stokje voor gestoken.

Piet van der Eijk kan de redenering van Krol wel volgen, maar die van de ic-specialisten ook. “Als ik zelf ziek zou worden en de nood in de ic komt aan de man, dan mogen ze mij opzijschuiven. Ethisch gezien is dat helemaal in orde. Het is de keuze tussen iemand die al een lang leven achter de rug heeft en iemand die onder normale omstandigheden nog vele jaren heeft te gaan. Kijk, niets menselijks is mij vreemd, ik heb natuurlijk liever dat het de buurman overkomt, want ik voel me prima en wil doorgaan, maar dat aanvankelijk deze keuze is gemaakt, is goed te verdedigen.”

Aán of mét corona

Piet geeft toe dat het zelfs voor hem als 86-jarige aanvoelt als een theoretische discussie. “Het is een kwestie van getallen; als je leest om hoeveel mensen het nu verhoudingsgewijs gaat, is dat nog steeds weinig. Al piep je natuurlijk wel anders als net een familielid met corona is overleden. Ik verwacht gewoon niet dat het mij of mijn vrouw overkomt. We houden ons goed aan de regels.”

Hij roept artsen en overheid op dat ook te doen en zorgvuldiger te zijn met de berichtgeving over de corona-doden. “Dan lees je dat er weer veertien mensen aan corona zijn gestorven: dat kán en mág je niet zeggen. Ik denk dat er nog maar heel weinig mensen áán corona zijn gestorven. Je kunt hooguit zeggen dat patiënten mét corona zijn gestorven. De combinatie van corona en een andere kwaal is meestal fataal,” betoogt hij.

Maar Piet, stel: je wordt echt heel erg ziek, ben je dan nog steeds zo’n held die een jongere patiënt bij de ic voorrang verleent? “Als ze de deur voor mijn neus dichtslaan, zal ik misschien nog wel beleefd vragen of er toch niet een plaatsje voor me is. Maar wat ook het antwoord daarop is, het zal mijn standpunt niet veranderen.”

De tong daalt in prijs en diners op de bon: voor later

 

Je ziet het overal om je heen: ondernemers proberen een vorm te vinden om met de crisis om te gaan. Hartverscheurend is de oproep op Instagram van Patrick van Aller, eigenaar van gastropub Van Kinsbergen aan het Prins Hendrikplein. Zijn nog jonge bedrijf dreigt meteen aan de grond te lopen. “Ik voel me als gezin megahard getroffen. Papa en mama hebben een hotel, oma en opa hebben een hotel, mijn broer heeft een hotel. Ik heb net zitten janken.”

Patrick vraagt aan zijn jonge klantenkring om tegoedbonnen voor etentjes bij hem te kopen, voor straks als het allemaal voorbij is. Intussen komt er dan wel geld binnen. Een iets ouder filmpje laat zien hoezeer zijn plannen en de werkelijkheid van vandaag botsen. Hij toont trots het grote scherm waarop zijn gasten straks het EK voetbal live kunnen volgen, maar de UEFA heeft het superevenement dat vanaf 12 juni in twaalf landen zou worden gehouden zojuist een jaar uitgesteld. De crisis is opeens wéér groter.

Kistjes

Maar de dag begint bij Franse bakker Michel aan de Breitnerlaan. Het is altijd afwachten in welke taal je er wordt aangesproken: Frans, Engels of Nederlands. Op de etalageruit hangen in het Engels gestelde briefjes met aanwijzingen voor de klanten. Er mogen er maar twee tegelijk naar binnen, geen cash alleen pin, (zoals nu bijna overal), en om de klanten op gepaste afstand te houden is een rij kistjes voor de toonbank geplaatst. Die had ik nog niet gezien.

Het brood vliegt de deur uit, vertelt de verkoopster, terwijl dinsdagen normaal gesproken rustig verlopen. “Het heeft volgens mij ook te maken met de horeca in de buurt die gesloten is. Nu komen ze hun croissantje bij mij halen.”

Kreeft

Dan meldt mijn vriend Piet van der Eijk (86) zich. Als oudgediende in de journalistiek (HP De Tijd en DHC) wijst hij me op de visafslag. Gaat daar het werk door? “Als het aan ons ligt wel,” laat Wim Harteveld, manager van de Visafslag Scheveningen, weten. “Die vissersmannen zijn op zee om voor ons voedsel te zorgen. Het lijkt me verstandig als ze daarmee doorgaan. In Yerseke is de eerste kreeftenveiling gecanceld, dat is wat mij betreft minder erg. Naar voor de ondernemers, maar het is wel een luxeproduct, heel wat anders dan wat wij hier veilen: mul, schol, schar, wijting, zeg maar de gewone vis die voor iedereen is.”

Harteveld is gematigd optimistisch als het over de toekomst gaat. “Wat de vraag betreft, zijn we met ruim veertig procent achteruitgegaan. Met name de tong, die vooral naar Frankrijk ging, daalt in prijs. Het meeste zal door Nederlandse ondernemers worden gekocht om in te vriezen. Er blijven kopers op de markt.”

Maar ook in de visserij kijkt iedereen naar de overheid. “De Franse vissersvloot moet vannacht voor twaalf uur terugkeren naar de haven. Niemand weet tot wanneer. Ik kan me niet voorstellen dat onze regering ook zoiets gaat doen. Onze vissers zorgen wel voor eten op ons bord.”

‘I want to hold your hand’

 

Op de vierde dag nadat Rutte de crisis officieel afkondigde, heerst nog steeds verwarring, maar de nieuwe door de regering afgekondigde maatregelen zorgen tegelijkertijd voor een nieuwe ordening. Misschien voelen mensen zich daar veiliger bij, maar de onzekerheid over de toekomst is groot; alle zekerheden van ons oude leventje verdwijnen snel.

Elke beroepsgroep zijn eigen sores, dus ook ons vak. Een kleine kernredactie zet de werkzaamheden aan het bureau voort, maar waar hebben we het eigenlijk over? Adverteerders trekken zich terug en het cultuurkatern dreigt in te storten, want geen concerten en voorstellingen meer, dus ook geen agenda.

‘Voor het eerst weten we op maandag niet wat voor krant we op woensdag gaan maken,’ vertelt redacteur Kim Andriessen me.

Boeken

Misschien is het tijd voor een alternatieve invulling, bijvoorbeeld gewijd aan boeken over gelijksoortige omstandigheden als waarin we nu verkeren. Literatuur waarin de epidemie centraal staat. Sommige mensen zullen daar geen trek in hebben, omdat ze nu al met corona-nieuws worden overspoeld, maar het kan interessant zijn om te lezen hoe anderen met zo’n noodtoestand zijn omgegaan.

Op nummer één ‘De pest’ van Albert Camus, over een pestuitbraak in Oran gedurende de jaren veertig van de vorige eeuw; prachtige en soms hoopgevende literatuur, ‘Dood in Venetië’ van Thomas Mann en natuurlijk

‘Liefde in tijden van cholera’ van Gabriel García Márquez, maar er zijn er veel meer. Boeken zullen voor veel thuisblijvers een uitkomst zijn nu een deel van het leven op een laag pitje is gezet. Kijkcijfers van tv-programma’s schieten omhoog en het zou me niet verbazen als de slijters ook gouden tijden beleven. Ik ga het uitzoeken.

Bezorgen mag

Bij de slager in de Van Hoytemastraat heerste vanmorgen grote, zaterdagse drukte, maar gehamsterd werd er zo te zien niet. Voor de horeca is er een sprankje hoop: bezorgen mag, her en der zag ik al briefjes op de ruiten van restaurants hangen (zoals bij La Luna in de Weissenbruchstraat) waarop staat dat ze hun activiteiten op dat gebied uitbreiden.

In Amsterdam gaat zelfs sterrenrestaurant Rijks maaltijden bezorgen. Het is te hopen dat ook de Haagse ondernemers nieuwe creativiteit aanboren en dat de stad daar vervolgens op ingaat. De economie is een enorme bron van zorgen. Net cancelde ook de tandarts mijn afspraken, nu is er niet veel meer over.

Als troost trakteer ik mezelf op een nummer uit onze oude jukebox (Wurlitzer 1956): ‘I want to hold your hand’.

De titel is opeens een weemoedige verwijzing naar de wereld die we even zijn kwijtgeraakt.

‘Het zal me toch niet gebeuren dat ik hier aan onderdoor ga’

 

Standen en koersen van het Haagse openbare leven op de derde dag nadat premier Rutte maatregelen afkondigde omdat de coronacrisis ook Nederland vol heeft geraakt. Voor wat het waard is: vanmiddag om 14.00 haalde het aantal bezoekers van de binnenstad nog niet vijftig procent van een gewone zaterdag.

Het was vrijwel uitgestorven op de Denneweg – een aantal cafés wel halfvol – in de Hoogstraat was de situatie vergelijkbaar met een langzaam opgang komende maandagmiddag. De Spuistraat werd, niet geheel verrassend, het best bezocht, maar ook hier is de terugloop enorm.

De Bijenkorf

Ook De Bijenkorf heeft het hard te verduren, vooral op de hoger gelegen verdiepingen. Als ik de shop-in-the-shop van Diesel passeer, kijkt een achterover hangende verkoper verbaasd op. ‘Ik schrik me rot,’ als er iemand voorbij komt zegt hij grijnzend tegen zijn collega.

Vrijwel overal waar ik flarden van gesprekken opvang gaat het erover. “Ja, als het zó doorgaat…”, (verkoopster van Chanel op de eerste etage), “Pap, het hangt helemaal af van hoe láng het gaat duren!” (Jonge onderneemster voor haar winkel op de Denneweg tegen haar IPhone).

Lange Voorhout

Op het Lange Voorhout loop ik bij Pulchri Studio binnen waar oud-voorzitter Frans de Leef zijn visie geeft op de toestand in de wereld. ‘De maatschappij gaat nu vóór de economie,’ zegt hij als ik de dreigende noodtoestand van het bedrijfsleven benoem.

Maar het is de vraag of er een verschil is. De economie is door de eeuwen heen een abstract begrip geworden, maar in essentie gaat het om overleven en overeind blijven; dus je baan houden je huis kunnen blijven betalen. De economie ís dus de maatschappij.

Pulchri

Ook voor Pulchri breken er moeilijke tijden aan, maandag vergadert het bestuur over sluiting van de kunstenaarssociëteit, niet zo vreemd want een groot aantal leden bevindt zich qua leeftijd in de gevarenzone. Een van hen spreekt me aan, het is journalistiek oud-strijder (HC) Hans Kraaijeveld. Hij is dik in de negentig maar toont zich niet bevreesd. “Ik stond vanmorgen op en zei tegen mezelf. ‘Het zal me verdorie toch niet gebeuren dat ik hier aan onderdoor ga!’ ‘’

De Haagse Markt met duizenden bezoekers gaat gewoon door

 

Jessie laat zich er niet van weerhouden om naar de Haagse Markt te fietsen, want alleen daar de goede kaas. ‘De markt,’ zeg ik verbaasd, ‘dat is de grootste van Europa, 20.000 bezoekers per dag, dat is veel meer dan bij ADO! Je gaat me toch niet vertellen dat alles dáár gewoon doorgaat?! Een half uur later belt ze triomfantelijk terug: business as usual. Wel schat ze het aantal bezoekers op de helft van normaal. ‘Overal is het rustig, behalve bij de groente- en fruitkramen.’

Drukte bij de bij de groente- en fruitafdeling op de Haagse Markt.

De Haagse humor is gebleven. ‘Hamsteren!,’ roept een koopman.

Een verzoek om commentaar van de gemeente levert vooralsnog niets op.

 

Nu nog even wennen, straks álles dicht?

 

Jessie, mijn vrouw, en ik zijn allebei tegelijk wakker, dat gebeurt wel vaker maar meestal komt het dan niet tot een nachtelijk gesprek. Nu herkauwen we in een staat van lichte opwinding de voorgaande halve dag waarin de nieuwe corona-maatregelen van kracht zijn geworden. Beiden stellen we vast dat dit een situatie is die we nooit eerder hebben meegemaakt.

Het gevoel komt nog het dichtst bij de autoloze zondagen van 1973 en 1974 toen de crisis om olie ging. Maar dat waren slechts enkele dagen, bovendien mochten journalisten wél de weg op, ook die van de sportredactie van de Haagsche Courant waar ik in ´74 kwam te werken. Niet echt een crisis dus.

In ons nachtelijk gesprek proberen we greep te krijgen op de ontwikkelingen die zich voltrekken en waar we niets over te vertellen hebben. Machteloosheid en onzekerheid over hoe lang nog. Voor angst is geen aanleiding, vinden we. Commentatoren orakelen dat dit het voorspel is van maatregelen die veel verder zullen gaan. Nu nog even wennen en dan álles dicht?

Mijn oplichtende telefoon meldt dat de horeca in België ook op slot gaat. Geen lange lunches en diners in Brussel? Dodelijk voor de EU.

Mijn vrouw begrijpt niet waarom niet meer bekend is over een goedkoop medicijn uit de jaren dertig, dat twee weken geleden alle kranten haalde omdat het een sterk remmende invloed op het ziekteproces zou hebben. Hoopvol, maar nu hoor je er niets meer over. Fake news?

’s Morgens zie ik dat de eerste foto’s van lege schappen in Haagse supermarkten binnendruppelen. Mijn zoon, die in Amsterdam in de financiële sector werkt, is met zeshonderd collega’s naar huis gestuurd. Hij appt een plaatje waarop hij met zijn Apple-desktop (dus geen laptop!) op de fiets stapt. Het Nederlandse kantoorleven verhuist naar huis; andere tijden, net wat u zegt.

Een benauwende leegte sluipt ons leven binnen

 

Dat corona ons dagelijkse leven zal veranderen op een wijze die de meesten van ons niet hebben meegemaakt staat wel vast. Steeds meer berichten duiden erop dat het leven zoals we dat kennen langzaam uitdooft; grenzen gaan dicht, vliegtuigen blijven aan de grond en bedrijven sturen hun mensen naar huis.

Waar houdt het op? Staan we straks, net als in Italië, bij winkels voor gesloten deuren? Zal angst de overhand krijgen? Gaan behalve theatervoorstellingen en andere evenementen ook verjaarspartijtjes niet meer door? Ik weet het niet, ook voor mij zijn deze tijden van corona een nieuwe, onbekende ervaring.

Interview in Milaan

Mijn eigen dagelijks leven waarin reizen nogal eens een rol speelt, liep al veel eerder spaak en vandaag crashte opnieuw een reisdoel. Het begon, zoals bij vrijwel iedereen in Europa, twee weken geleden met Italië. In Milaan zou ik Jo Coenen, een van de architecten van het Amare-theater in de binnenstad, interviewen ter gelegenheid van een expositie over zijn werk in de technische universiteit van Milaan.

Mogelijk zou ik daar iets meer te weten zou komen over wat er allemaal is misgegaan aan het Spui. U raadt het al: de universiteit ging meteen op slot en de expositie is uitgesteld tot betere tijden.

‘Nou, dan niet’ was mijn eerste reactie, ‘ik kan me ergere dingen voorstellen’, maar sinds vanmorgen piep ik wel anders, want eigenlijk had ik vandaag op de kunstbeurs TEFAF in Maastricht moeten zijn, maar ook daar is de tent nu gesloten. Ook dat is geen ramp (althans niet voor mij, wel voor de standhouders), maar tegelijkertijd kwam het bericht binnen dat het grote Amsterdamse bedrijf waar mijn zoon werkt al zijn in Nederland werkzame personeel naar huis heeft gestuurd: uit voorzorg, besmettingen waren er nog niet, mijn dochter die een baan in Den Haag heeft houdt er rekening mee dat haar werkgever eenzelfde stap zal zetten.

Onheilspellend beeld corona

Plotseling doemt het onheilspellende beeld op van een fabriek waar het gedreun van machines plaatsmaakt voor een oorverdovende stilte. Denk aan de eerste fascinerende reportages uit Venetië en Milaan, maar dan op de schaal van een continent. Een benauwende leegte sluipt ons leven binnen, alsof de allang weer vergeten millenniumbug alsnog heeft toegeslagen.

 

 

 

 

 

 


Onze columnist Casper Postmaa schrijft, zolang corona een actueel thema is, een blog over het leven in Den Haag. Wilt u meer Haags nieuws lezen? Verkooppunten van de krant kunt u hier vinden. Kijk hier voor een (proef)abonnement. Inschrijven voor onze wekelijkse nieuwsbrief kan hier.

Standaardportret
Bekijk meer van