‘Stadsmens’ Joke Korving verder als blogster
DHC neemt afscheid van geliefde columniste
Door Herman Rosenberg
Een historisch moment, voor Den Haag Centraal. Na ruim tien jaar elke week een bijdrage te hebben geleverd, neemt Joke Korving afscheid. En daarom is zíj vandaag zelf de Stadsmens.
Ze nam het besluit zelf, maar, toegegeven, er is wel eens voorzichtig over gesproken. “Ja, dat zeg je nu wel, maar communiceren is nooit de sterkste kant geweest van de hoofdredacteuren die ik heb meegemaakt. Maar goed, ik heb altijd gezegd: ik neem zélf het besluit en dat heb ik gedaan. Ik ben nu bezig met een blog. Denk eraan dat jullie het internetadres ervan in de krant zetten!”
Zo, dat weten we dan weer. Eerst maar eens een kop koffie bij De Ooievaar, in het altijd drukke hoekje van het Atrium van het stadhuis. “Ik heb de rubriek ‘Stadsmens’ altijd met veel plezier gedaan,” zegt Joke. “Ik ben geïnteresseerd in mensen en ik vind ook iedereen wel aardig. Mijn eerste bijdrage ging over het Vietnamese restaurant Little V aan het Rabbijn Maarsenplein achter de Nieuwe Kerk. Dat is opgezet door een bootvluchteling. Het is een groot succes geworden. Voor zo’n rubriek ontmoet je veel mensen die in de schaduw blijven, die vaak net te klein zijn voor een groter verhaal. Zo heb ik geschreven over een man die een afvalzak voor evenementen had ontwikkeld die je kon dichtklikken. Die is in productie genomen door de sociale werkplaats. Een week voordat deze man overleed, had hij een vriend gevraagd mij nogmaals te bedanken voor het stukje. Hij was dat jaar in de zwarte cijfers gekomen. Dat heeft me echt geraakt.”
Scheveningen
Joke Korving werd 78 jaar geleden geboren in Scheveningen, in het Renbaankwartier. Later verhuisde ze met haar ouders naar Duindorp, ‘toen de NSB’ers eruit waren’ (die waren daar na de oorlog geïnterneerd, red.). “Ik heb er een heerlijke jeugd gehad. Lange vakanties, herinner ik me. Veel spelen op straat en in de duinen en op het strand. Lopen langs de haven, waar de visserij nog dominant was. Later ging ik op kamers in de Galvanistraat en weer later heb ik gewoond aan de Escamplaan. Een wat troosteloze laan, maar de flat was mooi. Vlak bij woonde mijn vriend Nap, een ontzettend leuke, intelligente en geestige man. Na zijn dood in 1995 ben ik in het Oude Centrum gaan wonen, niet ver van de Nieuwe Kerk. Heerlijk: alles en iedereen om me heen.”
Joke begon haar werkzame leven begin jaren zestig bij de Haagsche Courant aan de Wagenstraat. “Eerst zat ik bij de receptie. Later werd ik secretaresse van de fotoredactie en daarna fotoredactrice. Op een dag zei een collega van de redactie, Daan Sprong: ‘Waarom ga je niet schrijven?’ Ik zei dat ik dat niet kon. Maar iedereen hielp me. Het was één grote familie, toen. Dat kwam ook door de broers Sijthoff die de uitgeverij leidden. Die waren heel sociaal. Ik begon met een rubriekje over verdwenen winkels. Later ging ik samen met anderen de ‘Mensen-pagina’ doen. Let wel, dat was een landelijke pagina die elke dag verscheen. Dus reisde ik overal naartoe om interessante mensen te spreken.”
De jaren zeventig en tachtig waren volgens Korving de mooiste periode uit haar carrière. “Toen was de Haagsche Courant op zijn hoogtepunt. Het was de grootste en beste regionale krant van Nederland. De hoofdredactionele commentaren van Gommert de Kok werden gespeld op het Binnenhof. Dat was een geweldige hoofdredacteur. Hij zei tegen mij: ‘Je kunt veel meer dan die Mensen-pagina.’ ‘Nee,’ zei ik, ‘laat mij dit nu maar doen.’ Ik weet precies wat ik wel en niet kan. Je had bij de krant ook mensen met sterallures. Goed, ze schreven prachtige verhalen, maar dat moesten ze dan ook telkens horen. Ik ben altijd een werkpaard geweest. Toen de aanslag van ‘9/11’ (2001, red.) werd gepleegd, was ik net met pensioen. Heel raar voelde dat, dat ik toen niet meer bij de krant was. Daarom was het zo leuk om in 2007 bij Den Haag Centraal weer te kunnen gaan schrijven.”
Drama
Nu Joke Korving dan toch echt zelf de hoofdpersoon is van een verhaal, kan een drama uit haar leven niet onvermeld blijven. En dat vindt ze zelf ook. Joke is al sinds haar jeugd gehandicapt; ze mist haar rechteronderbeen. Lang niet iedereen weet dat, omdat ze met haar prothese goed overweg en op weg kan. “Toen ik vierenhalf was, op 30 juni 1944 om precies te zijn, ben ik onder de tram gekomen,” begint ze op bijna luchtige toon. “In de Draaistraat, een wagen van lijn 10. Wij woonden daar tijdelijk omdat Scheveningen geëvacueerd was. Mijn been was verbrijzeld. Ik ben overgebracht naar het Zuidwal Ziekenhuis. Daar heb ik tot Dolle Dinsdag (5 september 1944, red.) gelegen. Mijn ouders kwamen heel vaak, maar het was niet, zoals nu, dat je ook bij je kind kon blijven slapen. Dus ik heb me daar wel eenzaam gevoeld. Daarvoor ben ik later nog in therapie geweest. Maar mij ouders konden er niets aan doen. Dat waren de liefste mensen van de wereld.”
Maar hoe ging dat verder, als jong kind en later jonge vrouw met een prothese? “Nou, gewoon, ik liep er meteen op weg. Als kind kun je veel aan. Ik heb er wel altijd op gestaan dat het een mooie prothese was, dus niet een staak met een schoen eraan. En ik wilde op hakken kunnen lopen. Een van de prothesemakers voelde dat goed aan, die zei: ‘Je bent een mooi meisje, dus hebt recht op een mooi been.’ Ach ja, het maakt je sterk. Ik vind mensen al gauw zeurpieten.”
Wij bedanken Joke Korving voor haar langdurige inzet voor en haar betrokkenheid bij de krant,
Redactie Den Haag Centraal
Het blog van Joke Korving is te lezen via www.jokekorving.webnode.nl
Joke Korving: ‘Ik weet precies wat ik wel en niet kan.’ | Foto: Piet Gispen
Streamer:
‘Toen ik vierenhalf was, op 30 juni 1944 om precies te zijn, ben ik onder de tram gekomen’